GEMEENTE LEIDEN.
51
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 139. Leiden, 28 September 1946.
Met betrekking tot benoeming, ontslag enz. van commis
sarissen van deN.V. Leidsche Duinwater Maatschappij bepaalt
art. 10 van de statuten van genoemde vennootschap o. m.
het volgende:
„Een der commissarissen wordt benoemd door den ge
meenteraad van Leidende vier andere commissarissen onder
wie de commissaris-voorzitter, door de aandeelhouders in een
algemeene vergadering; commissarissen kunnen aan de alge-
meene vergadering een aanbeveling doen van 2 personen voor
elke te vervullen plaats. De door den gemeenteraad van
Leiden benoemde commissaris kan te allen tijde door den
gemeenteraad en de andere commissarissen kunnen te allen
tijde door de algemeene vergadering van aandeelhouders
worden ontslagen.
De benoeming van de commissarissen geschiedt voor den
tijd van 3 jaar; jaarlijks treedt volgens een daarvan op te
maken rooster een gedeelte der commissarissen af en heeft
de benoeming plaats van de nieuwe leden ter vervulling van
de openvallende plaatsen.
Een tusschentijds benoemde treedt af op het tijdstip,
waarop degeen, in wiens plaats hij is benoemd, zou zijn
afgetreden.
De aftredenden zijn terstond herkiesbaar."
In de raadsvergadering van 29 Mei 1933 (Ingek. St. no. 113)
is ten aanzien van de regeling van de uitoefening van het
stemrecht en andere rechten verbonden aan de aandeelen
L. D. Maatschappij der Gemeente, voorts nog het volgende
bepaald
Van het stemrecht voor het aanwijzen van vier commis
sarissen, bedoeld bij art. 10 der statuten, zal gebruik gemaakt
worden overeenkomstig de volgende regelen:
de stemmen zullen worden uitgebracht:
a. voor commissaris-voorzitter op een candidaat aan te
wijzen door en uit het College van Burgemeester en Wet
houders
b. voor de drie overige commissarissen op candidaten aan
te wijzen door den Gemeenteraad (buiten en behalve den
gemeentelij ken commissaris, die èn krachtens art. 18 sub b
der concessie èn art. 10 der statuten reeds door den Gemeente
raad wordt aangewezen).
Omtrent de thans te vervullen vacatures van commissaris
der N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij merken wij Uwe
Vergadering het volgende op:
Commissaris-voorzitter.
In de door het overlijden van den heer M. G. Verweij ontstane
vacature van commissaris-voorzitter, heeft ons College als
candidaat aangewezen den Burgemeester.
3 Commissarissen.
De heer D. Parmentier, die in December 1945 is overleden,
werd in 1943 herbenoemd als commissaris en zou dus dit jaar
aan de beurt van aftreden zijn geweest.
De heeren Jhr. Mr. L. H. N. F. Bosch Bidder van Rosenthal
'en Th. M. W. Bergers zijn resp. in 1947 en 1948 aan de beurt
van aftreden, doch beide heeren hebben hun commissaris
plaats ter beschikking gesteld.
In verband hiermede zijn dus thans alle drie commissaris
plaatsen vacant, waarvoor door Uwe Vergadering de aan
wijzing van candidaten moet geschieden op wie de stemmen
in de algemeene vergadering zullen worden uitgebracht.
Gemeentelijke commissaris.
De commissaris der gemeente bij de N.V. Leidsche Duin
water Maatschappij, geniet een bezoldiging, welke ten laste
van de gemeente komt en welke bij raadsbesluit van 14
Februari 1935 op 1.450.per jaar werd bepaald, terwijl in
verband met de verschillende salarisherzieningen, deze thans
bedraagt 1671.
Mede in verband met het feit, dat sinds enkele jaren
vrijwel alle aandeelen van de L. D. M. in handen van de
gemeente zijn, n.l. 449 van het totaal van 450 aandeelen, is
de functie van den gemeentelijken commissaris ten opzichte
van vroeger gewijzigd en wordt het niet meer noodig geacht
hieraan een belooning te verbinden.
Met het oog hierop, werd reeds in 1944 de heer Ir. F. H. E.
Guljé, die intusschen is overleden, niet herbenoemd als
gemeentelijk-commissaris en werd in deze vacature niet
voorzien. Wij achten het echter gewenscht, dat ook in
deze commissarisplaats wordt voorzien, waarbij dan de
mogelijkheid open gelaten wordt om iemand buiten Uwen
Baad te benoemen. Een daartoe strekkend voorstel zullen
wij binnenkort bij Uwen Baad aanhangig maken.
Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging:
a. over te gaan tot aanwijzing van de candidaten, op wie
de stemmen in de aandeelhoudersvergadering zullen worden
uitgebracht voor de benoeming van drie commissarissen;
b. te besluiten: in den staat van nevenbetrekkingen, vast
gesteld bij raadsbesluit van 25 Februari 1935 (Gem.blad No. 34
van 1936) de volgende nevenbetrekking met de daaraan
verbonden jaarwedde te laten vervallen: „Commissaris der
gemeente bij de N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij
ƒ1.450.—".
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. HO. Leiden, 28 September 1946.
Tegen het verleenen van ontslag als regentes van het
Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen-en Vrouwenhuis
aan Mevrouw A. J. C. HammingDutilh, zulks naar aan
leiding van haar in de Leeskamer ter inzage liggend verzoek,
bestaat bij het College van Regenten en Regentessen van
genoemde instelling, noch bij ons College bezwaar.
Met verwijzing naar het advies van het College van Regenten
en Regentessen geven wij Uwe Vergadering mitsdien in over
weging aan Mevrouw A. J. C. HammingDutilh, op haar
verzoek, eervol ontslag te verleenen als regentes van het
Gereformeerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis,
zulks onder dankbetuiging voor de als zoodanig bewezen
diensten.
Aan den Gemeenteraad Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 141. Leiden, 28 September 1946.
Tegen inwilliging van het in de Leeskamer ter inzage
gelegde verzoek van den heer H. Filippo W.Fzn. om ontslag
als Gemeente-Ontvanger wegens het bereiken van den pen
sioengerechtigden leeftijd, bestaat bij ons College geen
bezwaar. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging
hem, met ingang van 1 Januari 1947 eervol ontslag te ver
leenen uit zijn betrekking van Ontvanger der gemeente
Leiden, zulks met dankbetuiging voor de vele diensten,
welke hij in deze betrekking aan de gemeente heeft bewezen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 142. Leiden, 28 September 1946.
Bij zijn in de Leeskamer ter inzage gelegd schrijven ver
zoekt C. C. v. d. Bosch, in verband met plannen tot uit
breiding van zijn bedrijf ter plaatse, het uitbreidingsplan van
1907 zoodanig te herzien, dat de van den Zoeterwoudsche-
singel naar de Bloemistenlaan geprojecteerde straat, welke
gedeeltelijk over het hem in eigendom toebehoorende perceel,
kadastraal bekend Gemeente Leiden sectie M No. 1162, is
ontworpen, te doen vervallen.
De geprojecteerde straat is op de bij de stukken gevoegde
teekening A met groene lijnen aangegeven; zij is bij het
besluit tot vaststelling van het uitbreidingsplan van 1933
gehandhaafd.
De straat is voor het verkeer niet van beteekenis; een
uitmonding op den Zoeterwoudschesingel op geringen
afstand van de Heerenstraat en den Lammenschansweg moet
thans zelfs voor het verkeer ongewenscht worden geacht.
Er bestaat derhalve geen bedenking aan het verzoek tegemoet
te komen.
Het gedeelte, waardoor de Prinses Wilhelminastraat met
de Bloemistenlaan zal worden verbonden, dient evenwel te
worden gehandhaafd.
Het gedeeltelijk doen vervallen van de straat is een wijziging
van het uitbreidingsplan van 1907, voorzooveel dit bij even-
bedoeld besluit is gehandhaafd.
Het ontwerp van die herziening (kaart B) heeft gedurende
den in de Woningwet voorgeschreven termijn op de ge
meentesecretarie voor een ieder ter inzage gelegen. Bezwaren
zijn niet ingediend.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering, in overeenstemming
met het advies van de Commissie van Fabricage, in over
weging het uitbreidingsplan van 1907, voorzooveel dit bij