MAANDAG 21 OCTOBER 1916.
97
Wedcropbouwplan Stationsweg en omgeving; e.a.
(Hendriks e.a.)
De heer Hendriks heeft opgemerkt, dat er een stoep van
1 m breedte voor de huizen ligt. Spreker heeft niet gesproken
van een voorgevelrooilijn voor deze huizen.
De heer Jongeleen zegt, dat deze stoep van 1 m vervalt
wanneer geen voorgevelrooilijn wordt vastgesteld. Daarom
heeft het College deze voorgevelrooilijn niet overgenomen
in het plan. Deze huizen blijven staan; daarvoor wordt geen
voorgevelrooilijn vastgestelddan vervalt deze stoep en
houdt men dus een trottoir van 6 m en een rijweg van 12 m.
Deze rijweg is alleszins verantwoord; er zal daar een zeer
druk verkeer komen. Wanneer men op de gedachte van den
heer Hendriks inging en daar een weg maakte van 10 m
breedte en men zou dit profiel na enkele jaren toch weer
moeten wijzigen, omdat de weg te smal zou blijken,
dan zou dit niet practisch zijn. Het is beter dezen weg vol
ledig in orde te brengen en aan te passen aan de omstandig
heden van het oogenblik.
Op de vraag van den heer Erohwein, of dit plan met
binnenlandsch materiaal uitgevoerd zal kunnen worden,
antwoordt spreker, dat het materiaal, dat de gemeente in
eerste instantie moet gebruiken, uit het binnenland afkomstig
is. Aan dit werk zal niet veel materiaal van het buitenland
te pas komen. Spreker gelooft stellig, dat men zal kunnen
volstaan met de aanschaffing van straatklinkers, die in
Nederland gefabriceerd worden. Ook het materiaal, be-
noodigd voor de rioleering en voor den bouw van de huizen,
hoofdzakelijk bestaande uit beton, wordt uit het binnen
land besrokken; het ijzer daarvoor wordt althans in Neder
land vervaardigd.
De heer Wilmer verzoekt den Voorzitter, naar aanleiding
van de door den Wethouder in eerste instantie in het voorstel
gebrachte wijziging, n.l. om de onteigening te doen plaats
hebben in één étappe in plaats van in twee étappes, het
voorstel gesplitst in stemming te brengen.
Spreker heeft er n.l. bezwaar tegen nu reeds te besluiten
tot de onteigening van die panden, welke eerst na geruimen
tijd noodig zullen zijn. Het bezwaar is gebaseerd op de
overweging, dat er zeer groote verschillen kunnen bestaan
tusschen de huidige en de toekomstige prijzen. Spreker zal
zijn stem geven aan het voorstel van het College met uit
zondering van het gedeelte, dat de onteigening ineens omvat
hij blijft zich houden aan het eerste voorstel van het College
om de onteigening te doen geschieden in twee étappes.
De heer Froliwein sluit zich namens de fractie van de
Partij van de Vrijheid gaarne aan bij de woorden van den
heer Wilmer.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging
van het plan, in zooverre, dat de onteigening van de perceelen,
noodig voor de uitvoering van de plannen A en B, in eens zal
plaats hebben, wordt aangenomen met 18 tegen 10 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Balkestein, Lombert, D. J. van
Dijk, Knol, Cats, van Iterson, van Weizen, Smit, mevrouw
de Cler, de heeren Ligtvoet, Menken, van Schaik, van der
Kwaal?, Jongeleen, Riemens, Knuttel, Knetsch en Riedel.
Tegen stemmen: de heeren Stolp, Perquin, Vos, Wilmer,
Hendriks, Frohwein, Woudstra, A. ^an Dijk, Aalders en
Robbers.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten tot
het betuigen van instemming met het wederopbouwplan
Stationsweg en omgeving.
De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in
het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer A. van Dijk vestigde in de Raadsvergadering van
15 April 1946 de aandacht op de zeer betreurenswaardige
woningtoestanden, waarin toen sommige Leidsche ingezetenen
verkeerden. In de Raadsvergadering van 3 Juni d.a.v. heeft
spreker zich, bij de behandeling van de nota van het College
ter zake, achter Burgemeester en Wethouders geschaard en
zijn vertrouwen in de uitvoering van de te nemen maat
regelen uitgesproken.
Het doet spreker leed thans te moeten constateeren, dat,
ondanks alle goede bedoelingen van het College en het
Evacuatiebureau, dezelfde misstanden nog bestaan en in
sommige gevallen zelfs grooter zijn geworden.
Spreker verzoekt het College dan ook met klem, onverwijld
van de bij Koninklijk Besluit verkregen bevoegdheid gebruik
Rondvraag.
(A. van Dijk e.a.)
te maken en de maatregelen te nemen, welke noodig zijn
om aan deze wantoestanden een einde te maken.
De gevolgen hiervan, ontruiming, mogen voor sommige
burgers pijnlijk zijn, het achterwege laten van een door
tastend optreden kan voor verscheidene gezinnen, die
dringend behoefte aan woongelegenheid hebben, niet anders
dan zeer ernstige gevolgen hebben.
De heer Jongeleen erkent, dat het Evacuatiebureau inder
daad met zeer groote moeilijkheden te kampen beeft. Spreker
weet niet welk speciaal geval de heer van Dijk op het oog
heeft, maar laat hij dat dan precies zeggen. Er is een nijpend
tekort aan woningen en als men aan den eenen kant een maat
regel neemt, b.v. ontruiming of inkwartiering, wordt die
door de andere partij als een onbillijkheid gevoeld. Spreker
is echter overtuigd, dat de ambtenaren en de leiding van
het Evacuatiebureau alles doen om zooveel mogelijk aan de
verlangens en behoeften van de menschen te voldoen. Meer
kan spreker op dit punt niet zeggen.
De heer Knuttel vestigt de aandacht op het feit, dat de
Doelensteeg en de Doelengracht geheel onverlicht zijn, hetgeen
een des te grooter bezwaar is, nu de Paterstraat weer in
gebruik genomen is. Nu is het misschien ondoenlijk de gas
verlichting daar te herstellen, maar is het niet mogelijk een
nieuw lichtpunt aan te brengen op de poort van de Doelen
kazerne? Er loopt daar een electrisch snoer vrij dicht langs.
Dan zou het kwaad grootendeels verholpen zijn.
De heer van der Kwaak zegt, dat deze week juist een bespre
king over de verlichting plaats heeft en daarbij kan dit punt
dan op de agenda geplaatst worden. Deze toestand eischt
inderdaad voorziening. Ten aanzien van de gasverlichting
kan spreker geen enkele toezegging doenvan de 992 gas
lantaarns kunnen er nog maar 200 gebruikt worden ten
gevolge van de baldadigheid van de jeugd. De Directie heeft
wel een plan in studie om ze door electrische lantaarns te
vervangen. Spreker zal dit speciale geval door de Licht
fabrieken doen opnemen, teneinde daarin te voorzien.
De heer A. van Dijk wil nog even terugkomen op het
antwoord van den Wethouder inzake de voorziening in de
behoefte aan woonruimte.
De Voorzitter zegt, dat het niet de bedoeling van de rond
vraag is, een discussie te doen houdende Raadsleden kunnen
bij de rondvraag alleen vragen stellen en krijgen daarop
een antwoord.
De heer A. van Dijk zegt, dat het wel juist kan zijn, dat
het Evacuatiebureau alle moeite doet, maar het moet toch
bekend zijn met den ergelijken toestand, waarin de menschen
verkeeren en het moet toch zeker overtuigd zijn, dat er
andere mogelijkheden zijn, om tot oplossing van dit vraag
stuk te komen. In dit opzicht aanvaardt spreker de verdedi
ging van den Wethouder niet. Er bestaan andere mogelijk
heden, die spreker zelf met den Evacuatie-Commissaris en
met den Burgemeester heeft besproken.
De heer Knol verzoekt het College, zulks naar aanleiding
van het bij éen van de vorige punten der agenda opgemerkte,
bij het maken van voordrachten in het algemeen rekening
te houden met de bevoegdheden en de diploma's welke de
sollicitanten bezitten. Het gaat in de eerste plaats vanzelf
sprekend om de practische bekwaamheden van de menschen,
maar toch zou spreker het niet juist achten, indien men
niet zeer in het bijzonder rekening houdt met de diploma's,
welke de sollicitanten hebben. Spreker weet bij ervaring
welke groote verbittering het kan wekken, wanneer daar
mede geen rekening wordt gehouden.
De Voorzitter zegt, dat het College groote bewondering
heeft voor alle diploma's, maar tenslotte is het vermogen
tot uitoefening van de taak, die men opgedragen krijgt,
toch een geschiktheid, die men naast diploma's ook moet
bezitten.
De heer Riedel is van meening, dat men op het oogenblik
over de stads ver lichting tevreden kan zijn, vooral indien
men haar vergelijkt met die van een jaar geleden. Wanneer
men echter midden in den nacht over den Stationsweg,
de Breestraat en de Korevaarstraat loopt, is men verbaasd
over de verlichting en min of meer verbijsterd door het
feit, dat men er alleen loopt. Maakt men een vergelijking
met den toestand thuis, waar men angstvallig iederen schake-