104
MAANDAG 25 NOVEMBER 1946.
Verpachten buffetten Stadsgehoorzaal; e.a.
(Hendriks e.a.)
daarvoor eenige vergoeding gevraagd werdde pachter heeft
zelfs steeds vergoeding daarvoor geweigerd.
De"heer Lomhert sluit zich bij den heer Hendriks aan. Spreker
heeft vaak te maken gehad met het huren van de Stadsgehoor
zaal; de behandeling door den heer van Ingen Schenau
daarbij was altijd zeer heusch. Ook heeft deze nooit getracht
zaken in rekening te brengen, waarvoor spreker niets ver
schuldigd was. Spreker's ervaringen met de behandeling door
den heer van Ingen Schenau zijn niet anders dan gunstig.
De heer Riemens zegt, dat het bij de dahlia-tentoonstelling
in 1945 nog ging, maar dat de pachter bij de chrysanten
tentoonstelling in 1946 in verschillende opzichten niet wilde
medewerken. Dat de bestuursleden een dubbeltje moesten
betalen, was al een schandaal, maar dat zelfs de brandwacht
dat moest doen spant de kroon.
De heer Jongeleen zal de quaestie van de telefoon onder
zoeken. Blijkt de bewering van den heer Schüller inderdaad
juist, dan kan het College niet anders doen dan den heer
van Ingen Schenau wijzen op zijn taak op dit punt.
De voorstelling van zaken, die de heer Schüller geeft inzake
de verpachting, speciaal ten aanzien van die in het verleden,
laat spreker natuurlijk geheel voor diens rekening. Spreker
weet niet of het zoo gegaan is, maar dit zou dan een reden
te meer zijn om uiterst voorzichtig te zijn. Wanneer het in
de toekomst zoo moet gaan, moet het College uiterst voor
zichtig zijn en deze zaak niet openbaar aanbesteden. Aan
deze zaak is een en ander verbonden; spreker acht het beter
om over de andere kanten van dit -vraagstuk op dit oogenblik
niet verder te spreken. Blijkt het volgend jaar, nadat de
zaak nader bezien is, openbare aanbesteding noodig, dan
zal het College den Raad tevoren inlichten.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXIX. Voorstel tot het verhuren van een verdieping van
liet voormalige schoolgebouw Pieterskerkhof 4a aan het Ili|k.
(184)
XXX. Voorstel tot het wijzigen van de Electrieiteits-
verordening. (177)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XXIX en
XXX besloten.
XXXI. Voorstel tot het verleenen van subsidie aan de
Commissie inzake Huishoudelijke Voorlichting en Gezinsleiding
voor het jaar 1946. (178)
De heer Woudstra merkt op, dat in het algemeen een
commissie geen zelfstandig bestaan heeft, maar uitgaat van
een bepaalde instantie of corporatie dan wel van zekere
instanties of corporaties. In dit geval blijkt daarvan niets
uit het briefhoofd van het verzoek, dat aan het gemeente
bestuur is gericht. Uit de begrooting der commissie is spreker
gebleken, dat er wel een landelijk comité bestaat. Spreker
stelt nu de volgende vragen: welk verband is er tusschen de
commissie en het landelijk comité; waar gaat deze commissie
van uit; aan wie doet zij rekening en verantwoording voor
haar gestiewie benoemt nieuwe leden in ontstane vacatures
Deze vragen betreffen den juridischen status der commissie.
Wat het karakter der commissie betreftde commissie laat
kookdemonstraties geven en organiseert cursussen. Zoo komen
op de begrooting twee cursussen ,,k. en o." voor. Deze af
kortingen behoeven nadere toelichting om den raadsleden
eenig inzicht te geven in de zaak, waarom het gaat. Spreker
zou gaarne weten, wie de kookdemonstraties bijwonen; het
gaat spreker namelijk om de vraag, of de commissie een
sociaal karakter heeft. Indien de demonstraties b.v. hoofd
zakelijk door personen uit den middenstand zouden worden
bijgewoond, zou spreker niets gevoelen voor het toekennen
van een subsidie, aangezien die personen zelf wel 150.
kunnen bijeenbrengen. In dit verband stelt spreker de vraag,
of de instanties, waarvan de commissie uitgaat, zelf niet
150.kunnen opbrengen en of de organisatorische opzet
der commissie niet een beletsel vormt om dit werk geheel
uit particuliere bronnen te financieren.
De heer Menken herinnert den Raad er aan, dat in het
jaar 1935 van het Departement van Sociale Zaken een
schrijven aan alle burgemeesters is uitgegaan, waarin werd
gezegd, dat het met het oog op de omstandigheden, waarin
Subsidie Commissie Huishoudelijke Voorlichtinge.a.
(Menken e.a.)
de arbeidersgezinnen ten gevolge van de toen heerschende
crisis in het algemeen verkeerden, dringend noodzakelijk was
door middel van cursussen aan de huisvrouwen te leeren,
hoe zij meer economisch en op een meer verantwoorde wijze
haar gezinnen konden leiden. Deze opzet is dus uitgegaan
van het Departement van Sociale Zaken, dat daarvoor mede
werking heeft gevraagd van de destijds en ook nu weer
bestaande vrouwenorganisaties. Op deze wijze is ook in Leiden
een Commissie voor Huishoudelijke Voorlichting en Gezins
leiding tot stand gekomen, die vanaf 1 Augustus 3945 uit
stekend werk heeft gepresteerd; de kookcursus telde in 1 jaar
117 deelneemsters, de naaicursus 185 en de vervolgcursus 124,
voornamelijk vrouwen uit den arbeidenden stand. De Com
missie heeft er veel werk aan gehad om de deelneemsters,
die wel met goeden wil begonnen waren, maar langzamerhand
in ijver verslapten, weer tot verdere deelneming aan deze
cursussen te brengen, waar het voor allen van het grootste
belang was, dat zij haar huishouden op een meer economische
en verantwoorde wijze zouden kunnen inrichten en leiden.
Deze organisatie is in den loop van dit jaar, in samenwerking
met de beide vakscholen en met de vakorganisaties, weder
opgericht; deze Commissie werkt dus wederom in denzelfden
vorm als vóór den oorlog. De Commissie is als zoodanig
verantwoording schuldig aan het gemeentebestuur, aan het
welk door de Commissie elk jaar rekening en verantwoording
is gedaan. Haar doel is, door middel van cursussen en demon
straties voornamelijk voor de volksvrouwen dezen in staat
te stellen, een meer economische leiding aan haar gezinnen
te geven. K. en O. beteekent Kinderverzorging en -opvoeding;
deze cursussen worden gegeven door bekwame krachten, n.l.
voor het meerendeel leeraressen van het nijverheidsonderwijs
met akte. Van deze cursussen wordt in het algemeen geen
gebruik gemaakt door middenstandsvrouwen, maar voor
namelijk door vrouwen uit de arbeidende klasse.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXXII. Voorstel tot het verhoogen van liet voor de Ge
meentelijke Blindenvverkinriehting voor 1946 beschikbaar
gestelde bedrag. (179)
De heer Balkestein heeft geen bezwaar tegen dit voorstel,
maar vraagt, waar de vervaardigde artikelen blijven en op
welke wijze ze verkocht en aan den man gebracht worden.
De heer Menken zegt, dat er op het oogenblik een zoodanige
vraag voornamelijk van de zijde van enkele van de grootste
afnemers, n.l. de gemeente Leiden en de Noord-Zuid-Holland-
sche Tramweg Maatschappij is naar de nog zeer weinige
artikelen, dat het nog in het geheel niet het tijdstip is, in het
algemeen gesproken, om elders verkoopgelegenbeid te zoeken.
De blindenwerkinrichting kan voorloopig het werk nog niet
aan; en heeft klanten genoeg. De grondstoffenpositie is altijd
nog slecht.
De heer Balkestein, die het met den Wethouder volkomen
eens is, zou er geen bezwaar tegen hebben, wanneer de
producten aan gemeentelijke instellingen werden gegeven,
maar heeft er wel bezwaar tegen, wanneer zij aan de
N.Z.H.T.M. worden verkocht, in welk geval de handel wordt
uitgeschakeld, hetgeen naar sprekers meening niet juist is.
De heer Menken zegt, dat men vóór 1940 omtrent de vraag,
aan welke bedrijven hoofdzakelijk deze goederen zullen
worden geleverd, overleg heeft gepleegd met verschillende
organisaties, waaronder organisaties van middenstanders.
Men is toen gekomen tot dezen modus vïvendi.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXXIII. V oorstel tot het verhoogen van het aan de Ver-
eeniging Zwakzinnigenzorg voor 1946 toegekende subsidie voor
haar nazorgwerk en inzake liet verleenen van een subsidie
aan die Vereeniging voor volgende jaren voor dat doel. (180)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
Hierna stelt de Voorzitter aan de orde de aan den heer
D. J. van Dijk toegestane interpellatie inzake de aansluiting
van de woningen van de raadsleden op het telefoonnet.