118 MAANDAG 23 DECEMBER 1946. Interpellatie van den heer A. van Dijk met betrekking (A. van Dijk e.a.) beleid Gem. Huisvestingbureau. De beer A. van Dijk dankt den Raad voor het hem ver leende verlof en stelt de volgende vragen: Is het Burgemeester en Wethouders bekend, dat 1°. bepaalde zeer urgente gevallen van huisvesting na meer dan een half jaar nog steeds niet zijn opgelost; 2°. op het Gemeentelijk Huisvestingsbureau bij de toe wijzing van woningen geen vaste lijn wordt gevolgd; 3°. er nog te veel woningen geruimen tijd onbewoond blijven; 4°. er door het Gemeentelijk Huisvestingsbureau geen of te weinig overleg wordt gepleegd met officieele instanties en/of met personen, die krachtens hun beroep feitens aan gewezen en bevoegd zijn tot het verleenen van rechtskundigen bijstand? Zijn Burgemeester en Wethouders niet met mij van meening, dat uit de hiergenoemde feiten, welke met vele voorbeelden kunnen worden toegelicht, duidelijk blijkt, dat het Gemeentelijk Huisvestingsbureau in zijn werkwijze ernstige gebreken vertoont? Zijn Burgemeester en Wethouders bereid aan den Baad een voorstel te doen tot het instellen van een commissie, bestaande uit deskundigen, welke commissie tot taak zal hebben van advies te dienen in aangelegenheden betrekking hebbende op de huisvesting? Spreker dankt den Wethouder voor diens verklaring, niet bereid te zijn deze zaak ,,er door te jagen". Spreker stelt prijs op een rustige bespreking van de feiten en is bereid zoowel hedenmiddag als vanavond zijn betoog voort te zetten. De heer Frohwein zegt, dat men kan voorzien, dat vele leden hedenavond niet zullen kunnen komen, nu de avond vergadering zeer onverwachts zal plaats hebben, en vraagt, of het niet mogelijk is de interpellatie in een volgende ver gadering verder te behandelen. De Voorzitter antwoordt, dat de Wethouder deze zaak gaarne vandaag zou afhandelen. Spreker kan zich met dien wensch volkomen vereenigen. De heer Vos merkt op, dat het aan den anderen kant zeer ongewenscht is, dat deze belangrijke aangelegenheid in een onvoltallige vergadering wordt behandeld. De heer Riedel ziet niet in, waarom de besprekingen thans niet kunnen worden voortgezet. Indien de Voorzitter daartoe tot 18 u. 15 de gelegenheid geeft, kan de behandeling een heel eind zijn gevorderd, indien men niet in wijdloopige besprekingen vervalt. Interpellatie van den heer A. van Dijk met betrekking (Voorzitter e.a.) beleid Gem. Huisvestingsbureau; e.a. De Voorzitter meent, dat de Wethouder meer tijd noodig heeft. Mevrouw Braggaar zegt, dat, nu het den laatsten tijd niet tot de gewoonte van den Raad behoort des avonds te ver gaderen, vele leden er met hun werkzaamheden niet op hebben gerekend, dat er hedenavond vergadering zou zijn. Ook spreekster meent, dat de zaak grondig moet worden besproken en vraagt daarom, of het niet mogelijk is de verdere behandeling van de interpellatie te verdagen tot 30 December a.s. De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders in de volgende vergadering, welke op 30 December a.s. zal worden gehouden, de gestelde vragen zullen beantwoorden. De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Piena vestigt de aandacht van het College op twee levensgevaarlijke punten in de stad: 1°. de Rijnsburgerweg, vlak vóór het Academisch Zieken huis, waar de trams uit Katwijk en Noord wijk binnenkomen en een zeer druk verkeer is. Spreker begrijpt niet, welken zin het uitstappen op die plaats heeft, aangezien de trams van daar naar het emplacement rijden. Het gaat er alleen om, de passagiers in de trams te doen blijven, tot zij op het emplacement zijn aangekomen. 2°. de Breestraat, vlak vóór het kantoor van Van Gend en Loos. De geweldig groote vrachtwagens van deze firma maken het de tram onmogelijk te passeeren. De Voorzitter zal een onderzoek doen instellen. De heer Cats zegt, dat de vier booglampen bij den over weg aan den Rijnsburgerweg thans des morgens om 7 uur, als het nog donker is, worden uitgeschakeld, maar des avonds vroegtijdig worden ontstoken. Spreker acht het voor de veiligheid van het verkeer gewenscht, dat de ver lichting des morgens langer aanblijft en des avonds desnoods later wordt ingeschakeld. De heer van der Kwaak zal hiernaar een onderzoek doen instellen. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 10