MAANDAG 28 APRIL 1947.
47
Rondvraag.
(Voorzitter e. a.)
De Voorzitter deelt naar aanleiding van een in de vorige
vergadering door den heer van Weizen gestelde vraag mede,
dat de stukken voor den Raad reeds Maandagmiddag j.l. de
leden hebben bereikt. De stukken worden den leden zooveel
mogelijk thuisbezorgd.
Op de vraag van den heer van Weizen betreffende het
inbinden van Handelingen en Ingekomen Stukken deelt
spreker mede, dat, zoodra men op de Gemeente-Secretarie
de zaak klaar kan krijgen, deze stukken aan de Raadsleden
toegezonden zullen worden.
De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in het
belang van de gemeenten in het midden heeft te brengen.
De heer Knuttel betreurt ten zeerste de ingrijpende ver
andering die in den Leidsche Hout wordt aangebracht, door
dat in plaats van de laan met populieren, die niet te handhaven
is, een laan met eiken komt. Spreker had aanvankelijk het
voornemen, daarover een interpellatie te houden, maar hij
heeft daarvan moeten afzien, omdat hem gebleken is, dat
ook de heer van Nes, de ontwerper van den Leidsche Hout,
zich daarmede accoord heeft verklaard en zelf de aandacht
op ir. Stoffel, van het Staatsboschbeheer, die hiermede aange
komen is, heeft gevestigd. Wanneer spreker te dezer zake
een voorstel zou doen, zou hij iets doen wat hij in het algemeen
fout acht, n.l. dat een ondeskundige zich schuift voor deskundi
gen. Zonder den steun van den heer van Nes kan spreker dit
niet doen, maar wat het publiek wel kan doen, is critiek oefe
nen; spreker zou niet gaarne willen, dat dit geheel zonder
critiek plaats had. Spreker heeft met eenige personen tele
fonisch over deze zaak gesproken en hij heeft geen enkel
eenigszins steekhoudend argument voor deze verandering
gehoord. Ook op grond van informaties bij den heer van Nes
kan spreker mededeelen dat het vermoeden, dat de bedoeling
van de aanplant van deze popels zou zijn een betere bescher
ming tegen den wind te krijgen, volkomen uit de lucht ge
grepen is. De heer van Nes wilde deze beplanting wel degelijk
als schoonheid; hij stelt zich thans waarschijnlijk op het
standpunt, dat hij wel iets goeds geleverd heeft, maar dat iets
anders ook goed kan zijn. Dat is mogelijk, maar spreker be
treurt het, dat men, wanneer men daar een zoo bewonderens
waardige laan heeft, zonder eenigen diepgaanden grond tot
iets anders overgaat, en iets maakt, wat moeilijk de oude laan
kan evenaren.
Rondvraag.
(Voorzitter e.a.)
en Ir Stoffel, hun geadviseerd hebben. Spreker kan niet be
oordelen, hoe deze laan vroeger geweest is: spreker weet
alleen, dat er „hapjes" uit de beplanting zijn.
De heer Knuttel zegt, dat die dan beter met populieren
aangevuld zouden kunnen worden.
De Voorzitter zegt, dat het bestuur zich houdt aan het ad
vies van de deskundigen.
De heer Kortmann zegt, dat op den mooien nieuwen Nash-
auto van de politie niet het opschrift „Dienstauto" voor
komt, in tegenstelling met den auto van de brandweer, waarop
dit woord wèl voorkomt. Is het mogelijk op den auto van de
politie het opschrift „Dienstauto" te plaatsen?
Voorts vraagt spreker, of er reeds uitvoering is gegeven aan
de toezegging van den Voorzitter, gedaan in de raadsver
gadering van 31 Maart j.l., dat de voor de politie bestemde
rijwielen via den Leidschen middenstand zouden worden
geleverd. Naar spreker gehoord heeft zijn reeds een zeker
aantal rijwielen gearriveerd, waaraan alleen nog maar een bel
en een bagagedrager moeten worden aangebracht. Deze rij
wielen zijn naar spreker meent niet via den middenstand
aangeschaft.
De Voorzitter zal onderzoeken, of de auto van de politie
van een opschrift voorzien kan worden.
Omtrent de levering van een deel van de rijwielen voor de
politie door den middenstand is nog geen beslissing genomen
het onderzoek daarnaar is nog niet afgeloopen.
De heer van Weizen gelooft, dat het zeer op prijs gesteld
zou worden, wanneer evenals in de jaren vóór den oorlog
de Raad in de gelegenheid zou worden gesteld, een excursie
te maken naar enkele van de belangrijkste gemeentelijke
bedrijven, waartoe dan ook de werkinrichting voor blinden
zou behooren. Door persoonlijke aanschouwing van en per
soonlijk contact met de werkzaamheden, die daar verricht
worden, zou, in het belang van de gemeente, de waardeering
voor deze inrichting sterk toenemen.
De Voorzitter antwoordt, dat in die richting eenige plannen
bestaan, waaromtrent hij waarschijnlijk in een volgende ver
gadering een mededeeling zal doen.
De Voorzitter zegt, dat het bestuur van den Leidsche Hout Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
zich houdt aan hetgeen de deskundigen, de heeren van Ingen de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.