MAANDAG 3 MAAET 1947. 21 Rondvraag (Aalders e.a.) De heer Aalders constateert, dat de Wethouder van Onder wijs een buitengewone populariteit geniet bij de Leidsche schooljeugd, die hij immers met onbeperkt verlof heeft gezonden. Daartegenover roept hij de onderwijzers op om in de banken plaats te nemen, tot het volgen van eenige cursussen. Dit is werkelijk het ideaal, dat de jeugd altijd voor oogen heeft gehad. De ouders en eenige, zoo niet alle, onderwijzers kunnen er niet zoo enthousiast over zijn. Met veel moeite is het gelukt de jeugd na de bevrijding aan tucht te gewennen en dit resultaat wordt door de sluiting van de scholen te niet gedaan. Naar sprekers gevoelen heeft men in Leiden enorm groote haast betracht bij het nemen van dezen maatregel. In ieder geval zijn er scholen in den omtrek van Leiden veel langer aan het werk gebleven en is in Katwijk zelfs nu nog een school niet gesloten. Spreker vraagt, of het niet mogelijk is iets meer te doen om de jeugd aan het leeren te houden. Van verschillende scholen zijn enkele klassen opgeroepen, doch dit zijn hoofd zakelijk examenklassen. Het is echter gewenscht, dat het College ook voor de andere leerlingen diligent blijft en iedereen aanspoort al het mogelijke te doen, opdat de kinderen halve dagen of enkele uren per dag bij elkaar kunnen komen in scholen of bioscopen en er in ieder geval iets gebeurt. Tenslotte vraagt spreker, hoe lang naar het oordeel van den Wethouder de huidige toestand zal voortduren. De heer van Schaik sluit zich volkomen aan bij het betoog van den heer Aalders. De scholen zijn echter niet bij besluit van den Wethouder van Onderwijs gesloten en spreker heeft dan ook niet de populariteit verdiend, die hij thans onder de schooljeugd zou genieten. In den middag van den 31sten Januari werd spreker opgebeld van de zijde van het kolen- bureau, dat hem mededeelde, dat de scholen moesten worden gesloten, omdat de voorraad brandstof in Leiden zoo klein was, dat de scholen op geen enkele wijze konden of mochten worden geholpen. Deze mededeeling was in zulke bewoor dingen vervat,, dat zij op spreker den indruk maakte van een bevel tot onmiddellijke sluiting van de scholen. Spreker heeft dit niet aanvaard en bij het Departement van Qnderwijs laten informeeren, of het inderdaad zoo ver was, dat het kolenbureau aan het College op dit punt richtlijnen kon geven. Het Departement, dat eerst den volgenden dag (1 Februari) te bereiken was, antwoordde, dat het kolenbureau niet de bevoegdheid had tot de sluiting der scholen te verplichten, doch alleen daartoe kon adviseeren. Bij nadere informatie bleek, dat het kolenbureau ook had bedoeld, dit te doen. De kolenvoorziening was die week zoo slecht, dat eenige scholen van de Vereeniging voor Christelijk Onderwijs haar deuren reeds hadden moeten sluiten; andere scholen hadden voor slechts enkele dagen voorraad. De scholen, die het best waren voorzien, hadden gemiddeld voor niet meer dan vijf of zes dagen brandstof. Was men met stoken doorgegaan, dan zouden de kolen in den loop van de volgende week op zijn geweest; d.w.z. dat 60 a 70 scholen dan niets meer in den bunker zouden hebben. In dat geval zou het zelfs bij het intreden van sterke dooi nog twee a drie weken duren voordat het Bijkskolenbureau de scholen weer van brandstof zou kunnen voorzien en spreker achtte het beter, dat de scholen, die nog voor eenige dagen brandstof hadden, die bewaarden om met zachtjes stoken den tijd te overbruggen, die zou verloopen tusschen het invallen van de dooi en het oogen- blik, waarop de voorraden van de scholen weer zouden kunnen worden aangevuld. Met de thans nog op de scholen aanwezige brandstoffen zal men dan dat tijdvak van twee a drie weken na het invallen van de dooi kunnen overbruggen. Ook ten aanzien van de acht door gas verwarmde scholen, was de sluiting noodzakelijk; het aantal scholen dat gesloten moest worden, was reeds zoo groot dat het alleszins te verde digen was, op dat oogenblik, om ook de scholen te doen sluiten, die pas op Maandag daaropvolgend door hun kolen heen zouden zijn. De voorzichtigheid gebood de nog aanwezige brandstof te reserveeren. Yoor de scholen, welker hoogste klassen binnenkort examen moeten doen, heeft spreker een noodoplossing bewerkstelligd. Deze scholen hebben botje bij botje gelegd, om de examenklassen, in totaal 28, een behoorlijk onderdak te bezorgen in de Meisjes-H.B.S. Intusschen heeft spreker eiken dag gezocht naar maat regelen om ook de andere scholen, al was het nog maar zoo gedeeltelijk, aan den gang te houden, maar de kolenpositie is zoo buitengewoon slecht, dat er geen uitzicht op bestaat om meer scholen aan den gang te zetten, zelfs niet met een zeer matige verwarming. Spreker is er voortdurend mee bezig geweest, en is op het oogenblik nog doende om in elk geval de scholen, die met gas verwarmd worden, weer aan den gang te krijgen. Door een rouleeringssysteem kunnen dan Rondvraag. (van Schaik e.a.) ook nog andere scholen worden geholpen. Tot op heden heeft hij evenwel nog geen toewijzing kunnen krijgen. Voorts heeft spreker den hoofden van de gemeentelijke scholen aangeschreven en verzocht verder kan spreker niet gaan zoo goed mogelijk contact met de leerlingen te houden. Verscheidene scholen hebben daaraan op zeer vernuftige wijze gevolg kunnen geven; sommige hebben onderdak gezocht in een, overigens behoorlijke, lokaliteit van een fabriek, andere bij de brandweer, weer andere in particuliere woningen. Op sommige scholen komen de kinderen ook gedurende een uurtje in het gebouw zelf samen, al is het dan ook zeer koud. In elk geval afzonderlijk men kan daarvan verzekerd zijn wordt gedaan wat men kan; ook op het Stadhuis wordt alles gedaan wat mogelijk is. Spreker heeft de Brandstoffen-commissie al zoo vaak aan de telefoon gehad, dat hij al twee dagen zit te wachten op een aansluiting, die hij niet krijgen kan; populair schijnt spreker daar in elk geval niet. Op de vraag, wanneer de scholen weer zullen kunnen beginnen, kan spreker geen antwoord geven; spreker hoopt dat het spoedig zal zijn, maar hier zijn zoo veel buitengewone omstandigheden in het spel, dat spreker daarop onmogelijk een antwoord kan geven. Een bepaalde datum is niet te noemen, al zou spreker graag willen dat dit spoedig het geval was. De heer Schüller heeft bij den aanvang van de vergadering niet het woord gevraagd over het adres van de bewoners van de Rijndijkstraat, omdat het als ongeteekend moest worden ter zijde gelegd. Intusschen acht spreker het wel gewenscht, dat het College aan den Raad mededeelt, wat deze bewoners eigenlijk hebben gevraagd en of aan het verzoek al dan niet kan worden voldaan. Vervolgens uit spreker zijn groote waardeering voor de pogingen, welke de directie van Gemeentewerken en van de Reiniging, alsmede het personeel van deze diensten dagen en weken lang hebben aangewend om den sneeuwslag te winnen. Een woord van dank acht spreker op zijn plaats. In vergelijking met den toestand in andere plaatsen kan die in Leiden gunstig worden genoemd. De heer Jongeleen zegt, dat de zaak van de Rijndijkstraat herhaalde malen aan de orde is geweest. In den oorlogstijd werd aan het einde van deze straat een bruggetje gebouwd zonder toestemming van de eigenaresse van den aangren- zenden weg; deze eigenaresse heeft echter met den bouw genoegen genomen. Toen het bruggetje was opgebrand, hebben verschillende bewoners van de Rijndijkstraat het College verzocht, opnieuw een bruggetje te mogen bouwen. De plannen daarvoor zijn gereed; het noodige materiaal is aanwezig; de kosten zullen ongeveer 800.bedragen. De gemeente, die de toestemming van de bedoelde eigenaresse behoeft, heeft als antwoord op een daartoe strekkend verzoek den volgenden brief van haar ontvangen: „Bouw- en Exploitatie-Mij. HAGA. Wij ontvingen Uw bovenaangehaald schrijven en deelen U mede, dat wij inderdaad bezwaar maken tegen het aan brengen van het betreffende bruggetje. Immers wonen aldaar ruim 110 gezinnen met veel kinderen, waardoor een zeer druk gebruik van de laan gemaakt zal worden en de slooten, weg en grasgewas te lijden zullen hebben. De Rijndijkstraat is de laatste 50 jaar altijd afgesloten geweest, waarom moet hierin nu verandering komen? Kan dit niet nog een poosje wachten tot er van de laan een straat wordt gemaakt, dan krijgen de bewoners vanzelf een uitweg. Indien de gemeente Leiden de laan en slooten in onder houd wil nemen van de Hooge Rijndijk tot aan de Kanaalweg, dan zou er over te praten zijn, deze vergunning tot weder opzegging te verleenen, anders zien wij er veel narigheden en kosten uit voortkomen zonder dat er voor ons eenig voor deel aan verbonden zoude zijn". Spreker gelooft niet, dat de gemeente hierop kan ingaan; wat de eigenaresse vraagt is eigenlijk, dat de gemeente bijna den geheelen weg in onderhoud zou nemen, hetgeen de ge meente niet kan doen. Met dankbaarheid heeft spreker akte genomen van de woorden van waardeering, welke de heer Schüller over den dienst van Gemeentewerken en den Reinigingsdienst heeft gesproken. Spreker zal den dank van den heer Schüller aan deze diensten overbrengen. De heer Piena heeft met groote ergernis in een van de bladen een beschrijving van de huidige situatie in het huis Grenshoek gelezen. Onmiddellijk na de bevrijding heeft spreker als leider van de afdeeling Sociale Zaken van het Militair Gezag

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 7