24
MAANDAG 31
MAAET 1947.
Ji) van 3 Februari 1947 tot het opdragen aan de N.V.
Chemische en Mechanische Stofbestrijdings-onder-
neming („Oemsto"), te Amsterdam, van het schoon
maken, enz. van gemeentegebouwen met toebehooren
gedurende het jaar 1947.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be
sloten de mededeelingen voor kennisgeving aan te nemen.
IV. Ingekomen Stukken.
De Voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen:
1°. Een schrijven van den regent-secretaris van het
Gereformeerde Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwen
huis, houdende toezending van een suppletoire begrooting
voor het jaar 1946 van dat huis, alsmede de rekening over
dat jaar.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt
besloten het schrijven te stellen in handen van Burgemeester
en Wethouders om praeadvies.
2°. Een verzoek van de Stichting voor Katholieke Sociale
Jeugdzorg, te Leiden, om subsidie.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt
besloten het verzoek te stellen in handen van Burge
meester en Wethouders om praeadvies.
3°. Een verzoek van de Inrichting van Liefdadigheid voor
Eoomsch-Katholieken te Leiden om medewerking ex
artikel 72 der Lager-onderwijswet 1920 voor het aanschaffen
van leermiddelen voor onderwijs in de Fransche taal en het
Boekhouden voor haar school voor v.g.l.o. aan de Pelikaan
straat 20.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt
besloten het verzoek te stellen in handen van Burgemeester
en Wethouders om praeadvies.
V. Benoeming van een lid van de Commissie voor het
Openbaar Slachthuis (vacature-M. Ouwerkerk).
De Voorzitter verzoekt mevr. de Cler en den heeren Keij,
Knol en Cats het stembureau te vormen.
De heer D. J. van Dijk stelt namens de fractie van de Partij
van den Arbeid candidaat den heer Goslings.
Wordt benoemd met 31 stemmen de heer Br J. Goslings-,
2 stemmen waren in blanco uitgebracht, terwijl 1 stem van
onwaarde was.
De heer Goslings verklaart de benoeming aan te nemen.
VI. Benoeming van vijf leden van de Verkeerscommissic.(52)
Worden benoemd:
de heer Br M. Keij met 33 stemmen; de heer J. A. E.
Aalders verkreeg 2 stemmen;
de heer J. van Iter son met 32 stemmen; de heer J. A.
Eiedel verkreeg 3 stemmen;
de heer J. Cats met 27 stemmen; de heer J. A. E. Aalders
verkreeg 6 stemmen en de heer S. M. Stolp 2 stemmen;
de heer J. H. A. Manders met 34 stemmen; de heer B.
de Koning verkreeg 1 stem;
de heer J. J. F. van der Meer met 31 stemmen; de heer
J. G. Boon verkreeg 4 stemmen.
De heeren Keij, van Iterson en Cats verklaren de benoeming
aan te nemen.
VII. Benoeming van vier leden van den Baad van Beheer
van de Sportstichting. (53)
Worden benoemd:
de heeren P. J. Koole en A. Smit, ieder met algemeene (34)
stemmen
de heer G. van Zwieten met 29 stemmen; de heer J. H.
van Baaren verkreeg 5 stemmen;
de heer G. W. Legerstee met 28 stemmende heer H. Kühler
verkreeg 6 stemmen.
De heer Smit verklaart de benoeming aan te nemen.
Benoeming gedelegeerde in bestuur van de
(Voorzitter e.a.) Ver. „de Ambachtsschool"e.a.
VIII. Benoeming van een gedelegeerde in het bestuur van
de Vereeniging „de Ambachtsschool". (54)
De Voorzitter stelt hierbij tevens aan de orde:
IX. Benoeming van een gedelegeerde in het bestuur van
de Zita-Verceniging, Afdeeling B.K. Vakschool voor Meisjes.
(54)
X. Benoeming van een gedelegeerde in het bestuur van de
vereeniging „Vaksehool voor Meisjes voor Leiden en Om
streken". (54)
XI. Benoeming van een gedelegeerde in het bestuur van
het Genootschap „Kennis is Macht". (54)
De heer van Weizen neemt aan, dat de vertegenwoordigers
der Eaadsfracties, die verleden jaar de besprekingen over
de verdeeling van de wethoudersfuncties hebben gevoerd,
zich de daarbij gemaakte afspraak zullen herinneren, dat de
vertegenwoordiging in de zoogenaamde eenmanscommissies
zou worden geregeld door de Commissie voor het Onderwijs.
Het heeft spreker bevreemd, dat daarvan door de indiening
van deze aanbeveling min of meer wordt afgeweken.
De heer Woudstra erkent, dat de bevoegdheid van het
gemeentebestuur tot het benoemen van gedelegeerden in
de besturen van gesubsidieerde instellingen op het gebied
van het nijverheidsonderwijs (in dit geval de Ambachts
school, de E.K. Vakschool voor Meisjes en de Vakschool
voor Meisjes voor Leiden en Omstreken) haar basis heeft
in de Wet op het Nijverheidsonderwijs.
Op welke basis berust nu de benoeming van een gedele
geerde in het bestuur van „Kennis is Macht", dat uiteraard
met is een instelling als bedoeld in de Nijverheidsonderwijs-
wetDe benoeming van een gedelegeerde in het bestuur van
„de Ambachtsschool", waartoe de Eaad bevoegd is ingevolge
de Nijverheidsonderwijswet, berust blijkbaar op een besluit
van den Eaad om van die bevoegdheid gebruik te maken,
maar er is ook een dergelijk raadsbesluit ten aanzien van de
„Zita-vereeniging" en de „Vakschool voor Meisjes"? Is
spreker goed ingelicht, dan berust de benoeming van een
gedelegeerde in de besturen van de laatstgenoemde twee
vereenigingen op een besluit van den toenmaligen Burge
meester, den heer de Euyter van Steveninck. Is het nu niet
zoo, dat de Eaad zich zonder meer neerlegt bij een besluit,
dat alsnog gelegaliseerd behoort te worden door den Eaad.
Hoe staat het te dezen opzichte met andere instellingen voor
nijverheidsonderwijs, die gesubsidieerd worden, zooals
„Mathesis", de „Stichting voor technische Optica" en
den Eoomsch-Katholieken Volksbond, die een avondteeken-
school exploiteert? Is het de bedoeling ook in de besturen
van deze instellingen een gedelegeerde te benoemen? Voorts
vraagt spreker voor hoe lang geschiedt deze benoeming?
Spreker wijst er op, dat voorgedragen wordt de heer van
Schaik, niet de Wethouder van Schaik en ook niet de Wet
houder van Onderwijs; door deze formuleering wordt de
benoeming er een voor het leven; tenminste, het is spreker
niet bekend ook in de stukken is daarover niets te vinden
dat deze benoeming tijdelijk zou zijn. Dit acht spreker een
bezwaar. Spreker zou het op prijs stellen, wanneer ten aan
zien van elke nieuwe delegeering eerst een raadsbesluit tot
stand kwam, waarbij tevens de duur van de benoemingen
gelimiteerd wordt tot een bepaald aantal jaren.
De heer Knol heeft zich over deze en de volgende voor
drachten eenigszins verwonderd. Spreker kan begrijpen,
dat de Wethouder van al deze zaken kennis wenscht te
dragen, maar kan dit ook niet door middel van de gedele
geerde-deskundigen in die verschillende vereenigingen?
De raad heeft het recht, zoodra subsidie wordt verleend,
twee gedelegeerden in het bestuur aan te wijzen. (Het is de
vraag, of dit wettelijk ook voor „Kennis is Macht" geldt).
Het nu voorgestelde is volgens spreker niet overeenkomstig
de wet. De geschiedenis van en de memorie van toelichting
op de Nijverheidsonderwijswet bevatten ook wel iets, dat
tegen deze voordracht pleit. Volgens art. 57, lid 3, van deze
wet kan de Eaad twee gedelegeerden in de besturen van der
gelijke vereenigingen aanwijzen; daarbij heeft men kennelijk
gedacht aan personen, uit en door den Eaad benoemd. Bij
de discussie in de Tweede Kamer is de wensch naar voren
gekomen, dat deze gedelegeerde-deskundigen zouden zijn.
Wordt hieraan door deze voordracht voldaan? Komt, wordt
dit voorstel aangenomen, in deze besturen nu een speciaal
deskundige-gedelegeerde van de gemeente? Dit zal uiteraard
niet het geval zijn en dit acht spreker het grootste bezwaar
tegen deze voordracht. Blijkens de historie der wet wilde