GEMEENTE LEIDEN. 71 IN&£KOMEN STFKREN. N°. 205. Leiden, 17 December 1946. Door den slechten toestand, waarin de Huigbrug over den Maresingel is blijken te verkeeren, was het noodzakelijk deze brug uit veiligheidsoverwegingen voor het landverkeer te sluiten en gedeeltelijk te demonteeren. Ons College is van oordeel, dat het, ter voorziening in de behoeften van het verkeer, geboden is, zoo spoedig mogelijk tot herstel van de brug over te gaan. Hierbij hebben wij rekening gehouden met de mogelijkheid, dat binnen afzienbaren tijd verbetering van den vaarweg door de Maresingelgracht ten einde gelegenheid te openen den kolenaanvoer voor de Lichtfabrieken met veel grootere schepen dan tot dusverre mogelijk was te doen geschieden voor genoemd bedrijf belangrijke voordeelen zou medebrengen, zoodat het alsdan wenschelijk zou zijn deze verbetering tot stand te brengen. De in zijn oude gedaante herstelde Huigbrug, welke slechts een geringe doorvaartwijdte heeft, zou dan moeten verdwijnen. De vraag is daarom gerezen, of het met het oog daarop niet beter zou zijn de brug niet te herstellen. Voordat dienaangaande een beslissing kan worden ge nomen en tot verbetering van bedoelde vaarweg kan worden overgegaan, zullen echter, naar het zich laat aanzien, nog verscheidene jaren moeten verloopen. Het achterwege laten van het herstel van de Huigbrug zou derhalve in hooge mate schadelijk zijn voor het verkeer te land. Wij hebben nog overwogen de verbinding over den Mare singel door middel van een pontveer te doen geschieden, doch meenen, dat deze oplossing voor het verkeer weinig bevrediging zal schenken, terwijl zij bovendien belangrijke kosten zou medebrengen, tenzij menwat wij niet wenschelijk zouden achten de kosten gedeeltelijk op het publiek zou afwentelen. Alles bijeengenomen zijn wij derhalve van oordeel, dat thans tot herstel van de Huigbrug dient te worden over gegaan. De kosten daarvan worden geraamd op 4.500. In overéenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage geven wij Uwe Vergadering in overweging om, behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten, een bedrag van 4.500.beschikbaar te stellen voor de her stelling van de Huigbrug en te, bepalen, dat dit bedrag over een periode van 10 jaar, aanvangende met het jaar 1947, ten laste van den gewonen dienst zal worden verdeeld. Te zijner tijd zal het genoemde bedrag op den kapitaaldienst van de gemeentebegrooting voor het dienstjaar 1947 worden gebracht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 206. Leiden, 20 December 1946. Tengevolge van het ontslag verleend aan de dames C. R. Kok en N. H. Mak is het noodig dat eene voorziening wordt getroffen in de daardoor ontstane vacatures van leerares in de lichamelijke oefening aan de Hoogere Burger school met 5-jarigen cursus en van onderwijzeres in dat vak bij het uitgebreid lager onderwijs. Ter vervulling van de vacature van leerares in lichamelijke oefening aan de Hoogere Burgerschool met 5-jarigen cursus bieden wij U de volgende aanbeveling aan: 1°. Mej. F. A. NAWIJN, leerares in lichamelijke oefening aan een tweetal hoogere burgerscholen en een huishoud school te Leeuwarden; 2°. Mej. M. G. M. VERMEULEN, onderwijzeres in lichamelijke oefening bij het lager- en uitgebreid lager onderwijs te Utrecht en Hilversum. Voor benoeming tot onderwijzeres in lichamelijke oefening bij het uitgebreid lager onderwijs dragen wij U voor: Mej. F. A. NAWIJN, te Leeuwarden. Met verwijzing naar de bij de stukken gevoegde adviezen, verzoeken wij U tot benoeming met ingang van een nader door ons College te bepalen datum over te gaan, evenwel met dien verstande, dat bij eventueele benoeming van mej. Vermeulen tot leerares aan de Hoogere Burger school met 5-jarigen cursus de benoeming tijdelijk en voor den duur van een jaar geschiedt. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 207. Leiden, 20 December 1946. Ter voorziening in de vacature van onderwijzer in de lichamelijke oefening bij het uitgebreid lager onderwijs bieden wij U, met verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken, waaronder het advies van den Inspecteur van het Lager Onderwijs, de volgende voordracht aan: 1°. W. P. LEENEN, onderwijzer in de lichamelijke oefening bij het bijzonder lager- en uitgebreid lager onderwijs te 's Gravenhage; 2°. E. CORNET, onderwijzer in de lichamelijke oefening bij het openbaar lager- en uitgebreid lager onderwijs te Rijswijk (Z.-H.). Wij verzoeken U tot benoeming, met ingang van een nader door ons College te bepalen datum, over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 208. Leiden, 20 December 1946. Ten vervolge op onze mededeeling, opgenomen in Inge komen Stukken No. 202 van 1946, betreffende aansluiting van de woningen der raadsleden aan het telefoonnet, deelen wij U mede, dat wij heden bericht van Gedeputeerde Staten hebben ontvangen, dat bij hun College, in verband met de noodlijdendheid der gemeente, tegen de onderhavige uitgave bezwaar bestaat. Bedoeld schrijven is in de Leeskamer ter inzage gelegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 209. Leiden, 30 December 1946. Ten vervolge op ons voorstel d.d. 14 December j.l. (Ingekomen Stukken No. 188) inzake de herbenoeming van vier stadsgeneesheeren, deelen wij U mede, dat wij te dezer zake het advies hebben ingewonnen van de Commissie voor den Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst. Met verwijzing naar dit ter inzage gelegde advies, stellen wij U thans voor de artsen P. J. M. Niemer, A. J. B. Poortman en Dr J. H. F. Lahr wederom in hun betrekking van stadsgeneesheer te bestendigen, voor het tijdvak 1 Januari 1947i Januari 1949 en in plaats van den arts S. A. de Graaff voor genoemd tijdvak als zoodanig te benoemen Mej. Dr C. Hovens Greve. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 1