18 MAANDAG 3 MAAET 1947. Herstel en yerhuur, van de v.m. bewaarschool (Ricmens e,a.) i aan de v. d. Werfstraat; e.a. zwaarder hebben gewogen dan cultureele en spreker zou dan ook gaarne vernemen welke motieven tot dit voorstel hebben geleid. In elk geval verzoekt spreker het College zijn aandacht aan dit punt te schenken. De heer Jongeleen zegt, dat het College het met den heer Riemens eens is, dat het gemeentebestuur zooveel mogelijk de jeugdvereenigingen moet steunen. Het gemeentebestuur doet dit ook; de gymnastieklokalen van vrijwel alle gemeentescholen zijn beschikbaar gesteld voor sportvereeni- gingen, gymnastiekvereenigingen en, zoo mogelijk, ook voor jeugdvereenigingen. Niet alleen de jeugdvereenigingen en de padvinderij echter hebben een tekort aan ruimte, ook industrie en handel kampen daarmede. Het betreft hier een school, die geheel is leeggehaald; er is totaal niets meer in; alleen de vier muren staan nog; deze ruimte is dan ook alleen nog maar geschikt voor pakhuis; wanneer men dit pand in orde zou willen laten maken voor de jeudgbeweging, zou dit vele malen f 2.400 kosten. Deze zaak heeft een voorgeschiedenis. De firma van der Reyden, die in Leiden was belast met den opslag van buiten- landsche bloem (hetgeen in het belang van de inwoners der stad was), heeft in het begin van 1945, toen de voormalige bewaarschool leegstond, aan het gemeentebestuur verzocht dit gebouw in gebruik te mogen nemen. Het toenmalige gemeentebestuur heeft het schoolgebouw aan deze firma verhuurd, omdat het daardoor in staat was haar te helpen aan een opslagplaats, die aan het water is gelegen; de opslag plaats aan den Ouden Rijn is niet meer per schip te bereiken, nu tegenover de Hooigracht een vaste brug (Gepekte brug) is gebouwd. Indien het ten slotte moest, zou het gebouw ook voor de jeugdbeweging kunnen worden ingericht. De belangen van handel en industrie kunnen echter niet bij die van de jeugd beweging achtergesteld worden. Het komt herhaaldelijk voor, dat een Leidsche firma het College of spreker zeer dringend om fabrieksruimte verzoekt. Het gemeentebestuur kan helaas aan dergelijke verzoeken niet voldoen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XVII. Voorstel tot het verhuren van verschillende perceelen wei- en teelland voor 1947. (36) De heer Knol acht de pachtsommen in het algemeen zeer laag. Op het oogenblik bedraagt de huur van teelland 20 a 30 cent per Rijnlandsche roe en die van weiland 90. per hectare; de gemeente zal met dit voorstel ver beneden deze prijzen blijven. Het argument, dat deze perceelen voor korten tijd worden verhuurd, kan misschien ten deele juist zijn met betrekking tot het teelland, maar kan niet gelden voor het weiland. Een zoetboer wordt niet gedupeerd, wanneer hij verplicht wordt zijn koeien naar een ander stuk land te drijvenhet is dan ook niet te begrijpen, waarom hij minder dan den geldenden prijs zou moeten betalen. Ook het argument, dat de Grondkamer de pachtsom heeft goed te keuren, acht spreker minder juist, omdat deze in het algemeen tegen de prijzen bezwaar zal maken, indien deze ze te hoog vindt en niet, indien ze te laag zijn. Aan gezien naar sprekers oordeel alle voorgestelde prijzen te laag zijn, zou men zijns inziens geen last met de Grondkamer hebben gekregen, indien men ze hooger had gesteld. De heer Frohwein meent, dat de pachters, genoemd onder 8, 9 en 10, hun land onderverhuren aan personen, die daarop vee stallen. Er bestaat op het oogenblik hier een geweldig tekort aan weiland; deze stukken weiland nu moeten zooveel mogelijk verdeeld worden en het is niet wenschelijk dat dan groote stukken land in handen van één boer worden gegeven, die niet alles voor zich zelf noodig heeft. Volgens het Ingekomen Stuk komen verscheidene stukken land voorloopig niet voor verhuring in aanmerking, aangezien het gewenscht is deze voorloopig te reserveeren voor woning bouw. In verband met het groote tekort aan weiland acht spreker het raadzaam deze stukken weiland van kwartaal tot kwartaal te verhuren, en ze niet uit de verhuur te nemen, hetgeen tot groot ongerief zou zijn voor de betrokken pach ters, die dat land noodig hebben; wanneer dat land dan voor woningbouw noodig is, kan men gemakkelijk het vee op stal zettenhet zijn tenslotte toch geen huizen, die men dan ver wijderen moet. iVerhuren van wei- en teelland (Riedel e.a.) i De heer Riedel ondersteunt het betoog van de heeren Knol en Frohwein. Waar de uitgaven van de gemeente zoozeer stijgen en gestegen zijn, moet men trachten het evenwicht tusschen inkomsten en uitgaven te bewaren; ook al zal van dezen post geen groote toeneming van kasgeld te verwachten zijn, toch moet men ook hier trachten de inkomsten zoo hoog mogelijk op te voeren. De gemeente is gebonden ten aanzien van deze pachtprijzen en men moet van verhooging daarvan ook geen overdreven verwachtingen hebben, maar spreker hoopt dat het gemeentebestuur deze pachten nog eens extra onder oogen zal zien en eventueel deze zal verhoogen. De heer Jongeleen stemt volledig in met de opmerkingen van de heeren Knol en Riedel. Het College zelf zou ook zeer gaarne deze pachten willen verhoogen, ware het niet, dat de gemeente gebonden is aan de prijzen van 1940, op grond van de Pachtwet; deze prijzen zijn bepaald. Het zou niet goed zijn, wanneer het gemeentebestuur pachtprijzen vaststelde, die boven deze bepaalde prijzen uitgingen; dat is naar sprekers meening niet de taak van het gemeentebestuur. Den heer Frohwein antwoordt spreker, dat het gemeente bestuur wat betreft het verhuren van weilanden, die eventueel in aanmerking komen voor woningbouw, een zeer voorzichtige politiek moet voeren. Het College heeft zeer lang gewacht met een voorstel tot verpachting van deze gronden aan den Raad te doen, omdat het niet wist, hoevele woningen even tueel aan Leiden zouden worden toegewezen. In het Ingekomen Stuk staat ook uitdrukkelijk, dat in het aan staande voorjaar waarschijnlijk definitief kan worden beslist in hoever deze gronden opnieuw zullen worden verhuurd. Met andere woordener bestaat nog een zeer groote mogelijk heid dat de betrokken huurders alsnog voor een jaar deze gronden kunnen huren. In dat geval ligt het in het voornemen deze gronden wederom te verhuren. In verband met den grooten woningnood hoopt spreker echter van harte, dat de gemeente deze gronden niet meer zal behoeven te ver huren, maar op dien grond woningen kan gaan bouwen. Trouwens, de gemeente heeft dezen grond gekocht met het uitgesproken doel daar te gaan bouwen, niet om hem te verhuren. De heer Knol kan zich uit een juridisch oogpunt niet ver eenigen met het betoog van den heer Wethouder. Deze zaak heeft niets uit te staan met de vraag, voor welke prijzen de perceelen vroeger zijn verhuurd. Spreker weet zeker, dat de Grondkamer ook verhoogingen van pachtsommen goedkeurt. Het Pachtbesluit bepaalt alleen, dat de goed keuring wordt verleend, wanneer de netto-opbrengst, welke bij een behoorlijke exploitatie van het gepachte te ver wachten is, den pachter een redelijke winst waarborgt. De heer Frohwein meent, dat in het betoog van den Wet houder ligt opgesloten, dat de grond, waarop huizen zullen worden gebouwd, zes maanden voor den aanvang van dien bouw braak zal liggen, terwijl in Leiden om grond wordt gegild. Spreker verzoekt met nadruk zoo spoedig mogelijk ook tot verhuring van dien grond over te gaan. De boer, die dezen grond als weiland in gebruik neemt, kan desnoods zijn vee den avond vóór den aanvang van den bouw op stal zetten. De heer Jongeleen zegt, dat de verzoeken van andere gemeentebesturen om tot verhooging van de pachtprijzen te mogen overgaan, zijn afgewezen. Niettemin zal het College den volgenden keer rekening houden met de opmerkingen, welke de heer Knol thans heeft gemaakt, en trachten hoogere pachtprijzen te bedingen. Volgens den heer Frohwein zit men in Leiden te gillen om wei- en teelland; men gilt echter ook om woningen. Het is volgens spreker een juist beleid van het College, indien het den Raad niet de gelegenheid geeft het gemeentebestuur te verwijten met de voorbereidende maatregelen niet gereed te zijn, wanneer de toewijzing voor den bouw van woningen wordt verkregen. Het gemeentebestuur zal zeker het belang, dat de gemeente heeft bij het bouwen van zooveel mogelijk woningen, in het oog moeten houden. Het schreeuwend gebrek aan wei- en teelland zal altijd een vraagstuk blijven, omdat het land, hetwelk om de ge meente is gelegen, altijd zeer in trek is. Spreker gelooft dan ook, dat de Raad niet goed zal doen met op de suggestie van den heer Frohwein in te gaan, maar wel verstandig zal doen met op dit punt een zeer voorzichtige politiek te voeren. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen met 28 tegen 8 stemmen. .'V .»f *èi\\ k I i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 4