MAANDAG 2 JUNI 1947. 51 Beschikbaarstellen gelden voor het in bewoonbare staat (Mevrouw Braggaar e.a.) brengen van de Caeeiliabarakken. Mevrouw Braggaar uit haar ontstemming over het feit, dat men de hierbij betrokken gezinnen asociaal of sociaal zwak heeft genoemd, hetgeen spreekster uit opvoedkundige overwegingen afkeurt; het is ook niet juist, al zijn er enkele gezinnen onder, waarop men deze qualificatie zou kunnen toepassen. Dat sommige van deze gezinnen het houtwerk van hun vroegere woning hebben verbrand, is op zich zelf verkeerd, al gebeurde het ook in de hongerwinter, toen een aller- nijpendst gebrek aan brandstof heerste, maar wanneer men hen daarom asociaal zou noemen, zou men een groot gedeelte van de bevolking van Leiden en andere plaatsen zo moeten noemen. Bij het bezoek, dat spreekster aan bijna alle gezinnen heeft gebracht, kreeg zij de indruk, dat sommige van goede voor nemens waren vervuld, getuige de verbeteringen, welke zij in hun verblijf hadden aangebracht en welke men niet van asociale mensen kan verwachten. Uit de gesprekken met de bewoners is het spreekster bekend, dat zij door deze benaming pijnlijk zijn getroffen; zij weet echter stellig, dat het niet in de bedoeling van het College heeft gelegen, deze mensen onaangenaam te zijn. Spreekster zou het op prijs stellen, indien een sociale werker of werkster werd aangesteld, die de betrokkenen, die in ver van normale omstandigheden leven, met raad en daad kan bijstaan. Wat de barakken zelf betreft, is de stookgelegenheid niet in orde: de schoorsteen trekt niet voldoende en in de pijp is een lek, waardoor roetwater druipt, dat de kleren van degenen, die door de gang lopen, bederft. Spreekster heeft zelf geconstateerd, dat de W.C.'s verbeterd dienen te worden. Ook heeft spreekster bezwaar tegen de getraliede vensters, tengevolge waarvan slechts zeer spaarzaam licht in de huis kamer kan doordringen. Door wegneming van die tralies zou er ook meer licht in de kamer komen en zouden ook de ramen aan de buitenzijde beter gereinigd kunnen worden. In één klein vertrek slapen drie kinderen waar wel deuren, doch geen ramen zijn; met geringe kosten zou daarin ver betering gebracht kunnen worden; wanneer de toestand blijft zoals hij nu is, zullen er zeker ongelukken gebeuren. Spreekster zou alles, wat het College ter verbetering van deze huizen doet, op prijs stellenhet beste zou zijn, voor deze gezinnen zo spoedig mogelijk een eigen woning te be stemmen, zodat zij het gewone gezinsleven zouden kunnen hervatten. De heer Jongeleen geeft de heer Frohwein toe, dat het thans de tweede keer is, dat de Baad zijn goedkeuring moet hechten aan een werk, dat reeds uitgevoerd is. Toen spreker de Directeur der Gemeentewerken opdracht gaf, deze zaak direct in orde te maken, was spreker zich wel bewust, dat hij op dit punt buiten zijn boekje ging en dat hij daarover eerst overleg moest plegen. Daarvoor bestonden echter zeer zwaarwichtige motieven en wanneer spreker op dit ogenblik voor hetzelfde geval stond, zou hij precies hetzelfde weer doen; wanneer de heer Frohwein sprekers toelichting had afgewacht, zou hij dat hebben kunnen begrijpen. Bij een bezoek aan dit gebouw in December 1946 vond spreker daar zo'n zwijnenstal en zo'n ergerlijke toestand, dat hij het niet verantwoord achtte die toestand langer te laten voort bestaan; die was in strijd met elk sociaal gevoel en met elke moraal. Er woonden daar drie gezinnen; deze hadden enkele oude schoolkasten in het midden van de zaal gezet en met de overige, benevens met enkele oude zakken een afscheiding gemaakt. Het ene gezin had twee afzonderlijke ruimten gemaakt, een voor overdag en daarnaast een hokje, waarin man, vrouw en kinderen 's nachts sliepen. Het was een dermate ergerlijke toestand, dat spreker de Directeur der Gemeentewerken verzocht heeft ten spoedigste in te grijpen, en die toestand te verbeteren. Daarna heeft spreker deze zaak in het College gebracht en Burgemeester en Wet houders, gehoord de daarover uitgebrachte rapporten, konden niet anders doen dan hun goedkeuring daaraan hechten, in verband met de zeer slechte toestand daar. Spreker neemt dit volledig voor zijn rekening, omdat het een schrijnende toestand was. De dekking van de kinderen verkeerde bij de felle koude in een erbarmelijke toestand. Kennende de bezwaren, welke in de Leidse Raad vóór 1940 bestonden met betrekking tot het beruchte „mensenpakhuis", meende spreker, dat een dergelijke toestand in de academie stad niet langer kon worden geduld, waarom hij spoedshalve de opdracht heeft gegeven. Hij is er voor zich zelf van over tuigd, dat hij daarmede, ook al heeft hij een ogenblik de rechten van de Baad genegeerd, ten volle zijn plicht heeft gedaan. Naar het lek in de kachelpijp zal spreker een onderzoek Beschikbaarstellen gelden voor het in bewoonbare staat (Jongeleen e.a.) brengen van de Caeeiliabarakken e.a. doen instellen. Met betrekking tot de W.C.'s merkt spreker op, dat de bewoners er geen blijk van geven ten volle te willen medewerken. Herhaalde malen heeft men er van de zijde van het gemeentebestuur bij hen op aangedrongen, gezamen lijk eens per week de gangen en trappen schoon te maken; tot nu toe is dit op allerlei moeilijkheden afgestuit. Spreker onderschrijft ten volle de wens van mevrouw Braggaar, dat voor deze gezinnen een sociale werker of werkster zal worden aangesteld. Ook spreker heeft zich er aan gestoten, dat er in dit gebouw getraliede vensters zijn. Op het ogenblik, dat hij tijdens het bezoek, dat hij met de hoofdopzichter aan dit gebouw bracht, opdracht wilde geven, de tralies te doen verwijderen, begon de straatjeugd de vensters te bekogelen. Aangezien spreker nog altijd liever getraliede vensters met hele ruiten dan ven sters zonder tralies met gebroken ruiten heeft, is de opdracht niet gegeven. De heer Menken is van oordeel, dat de inrichting het best zou kunnen worden genoemd: doorgangshuis voor moeilijk plaatsbare gezinnen. De bewoners vormen een mengeling van sociaal zwakke en sociaal minder zwakke gezinnen; laatstbedoelde gezinnen trachten inderdaad in hun tijdelijke woning enige verbeteringen aan te brengen. Er is een reglementering nodig, waardoor de bewoners weten, waaraan zij toe zijn en het gemeentebestuur weet, dat deze mensen een klein beetje kunnen worden geregeerd in de goede zin van bet woord. Het gemeentebestuur heeft daarom getracht een sociale werker aan te stellen. Vruchtbare besprekingen hebben reeds plaats gehad met een geschikte candidaat, van wie het College hoopt, dat hij binnen veertien dagen kan worden aangesteld om toezicht te houden, leiding te geven en de bewoners met raad en daad bij te staan. De heer Frohwein dankt de Wethouder voor de toelichting op deze uitgave. Tussen December 1946, toen de Wethouder zijn bezoek aan de Caecilia-barakken bracht, en nu, zijn er toch reeds enkele raadsvergaderingen geweest. Wanneer nu deze zaak werkelijk zo dringend was geweest, had dit al eerder in de Baad kunnen worden gebracht, en niet nu pas, nu de uitgave reeds gedaan is. Er is wel eens meer spoeds halve een punt aan de reeds vastgestelde agenda toegevoegd. De Baad zit hier nu eenmaal niet om de uitgaven van Wet houder Jongeleen te voteren. De heer Jongeleen zou zich hebben kunnen indenken, dat de heer Frohwein zijn bezwaren tegen de gang van zaken, zoals die is geweest, handhaaft, maar nu gaat zijn bezwaar niet meer tegen het feit, dat spreker de Directeur der Ge meentewerken deze opdracht gaf, maar tegen het feit, dat eerst in Mei 1947 dit voorstel bij de Baad komt. Al had dit voorstel de Baad in Januari 1947 bereikt, dan nog had de Baad voor het concrete feit gestaan, dat de opdracht in December 1946 was gegeven. De heer Frohwein heeft niet de moeite genomen om zelfs maar met een enkel woord op sprekers betoog in te gaan; dat schijnt hij niet noodzakelijk te vinden. De toestand, waarin spreker deze gezinnen aantrof, gaat hem wèl ter harte die was beneden peil en als spreker dan opdracht geeft aan de Directeur der Gemeentewerken, om dat zo spoedig mogelijk in orde te maken, dan erkent hij volledig, dat hij daarmede buiten zijn boekje is gegaan, maar anderzijds moet men in het oog houden de motieven die daartoe hebben geleid. Wanneer dit feit in een vroegere raadszitting was geconstateerd, en daarover was een interpellatie gehouden, dan zou de interpellant volledig in het gelijk zijn gesteld. Dit nu heeft het College gelukkig kunnen voorkomen door aan deze onsociale toestand een einde te maken. De Voorzitter zegt, dat deze quaestie hier niet alleen de wethouder betreft, maar het gehele College, dat deze uitgave heeft goedgekeurd. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Werhouders besloten. De heren Frohwein en Vos wensen geacht te worden, tegen het voorstel te hebben gestemd. XIII. Voorstel tot het verlengen van de termijn van ont ruiming van een zestal onbewoonbaar verklaarde woningen. (100) Mevrouw Braggaar kan zich voorstellen, dat bij een nijpend tekort aan woningen als op het ogenblik bestaat, de termijn van ontruiming voor deze woningen verlengd moet worden,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 3