44
N°. 125. Leiden, 29 Augustus 1946.
Aangezien tegen inwilliging van het in de Leeskamer
ter inzage gelegd verzoek van mej. A. B. W. Jonquière
om ontslag als vakonderwijzeres in het teekenen aan de
meisjesschool voor Ulo, bij ons College geen bezwaar bestaat,
geven wij Uwe Vergadering in overweging, haar, met ingang
van een nader door ons te bepalen datum, eervol ontslag
te verleenen uit genoemde betrekking.
An,Ti Burg. en Weth. van Leiden,
den tijdelijken Gemeenteraad.
N°. 126. Leiden, 29 Augustus 1946.
Bij haar in de Leeskamer ter inzage gelegd schrijven
verzoekt mej. N. H. Mak ontslag als vakonderwijzeres in
de lichamelijke oefening bij het openbaar lager onderwijs.
Aangezien tegen inwilliging van dit verzoek bij ons College
geen bezwaar bestaat, geven wij Uwe Vergadering in over
weging, mej. N. H. Mak met ingang van een nader door ons
College te bepalen datum, eervol ontslag te verleenen uit
haar betrekking van vakonderwijzeres in de lichamelijke
oefening bij het openbaar lager onderwijs.
Aau Burg. en Weth. van Leiden,
den tijdelijken Gemeenteraad.
N°. 127. Leiden, 29 Augustus 1946.
In de vacature van vakonderwijzer(es) in het teekenen
aan de Meisjesschool voor Ulo, welke zal ontstaan als gevolg
van het aan mej. A. B. W. Jonquière te verleenen ontslag,
zouden wij wenschen te voorzien, door benoeming van den
vakonderwijzer P. J. J. van Weerlee.
Mitsdien geven wij Uwe Vergadering, onder verwijzing
naar het advies van den Inspecteur van het Lager onderwijs,
in overweging, om met ingang van een nader door ons College
te bepalen datum, P. J. J. van Weerlee te benoemen tot
vakonderwijzer in het teekenen bij het openbaar uitgebreid
lager onderwijs in deze gemeente.
Aan Burg. en Weth. van Leiden,
den tijdelijken Gemeenteraad.
N°. 128. Leiden, 29 Augustus 1946.
De thans zittende leden van de Commissie voor Sociale
Zaken en van de Commissie voor het Stedelijk Museum
„de Lakenhal" treden, ingevolge de overgangsbepalingen
der desbetreffende verordeningen, af met den eersten Dinsdag
van September a.s.
Voor zoover die leden niet tevens raadslid zijn komt ons
dit bij nader inzien niet noodig voor.
Immers die commissies zijn eerst kortgeleden samen
gesteld de leden hebben nog slechts enkele maanden zitting.
Het lijkt ons echter wel wenschelijk den zittingsduur van
deze leden zoodanig te regelen, dat zij met den eersten
Dinsdag van September 1949, tegelijk derhalve met de
raadsleden, die van den dit jaar nieuw gekozen Baad deel
uitmaken, zullen aftreden.
Voor de benoeming van de door den Gemeenteraad te
benoemen Commissarissen van de Gemeentelijke Volks
credietbank, leden van de Commissie voor Sociale Zaken,
van de Commissie voor het Stedelijk Museum „de Lakenhal"
en van de Commissie van Beheer over de Gestichten „Ende
geest", „Rhijngeest" en „Voorgeest" is in de desbetreffende
verordeningen een aanbeveling van ons College, na raad
pleging der betrokken commissie, voorgeschreven.
Het is gebleken, dat het opmaken van deze aanbevelingen
na periodieke aftreding van de leden van den Gemeenteraad
op moeilijkheden stuit. Ook thans, nu de nieuwgekozen
Gemeenteraad voor een groot deel uit nieuwe leden zal
bestaan, worden deze bezwaren ondervonden. Het verdient
daarom aanbeveling het vereischte van het doen van de
aanbevelingen niet zoo positief te stellen als thans is geschied.
De hierbij ter vaststelling aangeboden ontwerp-verorde-
ningen voorzien in een en ander.
Onder mededeeling nog, dat het in ons voornemen ligt
U binnenkort ook met betrekking tot andere commissies
voorstellen te doen, ten einde het aftreden hunner leden
te doen samenvallen met de aftreding van de leden van
den nieuw gekozen Gemeenteraad, geven wij U in over
weging vast te stellen de volgende verordeningen:
a. VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 25 Maart 1946
(Gemeenteblad No. 3), betref jende den Dienst voor Sociale
Zaken te Leiden.
Eenig artikel.
De verordening van 25 Maart 1946 (Gemeenteblad No. 3)
betreffende den Dienst voor Sociale Zaken te Leiden, wordt
gewijzigd als volgt:
Artikel 4, lid 3, wordt gelezen:
Zoo mogelijk dienen Burgemeester en Wethouders, na
raadpleging van de Commissie, voor elke benoeming een
aanbeveling van twee personen aan den Gemeenteraad in.
Artikel 7, lid 2, wordt gelezen:
In afwijking van het bepaalde bij artikel 4, lid 4, treden
de leden van de commissie, bedoeld bij artikel 4, niet tevens
raadslid zijnde, die voor de eerste maal worden benoemd,
af met den eersten Dinsdag van September 1949.
b. VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 25 Maart 1946
(Gemeenteblad No. 4) op het Stedelijk Museum De
Lakenhalte Leiden.
Eenig artikel.
De verordening van 25 Maart 1946 (Gemeenteblad No. 4)
op het Stedelijk Museum „de Lakenhal" te Leiden, wordt
gewijzigd als volgt:
Artikel 4, lid 2, wordt gelezen:
Zoo mogelijk dienen Burgemeester en Wethouders, na
raadpleging van de commissie, voor elke benoeming een
aanbeveling van twee personen aan den Gemeenteraad in.
Artikel 26, lid 2, wordt gelezen:
In afwijking van het bepaalde bij artikel 4, lid 3, treden
de leden, niet tevens raadslid zijnde, die voor de eerste maal
ingevolge deze verordening door den Gemeenteraad worden
benoemd, af met den eersten Dinsdag van September 1949.
c. VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 19 Juni 1939
(Gemeenteblad No. 10), houdende reglement van de Ge-
meentelijke Volkscredietbank te Leiden.
Eenig artikel.
De verordening van 19 Juni 1939 (Gemeenteblad No. 10)
houdende reglement van de Gemeentelijke Volkscredietbank
te Leiden, wordt gewijzigd als volgt:
Artikel 4, lid 2, wordt gelezen:
De benoeming door den Gemeenteraad geschiedt zoo
mogelijk op aanbeveling van Burgemeester en Wethouders,
na raadpleging van Commissarissen.
d. VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 19 Januari 1911
(Gemeenteblad No. 1), houdende reglement op het beheer
en bestuur van het Krankzinnigengesticht Endegeest
de af deeling voor jeugdige idioten „VoorgeesV en het
Sanatorium voor zenuwlijders „Rhijngeest"laatstelijk
gewijzigd bij verordening van 17 Maart 1924
(Gemeenteblad No. 8).
Eenig artikel.
De verordening van 19 Januari 1911 (Gemeenteblad No. 1)
houdende reglement op het beheer en bestuur van het Krank
zinnigengesticht „Endegeest", de afdeeling voor jeugdige
idioten „Voorgeest" en het Sanatorium voor zenuwlijders
„Rhijngeest", laatstelijk gewijzigd bij verordening van
17 Maart 1924 (Gemeenteblad No. 8) wordt gewijzigd als
volgt
Artikel 5, lid 4, wordt gelezen:
De vier overige leden worden door den Raad uit zijn
midden benoemd zoo mogelijk na een door Burgemeester
en Wethouders na raadpleging der commissie, ingediende
aanbeveling van twee personen voor iedere vacature.
Aan Burg. en Weth. van Leiden,
den tijdelijken Gemeenteraad.