90 VRIJDAG 20 JUNI 1947. Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Jongeleen.) veel te klein. Des middags om 5 uur staan er 32 auto's en 5 motorfietsen zo dicht opeen, dat bij een eventuele brand slechts enkele kunnen worden gered en de overige aan de vlammen moeten worden prijsgegeven. Het wordt dan ook voor het College langzamerhand buitengewoon moeilijk voor deze toestand enige verantwoordelijkheid te dragen. Met de heer Smit is spreker van mening, dat uitbreiding van het aantal sportvelden dringend nodig is. Het College staat hierbij echter voor grote moeilijkheden. Bij de her ziening van het uitbreidingsplan is volledig rekening gehouden met de plannen en verzoeken (en zelfs met nog meer) van de Sportstichting, die een zeer sober programma bij het College heeft ingediend. Ook is spreker met de heer Smit van oordeel, dat een sportpark met een accomodatie voor 10.000 bezoekers het minste is, waarmede een stad als Leiden eigenlijk kan volstaan. De heer Schüller heeft het schriftelijke antwoord van het College op de vraag omtrent het vervoer van materialen in eigen beheer (blz. 8) onjuist genoemd, maar spreker meent het te moeten betwijfelen, of het inderdaad onjuist is. De heer Schüller heeft immers bij zijn toelichting als zijn bedoeling aangegeven, dat de gemeente zou beginnen met een aantal wagens in eigen beheer materialen te laten ver voeren en dus niet het vervoer volledig in eigen beheer zou nemen. Wanneer de gemeente het vervoer in eigen beheer neemt, zal de dienst van Gemeentewerken op bepaalde ogenblikken (bij sneeuwval en zandstrooien) over minder wagens beschikken dan nodig zijn. Onder verwijzing naar de argumenten, welke het College in het schriftelijke ant woord heeft aangevoerd, verklaart spreker, dat deze zaak nader onderzocht zal worden, waarbij hij niet kan toezeggen, dat dit onderzoek vóór 1948 zal plaats hebben. Over de toepassing van artikel 42 van het Ambtenaren reglement is in de Commissie van Fabricage uitvoerig van gedachten gewisseld. Spreker kan het standpunt van de Directie der Gemeentewerken in deze volkomen begrijpen. De heer Schüller kan weten, hoe de regeling vóór 1940 is ontstaan. De Directeur van de Reinigingsdienst beroept zich op het feit, dat men nooit kan wegredeneren, dat het personeel op sommige tijden, b.v. bij sneeuwval, niet alleen in de avond uren, maar ook op andere delen van de dag overuren moet maken. Men kan wel als eis stellen, dat overuren worden ingehaald, maar dan moet men ook overgaan tot het aanstellen van meer personeel bij de Reinigingsdienst. Spreker kan de heer Wilmer verzekeren, dat het College er naar streeft de stadsverfraaiïng zoveel mogelijk te be vorderen. De restauratie van de molen De Valk en datgene, wat op het ogenblik is gedaan aan de verbetering van straten en plantsoenen geeft reden tot optimisme op dit punt. Bij de bevrijding waren 100.000 straatklinkers verdwenen de schade is nu hersteld. Bovendien waren 80.000 trottoir tegels weg. Sportieve inwoners hebben de tegels uit hun tuintje gelicht en ter beschikking van de gemeente gesteld. Ook Was 45 km straatbeplanting verdwenen. Na de bevrijding tot het voorjaar van 1947 zijn in de plantsoenen en langs de straten aangeplant 4.840 laanbomen; 209 straten, wegen, singels en pleinen zijn met bomen beplant. Voor plantsoen- beplanting en -aanleg zijn gebruikt: aan bloem- en sier heesters 8.700 stuks, aan haagliguster 14.000 stuks 3 km), aan perkrozen 6.500 stuks, aan bosplantsoen 2.600 stuks, aan vaste planten 14.900 stuks en aan graszoden 308.500 stuks. Geheel vernieuwd is aan oppervlakte 35.000 m2, terwijl gedeeltelijk vernieuwd is 47.000 m2. Uit deze cijfers blijkt, dat de afdeling Plantsoenen met betrekking tot de zorg voor een behoorlijk aanzien van de stad voldoende diligent is. Spreker zal niet ingaan op het juridisch betoog van de heer Woudstra over de annexatieplannen. Wanneer spreker meent, dat de gemeente met deze plannen ernst moet maken, is het, omdat zij in de eerstkomende 10 jaar grote behoefte heeft aan grond voor de woningbouw en de vestiging van industrieën en nuttigheidsbedrijven. Ook om andere redenen is het nuttig en nodig, dat Leiden zijn grenzen verruimt. Het provinciale bestuur deelt dit standpunt. De plannen, die op dit punt reeds waren vastgesteld, zijn bij de brand van de Provinciale Griffie verloren gegaanwas dit niet geschied, dan zouden reeds voorstellen tot annexatie zijn ingediend. Komende tot de beantwoording van de opmerkingen van de heer Knol over de grond, welke aan de Gereformeerde Schoolvereniging aan de van den Brandelerkade was toe gewezen, zegt spreker, dat men bij het bezien van deze zaak tot geen ander standpunt kan komen dan dat, hetwelk het College heeft ingenomen. De Raad heeft in zijn vergadering van 22 December 1939 besloten aan de Gereformeerde Schoolvereniging: Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Jongeleen) a. de medewerking als bedoeld bij artikel 72 der Lager - Onderwijswet 1920 te verlenen voor de bouw en inrichting van een school voor gewoon lager onderwijs met 7 lokalen aan de van den Brandelerkade; b. op de voet van artikel 80, 3e lid, der Lager-Onderwijswet 1920 voor de bouw van de sub a genoemde school in eigendom over te dragen een terrein groot 1.840 m2 aan de van den Brandelerkade. A en b behoren onafscheidelijk bij elkaar. Toen op grond van het Besluit stopzetting schoolbouw de bouw van de school niet doorging, verviel daardoor dus automatisch de overdracht van de grond in eigendom aan de Gereformeerde Schoolvereniging; voor die overdracht bestond immers geen reden meer. Enige besluiten, door de bezetter in de oorlogsjaren ge nomen, zijn door de Regering onmiddellijk na de bevrijding ongeldig verklaardde Regering heeft het Besluit stopzetting schoolbouw daarbij nadrukkelijk uitgezonderd. Het College heeft in zijn vergadering van 10 Januari 1946 beslist op het verzoek van de Gereformeerde Schoolvereniging om herstel van rechten op de grond aan de van den Brandeler kade bestemd voor schoolbouw. In een afschrift van zijn besluit heeft het toen aan het bestuur der vereniging mede gedeeld, ,,dat het tegenwoordige College van Burgemeester en Wethouders van mening is, dat het toenmalig College, waar van Mr R. N. de Ruyter van Steveninck geen deel uitmaakte, terecht heeft beslist, dat ingevolge het Besluit stopzetting schoolbouw zowel het Raadsbesluit tot het verlenen van de medewerking, als bedoeld bij artikel 72 der Lager-Onderwijs wet 1920 voor de bouw van een school, als het besluit op grond van artikel 80, 3e lid, dier wet, tot het verschaffen van de voor die bouw benodigde grond, op 20 November 1940 is vervallen en dat dus zowel voor de schoolbouw als voor de daarmede verband houdende grondoverdracht een nieuw raadsbesluit is vereist." Het bestuur der vereniging heeft op dit schrijven niet gereageerd; het College meent dan ook, dat zijn standpunt in overeenstemming met de mening van het bestuur der vereniging is. Dit wil niet zeggen, dat, indien het bestuur opnieuw een verzoek indient, het College er afwijzend tegen over zal staan. Wel moet het College ten aanzien van dezelfde grond aan de van den Brandelerkade een voorbehoud maken. Nu met betrekking tot de bouw van een gecombineerde overdekte en open zweminrichting een motie is ingediend (No. 1), gelooft spreker, dat het beter is, thans niet in te gaan op de opmerkingen, dienaangaande door de heer Key gemaakt. Spreker hoopt binnenkort een nota te doen samenstellen, waarin is aangegeven, hoe de ministeriële circulaire inzake de kleine onderhoudskosten in andere gemeenten wordt toegepast. Deze zaak is nog in onderzoek. Spreker komt op tegen de bewering van de heer A. van Dijk, dat het gemeentebestuur verantwoordelijk is voor de gang van zaken, waardoor de panden Vismarkt No. 6 en Maarsman- steeg No. 12 nog niet zijn hersteld. De beide eigenaren hebben bij de onderhandelingen met de gemeente het herstel van hun panden gekozen, maar in de met hen gesloten overeen komst is bepaald, dat het herstel zal plaats vinden bij normale voorziening van bouwmaterialen. Zolang er distributie van bouwmaterialen is, kan de gemeente niet tot het herstel overgaan. Een van de leden heeft gezegd, dat het College ten aanzien van de woningbouw dag èn nacht diligent moet zijn, maar spreker zou, indien hij het gebouw daardoor niet al te zeer beschadigde, boven de ingang van de kamer van het College een bordje willen vastnagelen, waarop staat: „Gij, die hier binnentreedt, laat alle hoop op de verwezenlijking van de achturige werkdag varen!" De arbeidsdag van het College is lang genoeg en het is op verschillende punten voldoende diligent. Er is wel reden voor optimisme, maar men bedenke, dat voor het herstel van datgene, wat de Duitsers in vijf jaar hebben vernield, veel langer tijd nodig is dan het ene jaar, dat dit College nu aan het bewind is. Spreker onderschrijft de opmerking van de heer Knuttel, dat het niet gaat om mooie woorden en in de toekomst zal moeten blijken, of de vier grote partijen in de Raad bereid zijn mede te werken aan de plannen tot opbouw en tot voor ziening in de grote woningnood. Het gaat er om, dat niet een deel van de Leidse bevolking het slachtoffer van de na-oorlogse toestanden zal worden. Zolang niet iedere inwoner van Leiden over een eigen woning beschikt, zal men met het probleem van het woningtekort hebben te maken. Verschillende leden hebben gezegd, dat zij de kracht voor hun arbeid putten uit hun geloofsovertuiging en een lid heeft Burgemeester en Wethouders bij het verrichten van hun

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 10