32
de Strafverordeningen, dat wij hieronder afdrukken, zijn wij
van oordeel, dat de voormalige artikelen 45 en 45a van de
verordening op de Straatpolitie als zoodanige voorschriften
kunnen gelden, zoodat met de weder-invoering hiervan een
bevredigende regeling wederom zal kunnen worden verkregen.
Met verwijzing naar de in de Leeskamer ter inzage gelegde
stukken, geven wij derhalve Uw Vergadering in overweging
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 2 Mei 1912
(Gemeenteblad no. 17) op de Straatpolitie, laatstelijk
gewijzigd bij verordening van 8 Januari 1945
(Gemeenteblad no. 6)
Artikel I.
Na artikel 44 worden wederom ingevoegd de bij verordening
van 18 November 1943 (Gemeenteblad no. 45) ingetrokken
artikelen 45 en 45a, luidende als volgt:
Artikel 45.
Onverminderd het bepaalde bij artikel 15 der Armenwet
omtrent openbare inzameling van gelden ten behoeve van
instellingen van weldadigheid en het bepaalde bij het
Koninklijk Besluit van 22 September 1823, Staatsblad no. 41,
omtrent het doen van collecten tot leniging van rampen en
ongelukken, is het houden van openbare collecten of inzame
lingen, zonder schriftelijke vergunning van Burgemeester en
Wethouders verboden.
Onder het houden van inzamelingen, als bedoeld in het
eerste lid, wordt begrepen het inzamelen van gelden dooa
middel van het aanbieden of verkoopen van ongeadresseerde
circulaires, inteekenlijsten, steun- of voedselbons, tractaatjes,
bijbelteksten en dergelijke stukken en geschriften, alsmede
van speldjes, knoopjes, bloempjes, vlaggetjes en dergelijke
voorwerpen.
Artikel 45a.
Het is verboden collecten of inzamelingen, niet vallende
onder artikel 45, te houden. Dit verbod is niet van toepassing:
1°, ten aanzien van collecten of inzamelingen, welke uit
sluitend binnen gebouwen of andere afgesloten ruimten
worden gehouden;
2°. indien van het voornemen tot het houden van de
collecte of inzameling tenminste een week van te voren
kennis is gegeven aan den Commissaris van Politie.
Artikel II.
.In artikel II van de verordening van 18 November 1943
(Gemeenteblad no. 45) vervallen de cijfers 45 en 45a.
Aan Burg. en Weth. van Leiden,
den tijdelijken Gemeenteraad.
Leiden, 4 Juli 1946.
Met betrekking tot het in onze handen gesteld schrijven
van den Commissaris van Politie d.d. 18 Mei 1946, inzake de
voorschriften betreffende het collecteeren in deze gemeente
deelen wij U het volgende mede.
Naar het oordeel van onze commissie waren terzake
afdoende voorschriften gegeven in de artikelen 45 en 45a van
de verordening op de Straatpolitie, daarin opgenomen d.d.
15 October 1945, Gem.blad 1934, no. 35, en ingetrokken
d.d. 18 November 1943, Gem.blad 1943, no. 45. Deze voor
schriften voorzagen in een praeventief toezicht op de openbare
collecten en inzamelingen, voorzoover niet bij de wet geregeld,
alsmede ten aanzien van de collecten en inzamelingen, welke
zich richten tot bepaalde personen in een bepaalde hoedanig
heid (b.v. leden van een vereeniging) en die uit dien hoofde
niet als openbaar zijn te beschouwen, in de verplichting tot
kennisgeving aan den Commissaris van Politie. Zulks teneinde
de controle of onder voorwendsel van inzameling bij bepaalde
personen toch bij anderen zou worden gecollecteerd te ver
gemakkelijken. Hiervan uitgezonderd waren de niet openbare
collecten in gebouwen of andere afgesloten ruimten. Het
tweede lid van artikel 45 had de strekking tegen collecten,
die onder het mom van verkoop of anderszins worden ge
houden, te kunnen optreden.
Het komt ons voor, dat door de weder-invoering van deze
artikelen een bevredigende regeling terzake wederom kan
worden verkregen.
Wij geven Uw College mitsdien in overweging den tijde
lijken Gemeenteraad voor te stellen tot wijziging van de
verordening op de Straatpolitie, overeenkomstig de in bijlage
dezes opgenomen concept-verordening, te besluiten.
De Commissie voor de Strafverordeningen,
F. H. van Kinschot, Voorzitter.
R. Streng, Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
N°. 95. Leiden, 13 Juli 1946.
Het toezicht op het dansen in deze gemeente, voorzoover
niet vallende onder het toezicht ingevolge de Drankwet 1931,
S. 476, geschiedt krachtens het daaromtrent bepaalde in de
verordening op de openbare vermakelijkheden en bijeen
komsten. Het toezicht strekt zich derhalve niet uit tot het
dansen in besloten gezelschappen, althans voorzoover dit
niet plaats vindt in localiteiten of aanhoorigheden van
localiteiten, waarvoor een vergunning of een verlof A is
verleend.
Met betrekking tot de, naar aanleiding van een adres van
Mr. Heskes c.s. inzake den tengevolge van het geven van
dansonderwijs veroorzaakten hinder, te overwegen maat
regelen, zijn wij, met de Commissie voor de Strafverorde
ningen, van oordeel, dat een algemeen, niet tot openbare
danspartijen beperkt, dansverbod, zij het met uitzondering
van het dansen ten huize van een particulier en beperkt tot
diens kring, onder welk verbod ook de inrichtingen voor
dansonderwijs zouden vallen, geen aanbeveling verdient.
Ten aanzien van de maatregelen, welke, in verband met
eventueelen bij het gelegenheid geven tot dansen veroor
zaakten hinder, evenwel zouden kunnen worden getroffen,
kunnen wij ons met het advies van de Commissie voor de
Strafverordeningen, dat wij hieronder afdrukken, vereenigen.
Wij geven mitsdien, met verwijzing overigens naar de in de
Leeskamer ter inzage liggende stukken, Uw Vergadering
in overweging vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 9 Juli 1928
(Gemeenteblad No. 21) op het malcen van mechanische
muziek en geluid.
Artikel I.
Artikel 1 der verordening wordt gelezen als volgt: „Onver
minderd het bepaalde bij de wet en in bijzondere verorde
ningen, is het verboden, hetzij langs mechanischen weg,
hetzij bij het geven van gelegenheid tot dansen, muziek of
geluid, welke hinderlijk zijn voor de omgeving, buitenshuis
of binnenshuis, doch aldus, dat de muziek of het geluid door
openstaande deuren, openstaande vensters of openstaande
andere afsluitingen de buitenlucht kunnen bereiken, ten
gehoore te brengen, of toe te laten, dat zoodanige muziek of
zoodanig geluid, hetzij langs mechanischen weg, hetzij bij
het geven van gelegenheid tot dansen, ten gehoore gebracht
worden."
Artikel II.
Aan den titel der verordening worden toegevoegd de
woorden: alsmede op het maken van muziek of geluid bij
het geven van gelegenheid tot dansen.
Aan Burg. en Weth. van Leiden,
den tijdelijken Gemeenteraad.
Leiden, 4 Juli 1946.
Door Uw College werden in onze handen gesteld een adres
van Mr. Heskes c.s. betreffende den tengevolge van het geven
van dansonderwijs veroorzaakten hinder, alsmede de hierop
betrekking hebbende ambtsberichten van den Commissaris
van Politie.
Naar onze meening zal het openbaar karakter aan de in de
verordening op de openbare vermakelijkheden en bijeen
komsten verboden handelingen niet kunnen worden ont
nomen. De rechtskracht van de in deze verordening gegeven
voorschriften is, naar het ons voorkomt, krachtens het
bepaalde in artikel 168 der Gemeentewet, alsmede in verband
met de strekking van het ingevolge artikel 221 dier wet aan
den Burgemeester opgedragen toezicht, van dit openbaar
karakter afhankelijk te achten.
Ten aanzien van het dansen kan men het standpunt in
nemen, dat beperkende bepalingen hiertegen steeds de