112 MAANDAG 23 DECEMBER 1946; Verleenen van een bijdrage aan de K.E.M.A.; e.a. (van der Kwaak e.a.) De keer van der Kwaak antwoordt, dat de gebouwen inderdaad waren verzekerd. Het bedrag wordt echter niet gevraagd voor den herbouw van de gebouwen, maar dient voor de geheele exploitatie gedurende 12 jaren, ten aanzien waarvan de gemeente Leiden een overeenkomst met de K.E.M.A. heeft gesloten. Aan den wederopbouw is men reeds begonnen. Het bedrijf is in enkele groote steden (o.a. Amsterdam) ondergebracht en is in staat de aanvragen met inachtneming van een redelijken termijn af te werken. Wordt zonder hoofdeüjke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXI. Praeadvies op het voorstel van den heer D. J. van Dijk inzake de aansluiting van de woningen der Raadsleden op het telefoonnet. (202 en 208) Mevrouw Braggaar meent, dat nauwelijks behoeft te worden betoogd, dat de Raadsleden een onaangenaam gevoel hebben over de wijze, waarop deze zaak is verloopen. Uit den brief, welken Burgemeester en Wethouders aan Gedeputeerde Staten hebben gezonden, blijkt, dat het College van goeden wille is. Toch is de gang van zaken volgens spreekster niet juist geweest. Op grond van het Raadsbesluit van 1930 hebben de Raadsleden recht op een telefoonaansluiting. Het zou vanzelfsprekend zijn geweest, indien de leden na de bevrijding, toen de Raad zijn werkzaamheden had hervat, de telefoonaansluiting, welke tijdens de bezetting was verbroken, hadden terug gekregen. In de periode van den tijdelijken gemeenteraad heeft het College op het verzoek van Raadsleden om hun woning wederom aan het telefoonnet te doen aansluiten geantwoord, dat dit helaas door gebrek aan materiaal niet mogelijk was, maar na vijf maanden zou kunnen geschieden. Na deze vijf maanden hebben de Raadsleden het verzoek niet herhaald, omdat zij begrepen, dat bij de verkiezing- van den nieuwen raad vele mutaties zouden plaats hebben en door het verbreken van aansluitingen en het tot stand brengen van nieuwe aansluitingen veel materiaal zou ver loren gaan. Zij hebben dus de benoeming van den nieuwen raad afgewacht in de zekerheid, dat zij dan ook op dit punt in hun oude rechten zouden worden hersteld. Te meer konden zij dit doen, waar bekend was, dat ongeveer 50 aansluitingen per maand worden tot stand gebracht. Voor de 15 aan sluitingen, waarom het thans gaat, kan het bezwaar van het materiaal dus niet meer gelden. Het bezwaar, dat Gedeputeerde Staten tegen de aan sluiting maken in verband met de noodlijdendheid der gemeente, kan spreekster niet aanvaarden. Leiden, dat zich nog steeds uitbreidt, heeft op het oogenblik een zoo- danigen omvang, dat de gemeente met een bedrag van 350.voor 1946 en een bedrag van 2.500.voor 1947 zeker niet zal staan of vallen. Men dient hierbij te bedenken, dat de Raadsleden buiten hun werk voor den Raad nog heel veel andere bezigheden hebben. Het is dan ook in hen te prijzen, dat zij een gedeelte van hun tijd ten bate van de gemeente willen afstaan. Het moet hun dan echter ook mogelijk worden gemaakt hun werk voor de gemeente zoo goed mogelijk te doen. Zij zullen hun werk veel beter kunnen doen, indien zij per telefoon met elkaar en met de diensten der gemeente overleg kunnen plegen dan wanneer zij niet over een telefoon beschikken. Ook de belangen van de burgers, die zich tot de Raads leden persoonlijk wenden, zullen veel beter kunnen worden behartigd, wanneer de Raadsleden in een voorkomend geval zich onmiddellijk met den daarbij betrokken gemeentedienst per telefoon in verbinding kunnen stellen. Moeten de Raads leden zich eerst naar dien dienst begeven of daarmede in briefwisseling treden, dan duurt de behandeling vaak veel te lang en komen heel veel zaken, waarbij belangen van de gemeente en van burgers zijn betrokken, niet tot haar recht. De Raadsleden hebben thans het onbevredigende gevoel, dat hun werk door Gedeputeerde Staten zeer weinig wordt gewaardeerd en daarom het voteeren van het betrekkelijk kleine bedrag niet wordt goedgekeurd. Spreekster vraagt, of het College bereid is, op de be grooting voor 1947 alsnog een post voor de aansluiting van de woningen der Raadsleden aan het telefoonnet uit te trekken. De heer Hendriks verklaart, dat hij in de vorige vergadering bij het maken van een opmerking over deze zaak den indruk had, dat het College haar wilde torpedeeren. Gelukkig heeft hij thans een anderen indruk. Gedeputeerde Staten weigeren Aansluiting van de woningen der raadsleden op het (Hendriks e.a.) telefoonnet; e.a. op het oogenblik hun goedkeuring te verleenen aan het voteeren van een bedrag voor iets, waaraan zij indertijd hun medewerking hebben verleend. Spreker ziet als den eenigen weg, die thans voor den Raad openstaat: hiertegen in beroep gaan. De heer Wilmer wenscht niet zoo ver te gaan als de heer Hendriks, omdat naar zijn meening de Raad alleen dan bij de Kroon in beroep dient te gaan, wanneer hij met be trekking tot zaken van zeer veel belangrijker aard met Gedeputeerde Staten van meening verschilt. Aangezien dit ten aanzien van de begrooting voor 1947 weleens het geval zou kunnen zijn, doet de Raad thans beter met zijn kruit te bewaren. Spreker is het echter met mevrouw Braggaar volkomen eens, dat de Raad thans het hoofd niet in den schoot moet leggen; het oude Raadsbesluit is nog steeds van kracht. Ook spreker acht het van belang, dat de Raadsleden een telefoon hebben en daarom geeft hij met mevrouw Braggaar het College in overweging, deze zaak op de begrooting voor 1947 te plaatsen. Verdere stappen behooren naar sprekers meening thans niet te worden gedaan. De Voorzitter vestigt er de aandacht op, dat ook indien de tijdelijke gemeenteraad vijf maanden geleden had be sloten een bedrag voor de aansluiting van de woningen der Raadsleden aan het telefoonnet te voteeren, het toen malige College zich op grond van de Algemeene Voorwaarden voor noodlijdende gemeenten tot Gedeputeerde Staten had moeten wenden met het verzoek te willen mededeelen, dat bij hen geen bezwaar tegen het doen van de noodige uitgaven bestond. Gedeputeerde Staten maken thans bezwaar in verband met de noodlijdendheid der gemeente, dus niet op grond van de wijziging eener begrooting. In dien zin kan er dan ook geen sprake zijn van in beroep gaan. Intusschen heeft het College geen bezwaar deze zaak opnieuw te bezien. Voor de begrooting 1947 heeft het te dien aanzien nog geen standpunt ingenomen; het kan deze zaak nader overwegen. Den heer Riedel is het bekend, dat een overeenkomstige post op de begrooting van de gemeente 's-Gravenhage is gekomen, terwijl die gemeente ook noodlijdend is. De Voorzitter acht dit een belangrijke mededeeling. Het feit zelf was het College niet bekend. Misschien hebben Gedeputeerde Staten er geen bezwaar tegen gemaakt, omdat Den Haag zooveel grooter is. De heer van Wolzcn acht het gewenscht, dat de aandacht er op wordt gevestigd, dat het aantal inwoners van Leiden langzamerhand de 100.000 nadert. Mevrouw Braggaar vraagt, of zij uit het antwoord van den Voorzitter mag eoncludeeren, dat het College bereid is op de begrooting 1947 hiervoor een post uit te trekken. De Voorzitter kan op het oogenblik geen beslissing nemen en dan ook niet zeggen, of het College daartoe bereid is. Bij de behandeling van de begrooting zal de Raad het al of niet tegenkomen. Mevrouw Braggaar spreekt de hoop uit, dat het dan niet te laat is en de Raadsleden niet nog langer van een telefoon verstoken zullen blijven. De Voorzitter zegt, dat het bij de behandeling van de begrooting 1947 naar voren zal komen. Het praeadvies van Burgemeester en Wethouders wordt zonder hoofdelijke stemming voor kennisgeving aangenomen. XXII. Voorstel tot het wijzigen van de verordening, regelende het verleenen van wachtgeld en pensioen aan de Wethouders, alsmede het verleenen van pensioen aan hun weduwen en weezen. (203) De heer Piena heeft tegen het voorstel geen enkel bezwaar, maar acht het gewenscht van deze gelegenheid gebruik te maken om ook artikel 6 van de bestaande verordening te wijzigen. In dit artikel wordt n.l. wel bepaald, dat het wachtgeld van een wethouder, die inkomsten gaat genieten uit of in verband met een ambt of betrekking in dienst van één der

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 4