Bij schrijven dd. 17 Juli 1946 deelde „Molest-Risico" mede, dat de omvang van de schade, die bij hem is ge reclameerd, zodanig is, dat het wel vaststaat, dat van de deelnemers aan de „Aanvullende Regeling", waaronder Leiden, de maximum-omslag zal worden geheven ook al houdt men rekening met een Rijksbijdrage. De maximum-omslag bedraagt 100 maal de hoogste voor ieder lid in het oorlogsboekjaar genoteerde jaarpremie, zijnde voor Leiden 100 maal 12.149.55 is 1.214.955. Ook door Leiden is schade-aangifte gedaan; het bedrag van de schade, welke voor deze molest-risicoverzekering in aanmerking komt, is nog niet vastgesteld. De schadevergoeding van deze verzekering zal vrij zeker slechts een betrekkelijk klein bedrag uitmaken. In verband met het zeer hoge bedrag van de omslag wordt voorgesteld deze kosten over een termijn van 10 jaren, aanvangende met het jaar 1944, te verdelen. In afwachting van het definitieve bedrag van de omslag wordt voor 1947 te dier zake een bedrag van 1/10 van 1.214.955.is 121.495.uitgetrokken. Overigens mag het wel overbodig heten er op te wijzen, dat onder de huidige omstandigheden, met het oog op de onzekerheid van het prijspeil en de in deze tijd veel groter geworden mogelijkheden van onverwacht opkomende be hoeften, aan de verschillende ramingen slechts een betrekke lijke waarde kan worden toegekend. In verband hiermede wordt het dan ook noodzakelijk geacht de post voor onvoorziene uitgaven voor 1947 op 100.000.uit te trekken tegenover rond 50.000.voor 1944. Thans volgt nog een opsomming van de voornaamste verschillen in de geraamde uitkomsten van de hoofdstukken der begroting. HOOFDSTUK I (Vroegere diensten). Evenals in 1944 zijn ook in de begroting 1947 de verschil lende posten van dit hoofdstuk voor memorie geraamd, zodat dit hoofdstuk geen verschil oplevert. HOOFDSTUK II (Algemeen Beheer). Meer uitgaven f 303.479. Meer ontvangsten 167.339. Nadeliger 136.140. Het volgnummer „Jaarwedden van de beambten en be dienden der gemeentesecretarie, de concierge en de boden en van het kantoor van de gemeente-ontvanger" wordt 50.665.de post „Schrijflonen" 27.100.hoger geraamd. Deze hogere ramingen zijn voornamelijk een gevolg van de sedert 1944 toegepaste salarisverhogingen, doch daarnaast had personeelsuitbreiding plaats in verband met de toeneming der werkzaamheden. (Zie ook hierna onder hoofdstuk XV). Voor het „Onderhouden en schoonhouden van het Stad huis" wordt 15.350.meer geraamd, waaronder voor het schoonhouden 8.070.en voor extra onderhoudswerken 6.450.meer. Voor de „Uitgifte van het verslag van de handelingen van de gemeenteraad met de ingekomen stukken" wordt 12.500.geraamd of 10.500.hoger, als gevolg van de hervatting van de werkzaamheden van de gemeenteraad en de zeer belangrijke prijsstijging van drukwerken. De kosten van sociale verzekeringspremiën alsmede de premie ingevolge de Pensioenwet 1922 zullen ten opzichte van 1944 voor het jaar 1947, verdeeld over alle hoofdstukken, in totaal een hogere uitgaaf vorderen van rond 110.000. De oorzaken van deze hogere uitgaven ten opzichte van 1944 zijn enerzijds gelegen in de verhoging van de verschil lende premiën (Ziektewet van 1.7 tot 3 Kinderbijslag wet van 1 tot 2\ en Pensioenwet van 14J tot 15J anderzijds in de verhoging van de wedden en lonen, waarover de premiën worden berekend. Deze hogere uitgaaf wordt ten dele gecompenseerd door het hogere bedrag van het verhaal voor zover dit mogelijk is. „Af te dragen Loonbelasting ingevolge het Besluit op de Loonbelasting 1940" wordt 150.000.hoger uitgetrokken. Deze verhoging heeft slechts administratieve betekenis; de ontvangstpost is met hetzelfde bedrag verhoogd. De opbrengst van „Secretarieleges en rechten van de Burgerlijke Stand" wordt ƒ17.000.hoger geraamd; voor 1944 kon terzake slechts een zeer lage opbrengst worden verwacht in verband met de oorlogsomstandigheden. De uitkering uit de le afdeling van het Gemeentefonds is, overeenkomstig de aanwijzingen in de circulaire van Gedeputeerde Staten van 11/17 December 1946, voor 1947 geraamd als volgt: 1. Formule-uitkering: Op basis van de definitieve uitkering voor het jaar 1943 is het bedrag van de formule uitkering voor 1947 geraamd op 918.303.64 2. Uitkering per inwoner: Deze uitkering is gebaseerd op 2.82 per inwoner, of wel berekend naar 86.448 in woners, geraamd op een totaal bedrag van 243.783.36 1.162.087.— Op de gemeentebegroting voor 1944 is deze post uitgetrokken als volgt: 1°. Formule-uitkering 920.298.86 2°. Uitkering per inwoner, gebaseerd op ƒ3.per inwoner 244.500. 1.164.798.— Voor 1947 alzo minder. 2.711. HOOFDSTUK III (Openbare veiligheid). Minder uitgaven 169.159. Minder ontvangsten. 77.678. Voordeliger. 91.481. POLITIE Zowel de sterkte, de rangen als de bezoldiging van het politiecorps zijn door het Rijk geregeld. Zoals hiervoor reeds is vermeld, komt ingevolge het „Tijdelijk Politiekosten Besluit 1946" van de kosten der politie voor het jaar 1947 ten laste van de gemeente, een bedrag dat verkregen wordt door de kosten van de politie per inwoner over 1939 te vermenigvuldigen met het aantal inwoners per 31 December 1945de meerdere kosten worden door het Rijk vergoed. Voor de Rijksbijdrage in de politiekosten gelden voor de jaren 1943 t/m 1946 als maatstaf de werkelijke inkomsten en uitgaven, doch voor het jaar 1947 gelden de ramingscijfers. Daartoe moest ingevolge artikel 5 van het „Tijdelijk Politie kosten Besluit 1946" vóór 15 December 1946 aan Gedepu teerde Staten een gespecificeerde opgave worden ingezonden van de geraamde inkomsten en uitgaven van de politie voor 1947. Volgens intussen ontvangen mededeling is deze opgave, behoudens een klein verschil ten aanzien van het aantal inwoners per 31 December 1945, door Gedeputeerde Staten met gunstig advies aan het Departement van Binnenlandse Zaken doorgezonden. De totale netto uitgaven van de Politie voor 1947 zijn gesteld op 851.937.23, waarin een Rijksbijdrage van 368.109.26 kan worden verwacht. De in de gemeente begroting voor 1947 terzake van de Politie uitgetrokken bedragen zijn uiteraard geheel in overeenstemming met de aan Gedeputeerde Staten verstrekte opgave. BRANDWEER De sterkte van de brandweer is gebaseerd op het indertijd door de Directeur-Generaal van het Departement van Justitie, bij schrijven d.d. 20 April 1943, voor Leiden vast gestelde aantal van 42 mande rangen en beloningen zijn ge regeld bij Verordening No. 18/1943. (Bezoldiging Politie 1943). In tegenstelling tot de politiekosten komen die van de Brandweer geheel ten laste van de gemeente. Een punt van overweging maakt thans uit de vraag of en in hoeverre de huidige formatie van de brandweer onder de tegenwoordige omstandigheden dient te worden gehand haafd. Voor 1947 zijn de kosten van de Brandweer ten opzichte van 1944 rond 38.000.hoger geraamd, n.l. rond 28.000. aan personeelskosten en rond 10.000.aan materiaalkosten. STRAATVERLICHTING Voor 1947 wordt voor onderhoud der lantaarns en verdere kosten der verlichting een bedrag van 110.080.geraamd, waaronder 12.580.begrepen is voor de uitvoering van een deel van het plan tot vervanging van gaslantaarns door electrische lantaarns (zie Ingek. Stukken No. 24 van 1947). In verband met de zeer beperkte straatverlichting gedurende de oorlogsjaren, waren de kosten voor 1944 slechts geraamd op 15.350.zodat voor 1947 deze post in totaal 94.730. hoger wordt geraamd. Tegenover deze verhogingen zijn op dit hoofdstuk komen te vervallen: 1°. de kosten terzake van de bewaking van het Bevolkingsregister, het Gewestelijk Arbeids bureau en andere objecten, ter voorkoming van sabotage, gevende een netto besparing van 49.900.20.500.— 29.400

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 4