GEMEENTE LEIDEN, 37 INGEKOMEN STUKKEN. N°. 100. Leiden, 19 Juli 1946. Aan onderscheidene gemeentegebouwen o.a. inrichtingen voor onderwijs en de stadsgehoorzaal, dienen z.g. extra onderhoudswerken, voornamelijk bestaande in saus-, wit- en verfwerken, te worden verricht. Het is wenschelijk die werkzaamheden gedurende de zomer- vacantie te doen uitvoeren, opdat het gebruik dier gebouwen overeenkomstig hun bestemming zoo gering mogelijk stag natie ondervindt. Op dit oogenblik is het niet wel mogelijk voor elk onderdeel een kostenraming op te maken, terwijl het aanvragen van voorafgaande prijsaanbiedingen te veel tijd zou vorderen om de werkzaamheden nog binnen het zich daarvoor het best leenende tijdvak te doen uitvoeren. Met de Commissie van Fabricage zijn wij daarom van oordeel, dat het, in dit bijzondere geval, aanbeveling verdient, dat Uwe vergadering ons College machtigt tot het doen van de uit de werkzaamheden voortvloeiende uitgaven, zonder dat een nadere specificatie van de werken en de benoodigde bedragen wordt overgelegd. Die machtiging kan worden beperkt tot een bedrag van 50.000. In overeenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage geven wij U mitsdien in overweging, behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten dezer provincie, een bedrag van ten hoogste 50.000.beschikbaar te stellen ten behoeve van het doen verrichten van verschillende onderhoudswerkzaamheden aan onderscheidene gemeente gebouwen. Aan Burg. en Weth. van Leiden, den tijdelijken Gemeenteraad. N°. 101. Leiden, 19 Juli 1946. In Uwe Vergadering op 3 Juni j.l. werd, in aansluiting aan het in Ingek. Stukken No. 63 gegeven overzicht omtrent de bestaande moeilijkheden met betrekking tot de huisves ting van de bevolking onzer gemeente, o.m. medegedeeld, dat tot ontruiming van woningen zou worden overgegaan. De ontruiming van deze woningen brengt noodzakelijk kosten met zich mede, welke kosten billijkheidshalve niet gedragen behooren te worden door hen, die verplicht worden hun woningen te ontruimen, doch ten laste van de gemeente dienen te worden genomen. De kosten, welke over het algemeen voortvloeien uit de verplichte verhuizing, zijn: 1°. de kosten van het transport van het meubilair; 2°. het opnemen van kleeden en zeilen en afnemen van schilderijen en wandversieringen; 3°. het afsluiten van gastoestellen en afnemen van elec- trische lampen; 4°. het pasklaar maken en weder leggen van kleeden en zeilen en het ophangen van schilderijen; 5°. het aansluiten van gastoestellen en ophangen van electrische lampen; 6°. de kosten, voortvloeiende uit het eventueel opbergen van meubilair, hetwelk men in de nieuwe behuizing niet kan plaatsen. In artikel 12 van het Staatsblad (N°. E 103) Besluit van 11 September 1944, houdende vaststelling van het Vorderings- besluit Woonruimte, gewijzigd bij Besluit van 26 September 1945 (N°. F 210) en bij Wet van 11 Mei 1946 (N°. G 123), wordt bepaald, dat regelen worden vastgesteld betreffende de vergoeding uit 's Bijksmiddelen van de- uitgaven der gemeentebesturen uit hoofde van dit besluit. Aangezien deze richtlijnen nog niet zijn vastgesteld, zullen de boven omschreven vergoedingen, voorzoover mogelijk, voorloopig worden bepaald op basis van de richt lijnen en voorschriften door het Bureau Afvoer Burger bevolking, vastgesteld bij circulaire van den Secretaris- Generaal van het Departement van Binnenlandsche Zaken d.d. 1 September 1942 N°. U 19803 afd. B B. Teneinde de genoemde kosten te kunnen voldoen, geven wij Uwe Vergadering in overweging, behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten dezer provincie, voor dat doel voor het jaar 1946 een crediet van 10.000.toe te staan. Aan Burg. en Weth. van Leiden, den tijdelijken Gemeenteraad. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1946 | | pagina 1