52 MAANDAG 2 JUNI 1947. Verlengen van de termijn van ontruiming van onbewoonbaar (Mevrouw Braggaar e.a.) verklaarde woningen; e.a. maar verzoekt om, wanneer verbeteringen nodig zijn, deze in elk geval toch te doen aanbrengen, al zijn deze woningen ook onbewoonbaar verklaard; anders zouden deze woningen gevaarlijk zijn voor de gezondheid van de bewoners. Spreek ster begrijpt dat aan deze woningen niet te veel ten koste kan worden gelegd, maar hetgeen dringend nodig is, zal tenslotte toch moeten worden gedaan. De heer Jongeleen zegt, dat niet alleen de meest dringende reparaties aan deze woningen geschieden, maar dat deze woningen, hoewel ze volledig afgekeurd zijn, toch beschouwd worden als woningen, die bewoond moeten worden. Wanneer reparaties nodig zijn, worden deze van gemeentewege aan gebracht. Dit geldt echter niet ten aanzien van de schade, veroorzaakt door het opstoken van een gedeelte van de huizen in de afgelopen winter. Met twee van de bewoners heeft de gemeente een overeenkomst gesloten, dat deze weer houten vloeren zouden aanbrengen, zodat de woningen weer bewoonbaar worden. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XIV. Voorstel tot het instellen van een rechtsvordering tegen P. Siers, te 's-Gravenhage, tot betaling van voor de Stadsgehoorzaal verschuldigde huur. (101) De heer Riedel zegt, dat het College in de winter 1945/1946 met het oog op de vele aanvragen heeft besloten, vrij scherp te controleren, aan wie de zaal werd verhuurd. Het kan daarom enige verwondering wekken, dat de zaal vier maal is verhuurd aan Siers. Spreker vraagt, of dit aantal niet iets gereduceerd had kunnen worden. Vervolgens waarschuwt spreker er voor, geen rechts vordering in te stellen, indien men niet zeker weet, dat het bedrag van 226.op Siers kan worden verhaald, daar men anders vergeefs kosten maakt en goed geld naar kwaad geld gooit. De heer Knuttel vraagt, of het niet mogelijk is in die gevallen, waarin men geen voldoende gegevens omtrent de soliditeit van de aanvrager heeft, een waarborgsom te eisen. Het is beter een waarborgsom te laten storten dan een rechtsvordering in te stellen. De heer Jongeleen erkent, dat het College met het oog op de omstandigheid, dat verschillende organisaties o.a. op cultureel gebied bij het huren van de Stadsgehoorzaal niet aan bod kwamen door het grote aantal aanvragen voor het houden van dansavonden, heeft besloten het aantal keren, dat de zaal aan dezelfde aanvrager werd verhuurd, te be perken. De animo om te dansen is verminderd en daarom is men er toe overgegaan de zaal voor vier avonden aan Siers te verhuren. De vraag, of het met het oog op de eventuele onmogelijk heid om het bedrag op Siers te verhalen wel zin heeft, een rechtsvordering in te stellen, dient naar sprekers mening niet te worden gedaan. De rechtsvordering moet naar het oordeel van het College worden ingesteld om voor eventuele conse quenties gedekt te zijn. Uit de overgelegde stukken blijkt, dat het College een zeer tegemoetkomende houding tegenover Siers heeft aangenomen. Op de vraag van de heer Knuttel antwoordt spreker, dat het College het nemen van maatregelen in de door hem bedoelde zin overweegt. Het College zal deze maatregelen aan de Raad mededelen, zodra zij vaste vorm hebben ge kregen. De heer RiedelVooruitbetaling van de huur. De heer Jongeleen Bij voorbeeld! Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XV. Voorstel tot het bij verlenging verhuren van een perceel grond aan de Morschweg aan mevrouw E. Hoogcveen- Aardoom, te Oegstgeest. (102) XVI. Voorstel inzake het aangaan van kasgeldleningen gedurende het derde kwartaal 1947. (103) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XV en XVI besloten. Vaststellen verordening, regelende (de benoeming van de (A. van Dijk e.a.) hoofden der takken van dienst. XVII. Voorstel tot het vaststellen van een verordening, regelende de benoeming van de hoofden der gemeentelijke takken van dienst. (104) De heer A. van Dijk zegt, dat dit voorstel veel bevat, waaraan hij zijn goedkeuring kan hechten, doch dat hij over enkele andere punten gaarne nadere inlichtingen van het College zou ontvangen. Spreker kan volkomen begrijpen, dat ten aanzien van de benoeming van de hoofden van de verschillende takken van dienst één lijn moet worden getrokken, maar hij is het niet eens met de gedachte om in het vervolg ten aanzien van de lagere ambtenaren en werklieden, vooral bij de bestaande takken van dienst, die tot nu toe gewoonlijk benoemd werden op grond van een advies of een voordracht van de betrokken Dienstcommissies, eenzelfde methode te volgen. Spreker vraagt daarom: zijn er nog andere dan de in de toelichting op dit voorstel genoemde redenen, n.l. vereenvoudiging en het volgen van één bepaalde lijn, die het College aanleiding hebben gegeven met dit voorstel te komen? En: indien zich tussen de tegenwoordige hoofden van dienst en de verschillende commissies geen moeilijk heden hebben voorgedaan, welke ernstige reden heeft men dan om van de tot nu toe gevolgde methode af te wijken? De heer Menken antwoordt de heer A. van Dijk namens het College, dat de bedoeling van dit voorstel inderdaad is om tot vereenvoudiging te komen. Het is niet de bedoeling in dezen de commissies totaal uit te schakelen. De wijze van benoeming van lagere functionarissen, zoals die tegen woordig is, benoeming door de betrokken Dienstcommissie, of op advies van de Commissie, dan wel benoeming door Burgemeester en Wethouders, of door de Directeur zelf, blijft gehandhaafd. De heer A. van Dijk heeft dit niet uit het Ingekomen Stuk kunnen lezen. De heer Menken Het tegendeel ook niet. De heer A. van Dijk zegt, dat dit wel uit de verordening volgtimmers, voorgesteld wordt de daarop betrekking hebbende artikelen van de verordeningen op de Licht fabrieken, op de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst en op de Gestichten „Endegeest", „Rhijngeest" en „Voorgeest" in te trekken. De heer Menken ontkent dit; ingetrokken worden alleen de artikelen, die betrekking hebben op de wijze van be noeming van de hoofden der takken van dienst. De regeling van de benoeming van het lagere personeel, gedeeltelijk door het College, gedeeltelijk door de betrokken directeuren, blijft gehandhaafd; het tegendeel daarvan is bewezen noch bedoeld. De heer Lomhert zegt, dat het antwoord van de Wethouder hem enigszins te denken geeft. In de Commissie van Fabricage heeft spreker de indruk gekregen, dat het de bedoeling van de Directeur van de Gemeente-Reinigings en Ontsmettingdienst was, de benoeming van een opzichter in het vervolg niet meer aan het oordeel van de Commissie te onderwerpen, en de Com missie daarover geen advies meer te vragen. Aangezien de Commissie van oordeel was, dat de benoeming niet geschiedde overeenkomstig de verordening, is deze zaak in de Commissie besproken. Spreker meende uit een opmerking van het betrokken diensthoofd te moeten afleiden, dat het de laatste keer zou zijn, dat een dergelijke vraag in de Commissie werd gesteld, maar maakt nu met zeer veel genoegen uit het antwoord van de Wethouder op, dat zulks niet het geval is. De heer Menken verklaart, dat, wanneer het College voorstellen ontvangt, die het zo belangrijk acht (dit zal bij talrijke voorstellen het geval zijn), dat het de Commissie daaromtrent wenst te horen, deze voorstellen naar de Com missie zullen worden gezonden, doch alleen om advies, aangezien niet de Commissie, maar het College benoemt. Beraadslaging over artikel 1. De heer Piena acht het gewenst aan de eerste alinea toe te voegen: „na voorafgaande openbare oproeping", om te voorkomen, dat een aanbeveling wordt ingediend, zonder dat een openbare oproeping heeft plaats gehad. Voorts wenst spreker in de tweede zin in plaats van „zo mogelijk twee personen" te lezen „ten minste twee personen". Hiermede wordt voorkomen, dat de Raad door de indiening

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 4