MAANDAG 25 NOVEMBER 1946 103 Wijziging van begrootingsposten; e.a. (Knol e.a.) de voorgestelde maatregelen het vermogen der gemeente vermindert. De heer van der Kwaak kan met de cijfers van de beide vernieuwingsfondsen voor oogen niet zeggen, dat intering van vermogen plaats heeft, althans niet wat het electriciteits- bedrijf betreft; misschien is er sprake van bij de gasfabriek, maar dan toch voor een klein bedrag. Leiden neemt in dezen een uitzonderingspositie in. Men kan de vernieuwingsfondsen van de lichtfabrieken niet los maken van de afschrijvingen. De percentages van de normale afschrijvingen in andere gemeenten zijn hooger dan in Leiden. Deze ingewikkelde zaak kan thans moeilijk in haar geheel worden beoordeeld alleen op grond van dit voorstel. Deze beoordeeling zou spreker liever willen uitstellen. De heer Lombert meent, dat de heer Knol zal moeten weten en begrijpen, dat de afschrijvingen op de lichtfabrieken niet alleen een zuiver technische en financieele zaak zijn, maar ook verband houden met den geheelen financieelen toestand van de gemeente. Men zegt wel, dat de lichtfabrieken de kurk zijn, waarop de gemeentefinanciën drijven. De vraag, in welke mate een afschrijving gemotiveerd of niet gemotiveerd is, laat spreker buiten beschouwing. De geleerden zijn het er blijkbaar niet over eens. Maar wanneer de heer Knol bij de gemeentebegrooting eventueel een voorstel zou willen doen om die storting weer op het oude peil terug te brengen, dan zal hij daarbij ook moeten voegen een voorstel om de gemeente-financiën op andere wijze op peil te houden. Het nadeelig saldo van de gemeente begrooting zou daardoor met ettelijke tienduizenden guldens stijgen en het is te begrijpen dat Gedeputeerde Staten, die ook wat in de melk te brokken hebben wat de financiën van de gemeente betreft, daarop een waakzaam oog houden. Deze zaak moet dus bij de volgende begrooting in beschouwing worden genomen, en dan niet in het enge verband van de vraag, of deze storting al of niet voldoende is, maar rekening houdende met de geheele financieele positie van de gemeente. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het yoorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXVII. Voorstel inzake a. bet tussehentijds ontbinden van de met de weduwe M. W. GelökCoenraads aangegane huurovereenkomst betreffende het woonhuis Aalmarkt Xo. 5. b. het verhuren van dat woonhuis aan W. J. van der Graaff. (182) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. XXVIII. Voorstel inzake het verpachten van de exploitatie van de buffetten van de Stadsgehoorzaal. (183) De heer Schiiller zegt, dat dit voorstel, zooals het daar ligt, wel zal moeten worden aangenomen, omdat de pacht reeds geruimen tijd geleden is ingegaan, maar spreker wil er toch een opmerking over maken, die voor de toekomst waarde kan hebben, wanneer het aan het College mogelijk zal zijn, wat vroeger dan nu te komen met een voorstel tot verpachting van de Stadsgehoorzaal. Bovendien kan spreker over de soepelheid van den pachter niet bepaald roemen; de deel nemers aan de chrysantententoonstelling, die den geheelen dag in de zaal waren, konden niets te drinken krijgen, omdat de buffetten gesloten waren. Ook heeft spreker gehoord dat de pachter voor een telefoongesprek tien cent in rekening brengt, hetgeen toch wel iets te hoog is. Bovendien zal men veel vroeger met de onderhandelingen moeten beginnen en spreker geeft voor de toekomst de voorkeur aan openbare verpachting. Bovendien is een pachtsom van 3.000.op het oogenblik belachelijk laag. Men kan nu wel zeggen: de pacht is met 25 verhoogd en het Prijzenbureau geeft niet meer, maar men moet er van uitgaan dat de vorige pachtsom, 2.400.veel te laag was. Als reden, waarom de pachter zegt niet hooger te kunnen gaan dan ƒ3.000.voert de pachter aan dat er nog zoo weinig beschikbaar is, maar de Stadsgehoorzaal is iederen avond verhuurd en men kan toch aannemen dat op vier van de zeven avonden consumpties worden geschonken en dat de verdiensten van den pachter van dien aard zijn, dat hij gerust een hoogere pachtsom kan betalen. Men moet er toch ook nog rekening mee houden, dat in dat bedrag van 3.000.— ook zit de woninghuur. Dit bedrag van ƒ3.000.is dus belachelijk laag. Daarom geeft Verpachten buffetten Stadsgehoorzaal. (Schüller c.a.) spreker het College ernstig in overweging om bij aanneming van dit voorstel ten spoedigste te overwegen, of men voor 1947 een openbare aanbesteding moet houden, zoo ja, op welke basis en zoo neen, of dan niet bij deze verpachting een behoorlijke pachtsom is te bedingen in het belang van de gemeente. De heer Jongeleen zegt, dat dit voorstel zoo laat in den Baad gebracht'is, omdat bij de verpachting van de Stads gehoorzaal verschillende moeilijkheden zijn gerezen. Men is bij deze zaak afhankelijk van de beslissingen van het Prijzen bureau en bovendien moesten nog verschillende onder handelingen gevoerd worden. Spreker hoopt het volgend jaar op een vroeger tijdstip de beslissing van den Baad over de verpachting te kunnen vragen. Wat de pachtsom betreft, gelooft spreker niet, dat de gemeente een belangrijk voordeel bij een publieke verpachting zal hebben, aangezien het Directoraat-Generaal voor de Prijzen ten slotte uitmaakt, welk bedrag de gemeente bij de verpachting van het buffet mag vragen en het derhalve geen effect sorteert, wanneer een gegadigde het dubbele van dit bedrag biedt. Er zijn ook andere moeilijkheden aan verbonden in verband met de omstandigheid, dat de gemeente als zoodanig te maken krijgt met allerhande zaken, welke aan het verpachten van het buffet vastzitten. Intusschen gelooft spreker namens het college wel te kunnen toezeggen, dat, wanneer de zaak het volgend jaar opnieuw aan de orde komt, Burgemeester en Wethouders het onder de oogen zullen zien. Met betrekking tot het verhuren van de Stadsgehoorzaal is het nu een buitengewone tijd. Het was tot voor kort nimmer voorgekomen, dat men de groote zaal reeds een half jaar tevoren moest bespreken; de normale termijn daarvoor was ongeveer veertien dagen. Desniettegenstaande gelooft spreker niet, dat de gemeente in staat zou zijn een hoogere pachtsom voor dit buffet te bedingen, al zou het Directoraat- Generaal voor de Prijzen het toestaan. Voor huurders van de zaal, die als zoodanig van de telefoon gebruik maken, is het tarief van 10 cent te hoog. Een andere vraag is, of de pachter voor ieder, die wil telefoneeren, van boven moet komen om de cel te openen. Spreker is echter bereid, deze zaak te onderzoeken. Ook naar de klacht, dat het buffet tijdens de chrysanten- tentoonstelling niet open was, zal spreker een onderzoek doen instellen. Naar spreker's meening moet het buffet gedurende een chrysantententoonstelling geopend zijn, tenzij de buffethouder geen materiaal heeft, dat hij voor een behoorlijke bediening noodig heeft. Spreker kan zich in tusschen indenken, dat de buffethouder niet bereid is voor enkele menschen het buffet den geheelen avond open te houden en in verband met het personeelvraagstuk niet aan alle eischen kan voldoen. De heer Schüller zegt, dat volgens den Wethouder de gemeente bij openbare aanbesteding geen hoogere pacht zal ontvangen. De gemeente had tevoren met den pachter en met het Directoraat-Generaal voor de prijzen moeten onder handelen en had dezen precies moeten zeggen waar het op staat, n.l. dat in 1938 en 1939 deze prijs van 2.400.opeen dergelijk laag bedrag is vastgesteld, omdat er toen zoo weinig te doen was, dat er op het oogenblik maar 25 opgelegd mag worden, maar dat de toestand zoodanig veranderd is dat er alleszins reden is deze pachtsom verder te verhoogen. Spreker blijft voorstander van operibare verpachting, waarbij men echter moet waken tegen misbruiken als bij de vorige openbare verpachting zijn voorgekomen, toen er wel andere inschrijvers waren, maar ook de tegenwoordige pachter had ingeschreven. Daarbij heeft zich toen iets voorgedaan dat te vergelijken is met de z.g. opzetjes in de bouwwereldn.l. de pachter schrijft hooger in en alle andere inschrijvers lager. Wat de quaestie van de telefoon betreft, er is daar door loopend een brandwacht en dan moet men toch van de telefoon gebruik kunnen maken. Wat betreft de quaestie van het gesloten zijn der buffetten, het zijn niet alleen de organisatoren van dergelijke tentoon stellingen die iets zullen gebruiken, maar ook de bezoekers. Het spreekt echter van zelf dat degenen, die den geheelen dag op zulk een tentoonstelling zijn, in datzelfde gebouw wat moeten kunnen gebruiken, en niet naar Hotel „Central" aan den overkant zullen moeten gaan. De heer Hendriks geeft als zijn ervaring te kennen, dat de heer van Ingen Schenau altijd vrij soepel is opgetreden tegenover verschillende vereenigingen, waarvan spreker be stuurslid is. Spreker heeft daar ook vaak opgebeld, zonder dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 5