DONDERDAG 19 JUNI 1947. 79 Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (Riemens e.a.) tot oprichting van een dergelijke school te geraken. Hieruit zou men kunnen concluderen, dat aan deze bemoeiing een einde gekomen is. Een jaar geleden hebben de Wethouder van Onderwijs en verscheidene land- en tuinbouworganisaties in de omgeving van Leiden het plan opgevat tot stichting van een lagere land- en tuinbouwschool in Leiden; de Wet houder van Onderwijs heeft toen het initiatief genomen om de plannen, die bij de land- en tuinbouworganisaties be stonden, samen te koppelen; niet alle organisaties wilden hetzelfde, maar dank zij de bemiddeling van de Wethouder van Onderwijs is men gekomen tot één plan, n.l. het richten van een verzoek aan de Regering tot stichting van een Rijks lagere land- en tuinbouwschool. De Regering was van plan enige scholen in het Westen van het land te stichten, maar tot nu toe is dit initiatief nog niet met succes bekroond. Door het College worden pogingen in deze richting gedaan, maar het blijft een grote vraag, of het succes zal hebben. Kan de Wethouder nog nadere mededelingen hieromtrent doen? Mochten de plannen tot stichting van een Rijks lagere land- en tuinbouwschool niet met succes worden bekroond, dan zou het overweging verdienen, voor Leiden en omgeving een gemeentelijke school op dit gebied te stichten; de kosten daarvan zullen toch door het Rijk ge dragen worden, en dan zou de gemeente er toch in slagen een dergelijke school, die voor de jeugd die pas van de lagere school komt, van zeer grote betekenis is, te stichten. De heer A. van Dijk dacht onwillekeurig aan het spreek woord „wie met pek omgaat, wordt er mee besmet" bij het lezen van het schrijven d.d. 24 Mei van de Afdeling Financiën, betreffende de wijze van behandeling van de begroting 1947. Het moest in een zeer snel tempo gaan, maar om met succes aan de behandeling deel te nemen was een nadere bestudering van de stukken wel gewenst. Het zal de meeste Raadsleden wel onmogelijk zijn geweest het verlangde tempo te volgen en de Raad is nu dus min of meer bijeen in een stijl a la Hitier in de Krolopera te Berlijn. Hiermede wil spreker noch het College, noch Gedeputeerde Staten er van betichten fascistisch of nationaal-socialistisch te zijn geworden, maar wil hij wel het College er op wijzen, dat het heel erg van de gebruikelijke wijze van behandeling is afgeweken en het zich bij de be handeling van de volgende begroting met meer scherpte tegen een dergelijke methode van Gedeputeerde Staten zal dienen te verzetten. Spreker gelooft niet, dat de Raad dit een tweede maal zal accepteren; de Raadsleden althans spreker zijn geen ja-broers. Nu de Raad na 1939 voor de eerste maal een begroting te behandelen krijgt, kan men de balans opmaken van wat een oorlog en een bezetting van vijf jaar door een over weldiger, zo wreed, zo laag, zo intens gemeen als de wereld nooit heeft gekend, hebben achtergelaten. Zij lieten achter een zedelijk verworden en corrupte massa, een gilde van money-makers, wier devies is „wat kan het mij schelen, hoe ik er aan kom", een jeugd, die een kleine, dappere kern buiten beschouwing gelaten alle idealen mist om zich voor de goede zaak in te zetten. Het zal mede een taak van Gemeentebegroting Algemene beschouwingen. (A. van Dijk.) de Raad zijn, met kracht aan de zo noodzakelijke geestelijke en stoffelijke opbouw mede te werken; bij die taak zal hij steeds het gebod van Christus „bemint uw naasten als u zeiven" indachtig dienen te zijn. De nadere bestudering van de stukken versterkte spreker in zijn idee, dat de begroting en de Memorie van Antwoord niet geheel vrij van nazi-insluipsels zijn. Immers op de door spreker ingediende vraag, waarom Burgemeester en Wet houders op de begroting geen post voor subsidie aan Bij zondere Hogere Burgerscholen hebben uitgetrokken, luidt het antwoord, dat deze geen subsidie hebben aangevraagd. Is het het College niet bekend, dat deze scholen geen subsidie kunnen aanvragen, indien het eindcijfer van de vorige begroting nog niet is vastgesteld? Spreker vraagt tevens, of het College niet met hem van mening is, dat al de door burgemeester de Ruyter van Steveninck ingevoerde nationaal- socialistische bepalingen en verordeningen ten spoedigste behoren te worden ongedaan gemaakt en aan de gedupeerden volledig recht behoort te worden gedaan. Zuiver zakelijk beschouwd is deze begroting een teleur stelling. Ook de antwoorden op de ingediende vragen is weinig bemoedigendspreker ziet daarin eerder een verschuiven van de moeilijkheden, dan een werkelijke poging om ze op te lossen. Een kleine politiemacht, die bij overtredingen wat strenger kan en mag optreden, kan even goed en zelfs beter werk doen dan een grote, die als toeziende voogd optreedt. Instand houding van de dure, automatische verkeerssignaleninstallatie op het kruispunt Breestraat/Rapenburg, waar practisch altijd een agent staat, acht spreker een overbodige luxe. Dat de gemeente met de restauratie van de beschadigde panden rond het Stadhuis eerst wil aanvangen, wanneer een normale wijze van bebouwing mogelijk wordt, acht spreker eerder een uitvlucht, die een andere bedoeling verraadt dan een reële poging om de gedupeerde eigenaren tegemoet te komen. Nu zit de gemeente met haar ambtenaren in een prachtig Stadhuis, maar de gedupeerden kijken al tien jaren lang naar hun bouwvallige huizen, waaraan niets meer gedaan wordt. Met aandrang verzoekt spreker het College dan ook aan deze mede door de gemeente zelf geschapen toestand, zo spoedig mogelijk een einde te maken. Naar aanleiding van het antwoord van het College, dat het in verband met ministeriële besluiten terzake niet mogelijk is tot de bouw van semi-permanente woningen of nood woningen over te gaan, vraagt spreker of dan in verband met de ontstellend grote en nog steeds stijgende woningnood in Leiden nog nadere stappen van het College te verwachten zijn om deze bouw wèl of op andere wijze mogelijk te maken. Bij alle tekorten, die er bestaan, is er geen dat zo funest voor de samenleving is als het woningtekort. De belang rijkste taak van het gemeentebestuur zal dus zijn hierin zo spoedig mogelijk verbetering te brengen. Moge door het overleg van het College met de op dit punt bevoegde instanties dit woningtekort tot een minimum worden beperkt. De Voorzitter schorst de vergadering tot Vrijdag 20 Juni 1947, te veertien uren. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 21