16 N°. 11. Leiden, 25 Januari 1947. Bij haar in de leeskamer ter inzage gelegd schrijven geeft de Commissie van Toezicht op het middelbaar onderwijs ons College in overweging te bevorderen, dat de Verordening op de Gemeentelijke hoogere burgerscholen aldus wordt gewijzigd, dat de beslissing omtrent de bevordering van de leerlingen dier scholen, welke volgens het bepaalde bij het tweede lid van art. 21 dier Verordening bij die Commissie berust, wordt overgedragen aan de eenige instantie, welke h. i. in deze met volle kennis van zaken en deskundigheid kan oordeelen, n.l. aan de leeraren-vergadering. Aangezien wij, evenals de Inspecteur van het middelbaar onderwijs en de Raadscommissie voor het Onderwijs, tegen het voorstel van de Commissie van Toezicht geen bezwaar hebben, geven wij U in overweging vast te stellen de volgende verordening VERORDENING, tot wijziging van de verordening van 18 December 1922 (Gemeenteblad No. 67) op de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus en de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 6 April 1936 Gemeenteblad No. 7). Eenig Artikel. Het tweede lid van artikel 21 van bovengenoemde ver ordening wordt gelezen als volgt: „De beslissing omtrent de bevordering der leerlingen berust bij de leer aren vergadering." Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 12. Leiden, 25 Januari 1947. In verband met de omstandigheid, dat het aantal leer lingen van de o. 1. school aan de Boommarkt in 1946 is gedaald beneden 100 (het gemiddelde aantal over 1946 bedroeg 95 en het tegenwoordig aantal 87), vestigen wij er de aandacht op, dat, indien het aantal leerlingen van een openbare lagere school daalt beneden de voor de gemeente, waarin de school is gevestigd, gefixeerde limiet (voor Leiden is dat 100), die school als regel voor opheffing in aanmerking komt. Uitzondering op dien regel staat de Lager Onderwijswet toe, ingeval de instandhouding van de school wordt gevorderd op grond van artikel 19 (waarbij wordt bepaald, dat in elke gemeente voldoend lager onderwijs wordt gegeven in een genoegzaam aantal scholen) of, indien het betreft een vóór 1 Juli 1937 geopende school, waarvan de opheffing ten gevolge zou hebben, dat voor ten minste 25 leerlingen dier school binnen 4 km van hun woning geen plaatsruimte op een openbare school beschikbaar zou zijn. Het behoeft geen betoog, dat i. c. geen van beide uit zonderingsgevallen aanwezig is. Wil men de school behouden, en o. i. bestaat daarvoor alle aanleiding, dan is dat alleen mogelijk langs den weg, aangegeven bij het 6e lid van artikel 22bis der L. O.-wet. Dit lid bepaalt, dat de Minister, den Onderwijsraad gehoord, op verzoek van den Gemeenteraad, in bijzondere gevallen, telkens voor een jaar of tot weder opzegging, kan bepalen, dat een school wordt in stand gehouden ook al is het aantal leerlingen minder dan in het le lid is voorgeschreven. O. i. bestaat er in dit geval vol doende aanleiding voor toepassing van het 6e lid van artikel 22bis. Wel is waar is de school beneden de gestelde norm geraakt, maar een hoopvol teeken is het, dat de laagste twee klassen het sterkst bezet zijn. De verdeeling van het totaal aantal leerlingen over de verschillende klassen is als volgt: klasse 1 2 3 4 5 6 21 19 11 13 15 8 Uit het feit, dat de laagste klassen juist het sterkst zijn bezet en gemiddeld toch nog 20 leerlingen tellen, en uit de omstandigheid, dat uit de thans beschikbare gegevens blijkt, dat de met 1 April a.s. te vormen nieuwe klasse wederom 20 leerlingen zal tellen, blijkt o. i. dat er alle reden bestaat voor de verwachting, dat het dieptepunt is gepasseerd en dat op geleidelijke toeneming van het getal leerlingen mag worden gerekend. Bedenkt men dan nog, dat volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek het aantal geboorten zóó toeneemt, dat over enkele jaren de scholen meer dan anderhalf maal zooveel kinderen zullen moeten opnemen dan zij thans tellen, dan is er naar onze overtuiging voor den Minister voldoende reden om er toe mede te werken, dat deze school de gelegen heid krijgt zich te herstellen en te bewijzen, dat zij nog over voldoende levensvatbaarheid beschikt. Op grond van een en ander en met verwijzing naar het advies van de Commissie voor het Onderwijs, geven wij U in overweging tot den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen het verzoek te richten te bepalen, dat de o. 1. school aan de Boommarkt tot wederopzeggens of althans voorloopig tot 1 April 1948 in stand wordt gehouden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 13. Leiden 25 Januari 1947. De reeds sinds jaren geconstateerde groote toeloop van leerlingen tot de opleidingsscholen voor Gymnasium, H.B.S. en U.L.O., welke gepaard gaat met een vermindering van het getal leerlingen van de eigenlijke volksscholen, houdt nog steeds aan, neemt zelfs zoodanige vormen aan, dat aan ver schillende opleidingsscholen parallelklassen moesten worden gevormd en dat aan de volksscholen klassen moesten worden gecombineerd. In het midden latende de vraag, of de sterke voorliefde, welke bij vele ouders voor de opleidingsscholen bestaat, wel steeds goed gefundeerd is, verdient toch het streven van vele ouders om hun kinderen voor het volgen van uitge breid lager onderwijs te zien opgeleid zeker toejuiching en maakt deze situatie het noodig maatregelen te nemen, om den stroom van leerlingen naar de opleidingsscholen op te vangen. Te dien einde is het o.i. noodzakelijk enkele volksscholen om te zetten in opleidingsscholen. Voor het oogenblik zou naar onze meening kunnen worden volstaan met omzetting in opleidingsscholen voor U.L.O. van de o.l. scholen aan de Duivenbodestraat, aan het Schuttersveld en aan de Medusa straat A. In het tijdstip van toelating van leerlingen tot deze scholen, n.l. 1 April, zouden wij geen verandering wenschen te zien gebracht. Weliswaar valt dan het normale tijdstip voor het verlaten dier scholen niet samen met dat van toe lating tot het uitgebreid lager onderwijs, doch tegenover dit bezwaar staat het voordeel, dat de leerlingen in die deelen der stad, waarin evengenoemde drie scholen liggen, indien zij den leeftijd van toelating tot de lagere school hebben bereikt, niet tot 1 September op toelating behoeven te wachten, doch reeds op 1 April kunnen worden toegelaten. Verder behoeven de zittenblijvers van bedoelde drie scholen of van de in hëtzéffde gêbóuw óf in' dë hhhsté ömgëVing'tan de drie scholen gevestigde opleidingsscholen voor U.L.O. niet een vol jaar te doubleeren, maar kunnen zij naar de andere school overgaan, waardoor zij in plaats van een jaar, slechts een half jaar verliezen. Het spreekt wel vanzelf, dat de omzetting in opleidings scholen voor U.L.O. geleidelijk zal moeten geschieden. Wordt tot omzetting en verplaatsing van de genoemde scholen overgegaan, dan is naamsverandering voor die scholen noodig. Wij merken nog op, dat de in opleidingsschool voor U.L.O. om te zetten school Medusastraat A een afzonderlijke toe gang tot het gebouw kan krijgen aan de zijde van de Java- straat. De Inspecteur van het lager onderwijs, die zich in het algemeen met het vorenstaande kan vereenigen, zou het beter achten in plaats van de school Medusastraat A, de school Medusastraat B om te zetten. Met de Commissie voor het Onderwijs blijven wij van meening, dat de A-school het meest voor omzetting in aanmerking komt. De bij den Inspecteur bestaande vrees, dat de ouders met de inschrij ving van hunne kinderen liever een halfjaar zullen wachten om ze dan op de school aan den Driftstraat geplaatst te krijgen, deelen wij niet. Ook het door den Inspecteur aan gevoerde argument, dat de school B 5 leerkrachten telt en de school A slechts 4, zoodat te verwachten is, dat de B- school binnen afzienbaren tijd een volledige 6-mansschool zal zijn, achten wij niet van zoodanige beteekenis, dat om die reden de school B voor omzetting in aanmerking zou behooren te komen; naar ons gevoelen is de verwachting gewettigd, dat de A-school na de omzetting ook spoedig tot een 6-mansschool zal uitgroeien. Resumeerende geven wij U in overweging te besluiten met ingang van 1 April 1947 a. de o.l. scholen aan de Duivenbodestraat, het Schut tersveld en de Medusastraat A om te zetten in opleidings scholen voor U.L.O.; b. de sub a bedoelde scholen aan te duiden als opleidings school voor U.L.O., respectievelijk aan de Duivenbodestraat, het Schuttersveld en de Javastraat; c. de o.l. school aan de Medusastraat B aan te duiden als o.l. school aan de Medusastraat. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1947 | | pagina 2