Blikslagerijen met een mechanisch vermogen van niet meer dan 1 pk Demonstratie-in ichtingen Dierlijke stoffen (inrichtingen tot het rooken, smelten of zouten van voor zoover behoorend tot een winkelbedrijf ter plaatse Hij schinstallaties Houtbewerkingsinrichtingen met een mechanisch vermogen van niet meer dan 3 pk Laadstations voor accumulatoren Lompenbewaarplaatsen met een opslag van niet meer dan 1000 kg lompen en of 50 kg beenderen Sigaren makerij en zonder mechanische beweegkracht Smederijen (huis-, hoef- en kachelsmederijen, benevens automobiel- en rijwielherstelplaatsen, waarin een smidse wordt gebruikt) met een mechanisch vermogen van niet meer dan 2 pk; b. in de gedeelten der gemeente, welke op de bij deze verordening behoorende kaart met een gele en groene kleur zijn aangeduid: Bad- en zweminrichtingen Bakkerijen (brood- en banket-) met niet meer dan één oven en voor zoover behoorende bij een winkelbedrijf ter plaatse Bemalingsinrichtingen Benzinebewaarplaatsen Bruggen en sluizen (bewegingsinrichtingen voor Dierlijke stoffen (inrichtingen tot het rooken en zouten van voor zoover behoorende bij een winkelbedrijf ter plaatse, met niet meer dan één rookkast Electrische omvorm- of transformatorstations Liftinstallaties Onderwijsdoeleinden (inrichtingen voor Ontspannings- en amusementsinrichtingen Stroomomvorminrichtingen Telefooncentrales Verwarmingsinstallaties Weldadigheid (inrichtingen van Ziekenverpleging (inrichtingen voor Ast. 5. Voor zoover op de bij deze verordening behoorende kaart een bouwblok met meer dan één kleur is aangeduid, moeten 49 de inrichtingen, welke volgens de bepalingen van deze ver ordening slechts in een gedeelte van dit bouwblok gevestigd mogen zijn, onmiddellijk en met uitzondering van hoek- perceelen uitsluitend aan dat gedeelte van den openbaren weg gelegen zijn, hetwelk het betrokken gedeelte van het bouwblok begrenst. Van den in het voorgaande lid gestelden eisch van on middellijke aansluiting aan het daarbij bedoelde gedeelte van den openbaren weg kunnen Burgemeester en Wethouders ontheffing verleenen. Art. 6. Het in de artikelen 2 en 3 gestelde verbod geldt niet ten aanzien van de bij het in werking treden dezer verordening reeds bestaande inrichtingen, waarvoor een volledige aan- vraag om vergunning krachtens de Hinderwet op den datum van het in werking treden van deze verordening reeds bij Burgermeester en Wethouders was ingekomen. Art. 7. 1. Burgemeester en Wethouders kunnen van het in de artikelen 2 en 3 gestelde verbod vrijstelling verleenen, ingeval een nieuwe vergunning ingevolge artikel 14 der Hinderwet noodig is. 2. Deze vrijstelling zal niet mogen strekken tot toelating van een inrichting in de met een groene kleur aangeduide gedeelten, noch van een in artikel 3 bedoelde inrichting in de met een gele kleur aangeduide gedeelten op de bij deze verordening behoorende kaart. 3. Burgemeester en Wethouders kunnen van het in artikel 2 gestelde verbod vrijstelling verleenen voor inrichtingen met een ten aanzien van woonwijken verzorgende functie. Art. 8. Deze verordening kan worden aangehaald onder den titel van „Hinderwetsverordening". Zij treedt in werking op den dag harer afkondiging en geldt voor den duur van 20 jaren na dien dag. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 9