MAANDAG 2 JUNI 1947. 53 Vaststellen verordening, regelende de benoeming van de (Piena e.a.) hoofden der takken van dienst. van een aanbeveling van één persoon voor een fait accompli komt te staan en geen vrije keuze heeft. Spreker stelt daarom een wijziging van het artikel voor. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement van de heer Piena, luidende: „Ondergetekende stelt voor achter de eerste alinea van artikel 1 toe te voegen „na voor afgaande openbare oproeping" en in de tweede alinea te lezen in plaats van „zo mogelijk" „ten minste"." De heer Knuttel geeft de heer Piena in overweging, in zijn amendement de woorden „zo mogelijk" te handhaven. Het is zeer goed mogelijk, dat er voor belangrijke functies slechts één geschikte candidaat is, die voor benoeming in aanmerking komt, dat er misschien zelfs in het geheel maar één sollicitant is, vooral in een tijd als deze, nu er groot gebrek aan arbeidskrachten heerst. Indien nu de eis van een voordracht van tenminste twee personen gehandhaafd blijft, zou zo'n voordracht zelfs onwettig zijn. Dat bezwaar moet dus ondervangen worden. Spreker gevoelt ook wel voor de eis van een voordracht van tenminste twee personen, maar de mogelijkheid moet worden open gelaten, om daarvan af te wijken, n.l. door handhaving van de woorden „zo mogelijk". De heer D. J. van Dijk zegt, dat het amendement-Piena uitsluitend ten doel heeft de Raad althans het recht tot benoeming van de hoofden van dienst te verzekeren. Nu is de toestand toch deze, dat men op het ogenblik rekening moet hoixden met een tekort aan sollicitanten naar eventueel vacerende betrekkingen van hoofden van takken van dienst en van directeuren. Het gaat hier niet om de technische quaesties het kan wel eens voorkomen, dat op andere wijze een regeling te treffen is, maar het moet niet zo zijn, dat men met gebruik making van dit „zo mogelijk" een directeur kan benoemen zonder als het ware een voordracht in te dienen. Spreker wijst er op, dat in de vergadering van de Tijdelijke Gemeenteraad van 21 Januari 1946 de heer Zijerveld is benoemd tot Directeur van de Gemeentelijke Geneeskundige- en Gezondheidsdienst op een voordracht van één persoon, met de mededeling er bij, dat het niet mogelijk was, op korte termijn, meer personen hiervoor te interesseren. Achteraf is gebleken, dat dit geen steek hield. Om dergeüjke dingen in de toekomst te ver mijden, acht spreker het nodig, de woorden „zo mogelijk" té doen vervallen. De heer Vos meent, dat men goed moet onderscheiden de begrippen „voordracht" en „aanbeveling". In het tweede lid van art. 1 staat: een aanbeveling van zo mogelijk twee personen. De Raad kan dus buiten die aanbeveling gaan. In dit verband acht spreker het amendement-Piena niet zo dringend nodig; de Raad kan die aanbeveling terzijde leggen en iemand anders benoemen. De redactie van het tweede lid in het amendement-Piena zou spreker echter iets duidelijker wensen. De heer Knetscli zegt, dat de door de heer Piena op het eerste lid van art. 1 voorgestelde wijziging, n.l. die betreffende de wijze van oproepen van sollicitanten, verkeerd geplaatst is deze behoort bij het tweede lid thuis. De gedachtengang is dan deze: voor elke benoeming worden sollicitanten op geroepen en daarna dienen Burgemeester en Wethouders, na raadpleging van de commissie van bijstand, een aan beveling in. De heer Woudstra is het geheel met de heren Vos en Knetsch eens. De formele quaestie, door wie opgeroepen moet worden, kan beter in het tweede lid geregeld worden. Voorts vraagt spreker of het niet beter is aan het woord „oproeping" toe te voegen de woorden „in couranten", teneinde een oproeping op andere wijze uit te sluiten? De heer Menken zegt, dat het College „zo mogelijk" in het artikel heeft opgenomen, omdat het College of een commissie niet alleen in de huidige, maar ook in andere omstandigheden tot de erkenning kan komen, dat slechts één bepaalde candidaat voor een benoeming in aanmerking komt en het College of die commissie dan op de aanbeveling geen persoon wil plaatsen, omtrent wie het nooit de be doeling is geweest, tot een benoeming over te gaan. In het algemeen zal het College een aanbeveling van twee personen indienen. Over de vraag, of aan de eerste alinea van het artikel dient te worden toegevoegd „na voorafgaande openbare Vaststellen verordening, regelende de benoeming van de (Menken e.a.) hoofden der takken van dienst. oproeping" of een nog duidelijker formule, kan even worden gedokterd. Het College is van oordeel, dat kan worden volstaan met de volgende redactie van de tweede alinea: „Voor elke benoeming dienen Burgemeester en Wethouders, na raadpleging van de commissie van bijstand, indien deze voor de desbetreffende tak van dienst bestaat, een aan beveling van twee personen in, behoudens dat in bijzondere gevallen met de indiening van een aanbeveling van één persoon kan worden volstaan." Ben openbare oproeping had bijna altijd plaats, ook wanneer door het College één candidaat werd genoemd. De Voorzitter heeft als Burgemeester ervaren, dat met het pertinente voorschrift van het indienen van een aan beveling of voordracht van twee personen moeilijkheden kunnen ontstaan in die gevallen, waarin er geen tweede geschikte candidaat is. Spreker heeft reeds twee keer mede gemaakt, dat iemand als nummer 2 op de voordracht werd geplaatst, die men eigenlijk niet wilde benoemen, waarom men achter de schermen aan de Raadsleden moest verzoeken, die sollicitant niet te benoemen, omdat hij ongeschikt was. Dit is ongewenst. Het moet in die gevallen voor het College mogelijk zijn te verklaren, dat het er niet in is geslaagd een tweede geschikte persoon te vinden, waarom het slechts één candidaat heeft genoemd. De Raad behoort te weten, dat het College ten volle instaat voor iemand, die het op de voordracht of de aanbeveling plaatst. De heer Piena onderschrijft de laatste opmerking van de Voorzitter, maar denkt juist aan het gevaar, dat bestaat, wanneer het niet in de verordening is vastgelegd. Na de benoeming van de Directeur van de Gemeentelijke Genees kundige- en Gezondheidsdienst is gebleken, dat het toen wel mogelijk was geweest, een tweede candidaat op de voordracht te plaatsen en dat geen oproeping had plaats gehad. Zo iets wenst spreker te voorkomen. De Voorzitter merkt op, dat de oproeping een zaak is, die er even los van staat. De heer Goslings acht het zeer gewenst de eis van open bare oproeping te handhaven, wil ieder de gelegenheid krijgen om vrij te solliciteren naar een dergelijke betrekking. Dan komt er een grote lijst van sollicitanten en dan heeft de Raad de gelegenheid de sollicitanten te beoordelen naar de stukken. Wanneer echter niet zeker is, dat er een openbare oproeping verschijnt, bestaat de mogelijkheid, dat eventuele sollicitanten niet de gelegenheid en de kans krijgen naar voren te treden. En de Raad krijgt in dat geval niet de moge lijkheid in het belang der gemeente uit de in den lande beschikbare personen, diegene te kiezen met de grootste capaciteiten. De heer Woudstra geeft na de woorden van de heren Piena en Goslings de Wethouder in overweging, de door deze voorgestelde toevoeging: behoudens dat in bijzondere gevallen met indiening van een aanbeveling van één persoon kan worden volstaan, terug te nemen. De Wethouder zal anders genoopt kunnen worden aan te tonen, dat het een bijzonder geval is. Dit kan tot allerlei discussies en moeilijk heden aanleiding geven. In dit verband acht spreker de oude redactie veel beter. Spreker verzoekt nog een nadere formulering van de quaestie van de openbare oproeping. De heer D. J. van Dijk zegt, dat deze wijziging gemakkelijk aan te brengen is. Het tweede lid zou dan aldus moeten luiden „Voor elke benoeming dienen Burgemeester en Wethouders na voorafgaande openbare oproeping van gegadigden en na raadpleging van de commissie van bijstand, indien deze voor de desbetreffende tak van dienst bestaat, een aan beveling van zo mogelijk twee personen in." De Voorzitter zegt, dat daartegen niet het minste bezwaar is. Kan ook de heer Piena zich daarmede verenigen? Zo ja, dan neemt het College van Burgemeester en Wethouders deze tekst over. Het gewijzigd artikel 1, thans luidende: „De hoofden der gemeentelijke takken van dienst worden benoemd door de Raad. Voor elke benoeming dienen Burgemeester en Wethouders na voorafgaande openbare oproeping van gegadigden en na raadpleging van de commissie van bijstand, indien deze

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 5