106
MAANDAG 25 NOVEMBER 1946.
Interpellatie-D. J. van Dijk.
(Schiiller e.a.)
in de eerstvolgende raadsvergadering een voorstel met be
trekking tot het raadsbesluit van 1930 te doen.
De Voorzitter zegt, dat het alleen hierom gaat, dat het
College de uitvoering van het raadsbesluit van 1930 wil
binden aan de financieele positie der gemeente in 1947, aan
gezien het een belangrijke uitgave is. De Raad kan op het
oogenblik de financieele positie van 1947 nog niet beoordeelen.
De heer Schiiller beschouwt de financieele positie der ge
meente in .1947 als den kapstok, waaraan het College de zaak
wil ophangen om zoodoende te ontkomen aan de uitvoering
van het raadsbesluit van 1930.
De Voorzitter Het verschil is dit: de heer van Dijk denkt,
dat het wèl uitgevoerd kan worden, en het College wil zich
daarover beraden en wenscht te weten, hoe de begrooting
er uit ziet.
De heer Schiiller zegt, dat er toch nog meer posten bij
komen. Men krijgt hier een waschlijst van nieuwe posten of
van verhoogingen van posten. Daar kan een telefoonaan
sluiting voor de raadsleden toch ook bij opgenomen worden.
De Voorzitter zegt, dat dit niet kan. Wat de heer Schiiller
noemde, is een verhooging van een post, hier betreft het een
nieuwen post.
De heer Hendriks zegt, dat het College verbazend handig
is. Spreker heeft een eigen telefoonaansluiting; volgens het
raadsbesluit van 1930 heeft hij recht op een aansluiting voor
rekening van de gemeente. Wat gebeurt er nu als spreker
een declaratie voor deze telefoonkosten bij de gemeente
Leiden indient? Dan moet de gemeente betalen en moet het
College maar zien waar het dit geld vandaan haalt.
De Voorzitter zegt, dat deze dan niet uitbetaald kan worden,
omdat er op de begrooting geen post voor is. Het geld moet
door den Raad gevoteerd worden, maar dit is niet geschied.
De heer Wilmer zegt, dat dit vraagstuk op zich zelf hem
niet zeer interesseert; spreker acht het niet van zoo groot
belang of de raadsleden een half jaar langer of korter van
telefoon verstoken zijn. Spreker interesseert meer de quaestie,
dat een raadsbesluit door Burgemeester en Wethouders zonder
meer niet wordt uitgevoerd. Spreker is het eens met het
standpunt, dat dit raadsbesluit uitgevoerd moet worden. Dit
raadsbesluit is genomen en het ligt op den weg van Burge
meester en Wethouders om het uit te voeren, en daartoe
behoort, dat Burgemeester en Wethouders aan den Raad
voorstellen een manier om deze uitgave te financieren, waar
door de Raad voor deze zaak de algemeene verantwoordelijk
heid kan dragen. Het zou toch te vreemd zijn, wanneer de
Raad voorstellen aanneemt, maar het College zegtwij kunnen
deze wel uitvoeren, maar wij willen wachten tot de volgende
begrooting. De uitvoering van een voorstel, aangenomen in
Januari of Februari, zou dan moeten wachten tot de be
grooting voor bet volgend jaar. Dat kan nooit de bedoeling
zijn. Het College moet dit raadsbesluit uitvoeren en de
middelen zoeken om tot die uitvoering te komen. Is dit het
College onmogelijk, spreker kan echter niet aannemen
dat het zoo moeilijk is een post van 2.500.op de be
grooting voor 1946 te brengen dan deelt het dit aan den
Raad mede en adviseert het den Raad zijn besluit in te
trekken.
De heer D. J. van Dijk wil in verband hiermede een voorstel
doen om alsnog een post voor aansluiting van de Raadsleden
op het telefoonnet op de begrooting te brengen. Dit beteekent
natuurlijk niet, dat men dan direct die gelden voor dit jaar
toegestaan moet opmaken, maar bij aanneming van dat
voorstel kan men direct die aansluiting tot stand brengen.
Dan zijn alle haken en oogen, die dit zouden kunnen beletten,
opgeruimd en zou die post alsnog op de begrooting opgenomen
kunnen worden.
De Voorzitter veronderstelt, dat bedoeld is de begrooting
voor het dienstjaar 1946, en deelt mede, dat het College
bereid is, tegen de eerstvolgende raadsvergadering prae-
advies over het voorstel uit te brengen.
De heer D. J. van Dijk gelooft, dat het een snellere procedure
zal zijn, indien hij het giet in den vorm van een motie, waarin
het College wordt verzocht, dit te doen.
De Voorzitter zegt, dat de Raad het in elk geval op de
Inlerpcllatic-D. J. van Dijk; e.a.
(Voorzitter e.a.)
begrooting moet voteeren. Het is daarom gewenscht, dat de
Raad eventueel in zijn volgende vergadering het geld voteert.
De heer D. J. van Dijk heeft er daarom aan toegevoegd, dat
het nu alleen gaat om het voteeren van het geld en in 1947
tot de aansluiting kan worden overgegaan. Men behoeft dan
niet te wachten tot de behandeling van de begrooting voor
het dienstjaar 1947.
De Voorzitter acht het veel beter, dat in de volgende ver
gadering een post op ,de begrooting voor 1946 wordt uit
getrokken. Gedeputeerde Staten kunnen zich daarover be
raden. Blijkt er geen bezwaar tegen te bestaan, dan kan de
post ook op de begrooting voor 1947 worden gebracht.
De heer Schiiller merkt op, dat de goedkeuring van Ge
deputeerde Staten mogelijk niet gevraagd behoeft te worden,
indien het bedrag uit den post „onvoorziene uitgaven"
wordt betaald.
De Voorzitter zegt, dat daarvoor een afzonderlijke post op
de begrooting moet komen.
Spreker deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van
den heer D. J. van Dijk, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor alsnog een post op de be
grooting voor 1946 op te nemen betreffende de aansluiting
der raadsleden op het telephoonnet."
Spieker stelt namens het College voor, dit voorstel te
stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om
prae-advies.
De heer D. J. van Dijk vraagt, of hij er op mag rekenen,
dat het prae-advies spoedig zal worden uitgebracht.
De Voorzitter antwoordt, dat de Raad het prae-advies
tegen de volgende raadszitting kan tegemoet zien. Het is
sprekers bedoeling, den Raad nog één keer vóór 1 Januari
1947 in vergadering bijeen te roepen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van den Voorzitter besloten.
De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in
het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen*
Mevrouw Iïragcjaar heeft in een vergadering van den
tijdelijken gemeenteraad aangedrongen op verbetering van
het wegdek van de Rijn- en Schiekade, dat bij regenachtig
weer een ware modderpoel is en bij droog weer een stofplaag
veroorzaakt, die den bewoners belet ramen en deuren open
te zetten. De vele kuilen leveren gevaar op voor het rijdend
verkeer. Volgens den toenmaligen Wethouder was het uit
blijven van de verbetering te danken aan sommige huis
eigenaren, die hun voortuinen niet wilden afstaan. Spreekster
vraagt zich af, of het nu wel aangaat, dat alle andere bewoners
daardoor worden gedupeerd; zij dringt er met klem bij het
College O]) aan, spoedig tot verbetering van dit wegdek over
te gaan.
De heer Jongeleen kan ondanks het vriendelijke verzoek
van mevrouw Braggaar geen enkele toezegging doen, omdat
datgene, waarop zij met betrekking tot den onwil van som
mige huiseigenaren doelt, nog precies hetzelfde is.
Men heeft in dezen te maken met een verandering van
het geheele wegdek. Zeer vele bewoners van de Rijn-en Schie
kade hebben verzocht het trottoir, dat nu 0,60 m breed is,
te verbreeden in het belang van de voetgangers. Nog steeds
is een aantal huiseigenaren niet bereid aan het verzoek van
het College te voldoen, maar bovendien speelt reeds geruimen
tijd de schaarschte aan materialen een belangrijke rol. Het
is mogelijk dat, nu asfalt en bitumen vrijgegeven zijn, de
gemeente zich binnenkort wat materiaal zal kunnen aan
schaffen, maar zelfs dan kan spreker nog niet toezeggen dat
het gemeentebestuur direct tot verbetering van dit wegdek
zal overgaan. Het gemeentebestuur wil dit gaarne in orde
maken, wanneer het de volledige medewerking van de
eigenaren van de daar gelegen perceelen krijgt.
De heer Sehiilier verzoekt den voorzitter van het geor
ganiseerd overleg, nu de betreffende commissie weer geheel
compleet is, op zeer korten termijn een vergadering van het
georganiseerd overleg bijeen te roepen b.v. ter bespreking
van de salarieering van het gemeentepersoneel, in verband
met de verbeteringen, die de Regeering in de salarieering
van het Rijkspersoneel gebracht heeft en de reorganisatie
van het Overleg.
J - vUi