32
MAANDAG 31
MAAKT 1947.
Voorstel tot het aangaan van een geldleeninge.a.
(van der Kwaak e.a.)
De gevarieerde aflossingen zijn veroorzaakt, doordat deze
obligatieleening in 1937 is tot stand gekomen. Er waren toen
4 vier-percents-obligatieleeningen, n.l. één van 1930, één
van 1933 en twee van 1934, met afzonderlijke aflossingen.
Deze vier leeningen zijn in 1937 omgezet in één drie-en-een -
half-procents-obligatieleening.
De rentabiliteit van de nieuwe leening ligt tusschen 3,2
en 3,25 De besparing aan rente bedraagt in totaal
118.000. Op het oogenblik is er nog aan obligatieleningen
een bedrag van 1.125.000 a 3,5 De overige obligatie-
leeningen zijn reeds geconverteerd.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
De behandeling van agendapunt
XXXI. Voorstel tot het vaststellen van een verordening
ingevolge artikel 4, eerste lid, sub 2o., Hinderwet. (68 en 69)
wordt hervat.
De heer Jongeleen is van oordeel, dat het veel te lang heeft
geduurd, alvorens de voorgestelde verordening is ontworpen.
Het geheele College is van meennig, dat zij in een groote
leemte zal vooi'zien.
De verordening is per se niet ontworpen om de industrie
en den handeldrijvenden middenstand het werken onmogelijk
te maken. Het zou van weinig inzicht getuigen, indien het
gemeentebestuur zich op het standpunt stelde, dat Leiden
alleen woonstad moest zijn. Ook in deze gemeente moet het
lied van den arbeid klinken, doch niet zoo, dat het hinder
veroorzaakt en daardoor de belangen van de gemeente schaadt.
Uit de ontwerp-verordening en de daarbij gevoegde kaarten
bhjkt, dat nauwlettend is nagagaan, hoe het thans met de
bestaande industriëen is gesteld. Inderdaad kunnen deze
industriëen bij een eventueele uitbreiding eenigen last van
deze verordening hebben, maar in dat geval bestaat de
mogehjkheid, dat zij wel vergunning krijgen om in een ander
gedeelte van de gemeente haar bedrijf uit te breiden.
Spreker, die evenals de heer Wilmer een oude Leidenaar
is, had niet gedacht, dat het College laatstgenoemde met
voorbeelden de noodzakehjkheid van deze verordening had
moeten aantoonen. In dit verband vestigt spreker echter
de aandacht op het feit, dat men het College heeft verzocht
een kapitaal pand aan den Bijnsburgerweg tot een fabriek
te mogen inrichten. In wezen zou dit een onding zijn. Wanneer
het College op deze aanvrage volledig inging en alleen lette
op het geweldige gebrek aan ruimte bij de kleine industrie,
zou het alle huizen aan den Bijnsburgerweg en aan alle andere
straten en wegen beschikbaar kunnen stellen. Het is daarom
goed en logisch, dat het gemeentebestuur het in zijn macht
heeft om zorg te dragen, dat Leiden niet alleen een industrie
stad, maar ook een goede woonstad wordt.
De heer Aalders heeft volkomen het recht deze verordening
een onding te noemen, maar dan moet hij haar alleen bestrij
den en mag hij niet van het College verlangen, dat het haar
op enkele punten zal aanvullen, aangezien hij anders door
holt op een weg, die naar zijn eigen meening verkeerd is.
De uitputtende opsomming in artikel 3 is bij de Hinder
wet voorgeschreven, welke ook de opneming van de door den
heer Aalders genoemde bedrijven met een vermogen van
meer dan 50 en 100 pk. voorschrijft.
Op het oogenblik verzoeken vele bakkers vergunning
tot uitbreiding van hun bedrijf, waarbij zij in conflict met de
bouwverordening komen. Houdt het College de bepalingen
van de bouwverordening nauwkeurig in het oog, dan ver
neemt het allerlei bezwaren en wordt zelfs gezegd, dat het
gemeentebestuur niet vooruitstrevend genoeg is om ook de
belangen van deze menschen te kunnen zien. De aanvragers
zelf brobeeren soms op de een of andere manier grond te
koopen en, indien dit mislukt, beginnen ze soms een proces
om te trachten de buren uit hun woning te krijgen. Op zich
zelf zijn deze pogingen zeer begrijpelijk en daarom zijn de
bakkerijen met niet meer dan twee ovens opzettelijk in
artikel 4 opgenomen.
Bij informatie te bevoegder plaatse heeft spreker vernomen,
dat een bakkerij met twee ovens een half-grootbedrijf is.
Een dergelijke bakkerij verwerkt per week 100 baaltjes
bloem en heeft in totaal 15 man personeel noodig. De grootste
bakkerijen in Leiden verwerken 300 baaltjes bloem per week.
Het College is van oordeel, dat een bedrijf met 15 man perso
neel, hoe nuttig het op zich zelf ook is, niet thuis hoort in
een woonwijk. Bovendien wordt het dan vrijwel onmogelijk
het bedrijf uit te breiden, tenzij men er in slaagt een of meer
belendende perceelen aan te koopen.
Vaststelling verordening ex artikel 4, le lid, 2°, der
(Jongeleen e.a.) Hinderwet.
Maar wanneer het langzamerhand een groote industrie
wordt, kan de vraag gesteld worden, of een dergelijk bedrijf
daar nog thuis hoort. Op het oogenblik staan tal van kleine
industrieelen voor de groote opgave, hoe zij hun bedrijf
kunnen uitbreiden. Spreker heeft tientallen verzoeken ont
vangen om daartoe mede te werken; er zijn op het oogenblik
velen, die betreuren dat zij vóór 1940, bij den opzet van hun
bedrijven, niet rekening hebben gehouden met uitbreiding
van hun bedrijven. Enkelen zien thans gelukkig in, dat
groote uitbreiding van hun bedrijven in de bebouwde kom,
ook in financieel opzicht voor hen niet mogelijk is, en dat
het ook voor hun bedrijf veel beter is, wanneer zij langzamer
hand wijken naar de voor de industrie bestemde terreinen.
De heer Aalders heeft een vergelijking gemaakt tusschen
een sportveld en een slagerij; een sportveld valt echter niet
onder Hinderwet, hoewel spreker erkent dat er bij een wed
strijd wel eens wat lawaai gemaakt wordt; daarom heeft het
College wijselijk de sportvelden ook niet in deze verordening
opgenomen. Ook rijwiel-reparatie-inrichtingen, waarop de
heer Aalders eveneens wees, vallen er niet onder en behoeven
niet in de verordening opgenomen te worden, omdat derge
lijke inrichtingen niet vallen onder de Hinderwet, althans
voorzoover zij geen grooter machine-vermogen hebben dan
twee pk.
Van de atoombom, waarover de heer Aalders ook sprak
heeft spreker zeer weinig verstand; de groote Vier weten er
geen raad mee, en zou spreker nu als eenvoudig wethoudertje
van Leiden er wel raad mee weten?
Den heer Knetsch antwoordt spreker, dat het College geen
verordening op grond van art. 4, eerste lid, van de Hinderwet
voorstelt omdat, wanneer hier aanvragen worden gedaan
om vergunning tot vestiging van meubelfabrieken, enz.,
dergelijke aanvragen binnen de maand door het College
worden afgedaan. De heer Knetsch wees voorts op het verbod
van vestiging van schoenmakerijen met een mechanisch
vermogen van meer dan twee pk. in woonwijken.
Daarin is voorzien; krachtens artikel 7, lid 3, kan het
College van het in art. 2 vastgestelde verbod vrijstelüng
verleenen voor inrichtingen met een ten aanzien van woon
wijken verzorgende functie. Hiermede is dus rekening ge
houden.
Spreker dankt de heeren van Dijk en Schüller voor hun
ondersteuning van het voorstel van het College; ook den
heer Vos is spreker dankbaar voor diens bestrijding van
het standpunt van den heer Wilmer.
De heer Hendriks wenscht, dat het College krachtens
art. 43 van de Woningwet bepaalde terreinen voor de ver
schillende soorten bedrijven zal aanwijzen. Het ligt inderdaad
in de bedoeling van het College om, wanneer deze verordening
vastgesteld is, ook de andere zaken op dit punt ter hand te
nemen en ook ten aanzien daarvan een verordening te
ontwerpen.
De Voorzitter waardeert zeer de vriendelijke woorden
van den heer Vos jegens het College gesproken. Deze materie
is echter zoo moeilijk, dat het College, zonder gebonden te
zijn aan door den Baad zelf vastgestelde regelen, niet ont
heffing of vergunning volgens deze bepalingen zou kunnen
geven zonder eigenlijk steeds in moeilijkheden te komen,
omdat het dan eenerzij ds vergunning of ontheffing zou
willen geven, maar die anderzijds zou moeten weigeren.
Juist voor een gemeente als Leiden, die zoowel industrie
centrum als woonstad is, is het gewenscht, dat men ten
aanzien van het fabriekswezen weet, waaraan men toe is
en hoe men kan bouwen. Met behulp van deze verordening
kan men Leiden maken tot een woonstad, waarin het fabrieks
wezen op bepaalde punten is gecentraliseerd, terwijl er voor
de reeds bestaande fabrieken voldoende mogelijkheid bestaat
om tot de noodzakelijke uitbreiding over te gaan.
Den heer Wilmer spijt het niet, dat hij tegen deze veror-
ordening heeft geageerd, al is hij er van overtuigd, dat zij
met groote meerderheid van stemmen zal worden aan
genomen. Het zal blijken, dat de uitvoering van deze ver
ordening vele groote moeilijkheden met zich brengt, waarom
spreker zeer beslist zijn stem er niet aan zal geven.
Het is spreker helaas maar al te goed bekend, dat in
Leiden reeds veel op een verkeerde wijze is gebouwd. Dit
is echter geschied vóór de totstandkoming van de ver
ordening op het bouwen en sloopen; met die verordening
in de hand kan men het nu tegengaan. Ook al wordt de
thans voorgestelde verordening niet aanvaard, dan nog zal
het niet mogelijk zijn in het door den Wethouder bedoelde
pand aan den Bijnsburgerweg een industrie te vestigen.
Spreker kan zich althans moeilijk voorstellen, dat men
daar achter een gevel, welke voldoet aan de eischen van