30 MAANDAG 31 MAAET 1947. Rekening van de ontvangsten en uitgaven der (Riedel e.a.) gemeente over 1943. dezen post zou moeten trachten te reduceeren. Zou het niet mogelijk zijn aan de Posterijen, Telegrafie en Telefonie bij dergelijke groote bedragen toepassing van een speciaal tarief te vragen, waar Leiden een noodlijdende gemeente is? Spreker heeft met een zeker genoegen gezien, dat in het geheel geen gevolg is gegeven aan de posten Subsidie aan het Nederlandsch Arbeidsfront (No. 661, blz. 89), Subsidie aan den Kring Leiden van het Korps nationaal-socialistische ambtenaren, (No. 662, blz. 89), Subsidie aan den Bond voor Heemkunde (No. 663, blz. 89) en Bijdrage aan het Opvoeders- gilde (No. 664, blz. 89). Spreker hoopt, dat op de rekening over 1944 deze posten voor het laatst zullen worden genoemd. De heer Knol vraagt, of de bezittingen der gemeente tot een voldoende bedrag verzekerd zijn. Dit is in dezen tijd, bij de groote schaden, welke bij onverhoopte gebeurtenissen kunnen ontstaan, van groote beteekenis. De heer van der Kwaak hoopt, dat spoedig meer rekeningen deze zullen volgen, daar dit beteekent, dat men door den achterstand heenkomt. De post „terugontvangst van verleende voorschotten" kan niet worden afgewikkeld, omdat nog steeds invorde ringen plaats vinden. Aan de restauratie van het Gravensteen is tot nog toe ƒ271.000.verwerkt; voor een bedrag van ƒ170.000. moet er nog aan worden verwerkt. Het College zou kunnen trachten bij het Staatsbedrijf der P.T.T. een speciaal tarief voor de telefoon te verkrijgen, maar spreker vreest, dat, waar dit bedrijf zoovele gegadigden voor een telefoonaansluiting op de wachtlijsten heeft staan (alleen in Leiden eenige honderden), het bedrijf geen aan leiding zal vinden om aan het verzoek te voldoen. Een andere vraag is, of het College desondanks geen kansje moet wagen. De vraag van den heer Knol met betrekking tot de assuran tiën beantwoordt spreker bevestigend. In dit voorjaar is de geheele zaak opnieuw bezien en is het bedrag verhoogd. Ook al zou het College er niet aan denken, dan nog geraakt de zaak niet in het vergeetboek, omdat de verzekerings autoriteiten af en toe eigener beweging het gemeentebestuur op deze zaak attent maken. De heer Riedel betuigt den Wethouder en den ambtenaren van de Afdeeling Financiën zijn dank, nu zij hun beste krachten met veel enthousiasme hebben gegeven aan dit uitgebreide en vaak ondankbare werk, dat van het grootste nut voor de gemeente is. Teeltenen van instemming). De heer van der Kwaak maakt van deze gelegenheid gaarne gebruik om vooral de Afdeeling Financiën in het openbaar hartelijk dank te zeggen niet alleen voor haar enthousiasme, maar ook voor haar doorzettingsvermogen; zij heeft avond aan avond gewerkt en doet dit nog steeds. (Teekenen van instemming). Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. (De Wethouders worden geacht zich ten aanzien van de punten XXI tot en met XXIX van medestemmen te hebben onthouden). XXX. Voorstel inzake het uitbreiden van den medisehen staf der gestichten „Endegeest" en „Voorgeest". (67) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. XXXI. Voorstel tot het vaststellen van een verordening in gevolge artikel 4, eerste lid, sub 2°„ der Hinderwet. (68 en 69) De heer Aalders vindt de verordening in den voorgestelden vorm een onding. De bedoeling om in groote lijnen een alge meen plan voor vestiging op te stellen is wel aan te bevelen. Hoewel deze verordening veel te ver gaat, omdat alles per straat, zelfs per hoekhuis, en per beroep wordt vastgelegd, zal zij in de praktijk blijken niet ver genoeg te gaan, omdat niet alle soorten van inrichtingen zijn vermeld. Het gaat ook te ver, dat men volgens artikel 3 alleen in het gedeelte van de gemeente, dat op de bijbehoorende kaart met roode kleur is aangegeven, bedrijven van soms zeer onschuldigen aard mag vestigen als aardewerkfabrieken, parfumeriefabrieken en inrichtingen tot het ontvetten van woleerder zou hier genoemd dienen te worden een machinale weverij, die door haar lawaai veel hinder kan veroorzaken. Vaststellen verordening ex art. 4, le lid, 2°, der (Aalders e.a.) Hinderwet. Het is vreemd, dat in de lijst van dit artikel zijn opgenomen inrichtingen tot het vervaardigen van electrotechnische machines en apparaten met een vermogen van meer dan 50 pk. wat zeer lichte machines zijn, terwijl ook zijn opge nomen houtbewerkingsinrichtingen met een vermogen van meer dan 100 pk. Het zou juist andersom moeten zijn: elec trotechnische machines 100 pk., houtbewerkings-inrichtingen en inrichtingen tot het vervaardigen van machines 50 pk. De tijd van voorbereiding is kort geweest om den aard van alle genoemde en niet-genoemde bedrijven precies na te gaan. Het onderscheid tusschen bakkerijen in art. 4a en 4b, n.l. met één of twee ovens, moet geheel verdwijnen. Den betreffenden bakker zou elke prikkel om zijn zaak uit te breiden en om vooruit te komen ontnomen worden. Hier wordt weer te veel geregeld. In artikel 4b is een aantal inrichtingen uit puttend opgesomd, die gevestigd mogen worden in de woon wijken (groene kleur) (uitputtend: deze en geen andere). Spreker mist in deze lijst b.v. rijwielherstelplaatsen en garage bedrijven, verzorgingsbedrijven in een moderne woonwijk. Degenen, die van dergelijke bedrijven gebruik maken, variee- rend van woonwagenkamp tot Leidsche Hout en wonende b.v. in de buurt van den Rijnsburgerweg, worden dus naar Oegstgeest gejaagd. Waarom in deze buurt wel toegelaten een inrichting tot ontspanning als een sportveld, waar soms duizenden menschen een gehuil aanheffen en niet een slagerij, waar soms een beetje vet gesmolten wordt? Industrialisatie in Nederland is eisch, maar niet ieder ondernemend persoon is in de gelegenheid een fabriek te bouwen in het roodgekleurd gedeelte van de stad; dikwijls benut men een ruimte in of achter zijn woonhuis om een kleine industrie te beginnen, ook in het groen gekleurde gedeelte. Het moet toch mogelijk zijn, op deze wijze de eerste schreden op het glibberige pad van de industrie te zetten, totdat het bedrijf eventueel groot genoeg is om een nieuw pand, los van het woonhuis, te kunnen bouwen in het rood gekleurde gedeelte. Wanneer de betrokkenen bij hun eerste poging geen gelegenheid krijgen, gebruik te maken van een ruimte in of achter hun woonhuis, doodt men het initiatief. Tenslotte een motief van geheel anderen aard. Uit de uitvinding van de atoombom vloeit als eerste eisch voort decentralisatie. Uit deze hoofde is dus het bijeenbrengen van alle belangrijke industrieën in één wijk niet aan te bevelen. Aanneming van deze verordening in dezen vorm moet spreker dan ook ten sterkste ontraden. De heer Knetsch mist noode in deze verordening een bepa ling op grond van art. 4, eerste lid, van de Hinderwet, als door hem bepleit in de Raadsvergadering van 11 September 1946 (Handelingen blz. 73, tweede kolom) bij de vaststelling van het uitbreidingsplan „Industrieterrein Trekvliet", bij welke bepaling dan bepaalde wijken kunnen worden aange wezen, waar bepaalde soorten inrichtingen, die overigens onder de Hinderwet vallen, zonder voorafgaande vergunning kunnen worden opgericht en gevestigd. Dit had bij deze verordening meteen kunnen geschieden; spreker begrijpt niet, waarom daaraan niet ineens uitvoering is gegeven. In de industriewijken kunnen zonder voorafgaande vergunning gerust meubelfabrieken, houtbewerkingsfabrieken, beton- fabrieken enz. gevestigd worden en daarom dringt spreker er bij het College op aan de verordening met een dergelijke bepaling uit te breiden, om deze wijze de industrie te stimu- leeren naar Leiden te komen, omdat de Hinderwet voor elke vestiging van industrie een kleine handicap vormt. Spreker sluit zich geheel aan bij de opmerkingen van den heer Aalders over de uitputtende opsomming van de inrich tingen en bedrijven in artikel 4. Schoenmakerijen met een electro-motor van meer dan 2 pk. b.v. 2,1 pk. zouden in de daar bedoelde gedeelten van de gemeente niet mogen worden gevestigd; hiertegen heeft spreker bezwaar. De heer Wilmer constateert, dat in aansluiting van wat te dien aanzien gebruikelijk is, in het Ingekomen Stuk niet is vermeld, dat in de Commissie voor de Strafverordeningen de kleinst mogelijke minderheid zich niet met het voorstel kon vereenigen. In de vergadering van deze commissie heeft spreker zijn vrees geuit, dat bij aanvaarding van deze veror dening zeer spoedig in de praktijk zal blijken, dat er vergis singen zijn begaan en dat er eenerzijds niet genoeg, anderzijds te veel is geregeld. Reeds vóór de aanvaarding van deze verordening is sprekers vrees bewaarheid; het College heeft namelijk in het Ingekomen Stuk no. 69 het oorspronkelijke voorstel aangevuld. Er zullen na de aanneming van het voor stel meer aanvullingen noodig blijken te zijn. Hoewel het onvoorzichtig is, omdat het College nog niet heeft geantwoord, durft spreker nu reeds pertinent zeggen, dat de heer Aalders heeft gewezen op feiten, welke niet te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 8