26
MAANDAG 25
MAAET 1946.
Benoeming leden Commissie voor Sociale Zaken; c.a.
(Voorzitter e.a.)
a ier raadsleden in deze commissie zitting zullen hebben. Dit
is wel in orde.
Worden benoemd:
a. Mevrouw C. P. Braggaarde Does met 28 stemmende
heer 0. J. Piena verkreeg 3 stemmen;
b. de heer.7. A. M. van Oijen, met algemeene (31) stemmen;
c. de heer P. Stokman met algemeene (31) stemmen;
d. de heer Ir. J. J. G. van Hoek met 30 stemmende heer
N. van Ginkel Jr. verkreeg 1 stem.
'e. de heer H. Zunderman met 30 stemmen; mevrouw
J. J. E. de Vosvan Dijk verkreeg 1 stem;
de heer Mr. Dr. P. G. Knibbe met 26 stemmen; de heer
Mr. C. J. Woudstra verkreeg 4 stemmen, terwijl 1 stem van
onwaarde was.
g. de heer Dr. J. H. F. Lahr met algemeene (31) stemmen;
b. Mejuffrouw F. W. C. Ripbagen met 27 stemmen;
mejuffrouw A. C. van Nes verkreeg 4 stemmen.
i. de heer 77. Lombert met algemeene (31) stemmen;
j. de heer G. F. E. Kiers met algemeene (31) stemttien.
Mevrouw Braggaar en de heeren van Oijen en Stokman
verklaren de benoeming aan te nemen.
De Voorzitter dankt de leden van het stembureau voor de
genomen moeite.
De Voorzitter vraagt of thans een der leden nog iets in het
belang van de gemeente in het midden heeft te brengen.
Mevrouw Braggaar vraagt, of het niet mogelijk is in het
distributiekantoor nog een tweede loket te openen voor de
uitreiking van bons voor extra voedsel. Thans staan meesten
tijds vele personen voor het eene loket te wachten, terwijl
achter de andere loketten wel ambtenaren aanwezig zijn doch
geen publiek er voor staat.
Men bedenke, dat deze bons meestal in ontvangst moeten
worden genomen door personen, die moeilijk lang van huis
kunnen wegblijven, omdat zij thuis een zieke hebben te ver
plegen, voor wien de bons bestemd zijn.
De Voorzitter antwoordt, dat het Ooilege hieraan zijn
aandacht zal schenken.
De heer Hendriks stelt de volgende vragen:
1. Is het usance, dat de leden van den Eaad door middel
van de verslagen in de plaatselijke pers kennis nemen van
plannen voor ingrijpende stadsverbetering?
2. Kan de behandeling van het verzoek om rechtsherstel
van den oud-directeur van Gemeentewerken, den heer de
Blauw, dat 21 Januari j.l. in handen van het College om
praeadvies is gesteld, worden bespoedigd en kan het piaead-
vies tegen de volgende raadsvergadering worden tegemoet
gezien? Er is in het land zeer veel critiek op alle mogelijke
zaken van zuivering en rechtsherstel. Zonder zich in dezen
een oordeel aan te matigen over een zaak, die hij niet beoor-
deelen kan, dringt spreker op spoed aan.
.3. Waarom is het invasiegeld in Leiden nog niet uitgekeerd,
terwijl dit in andere gemeenten reeds een of twee maanden
geleden is geschied? Indien het wachten is op een besluit
van Gedeputeerde Staten, is het dan niet mogelijk een keer
een handige knaap naar Den Haag te sturen, die niet terug
keert zonder de goedkeuring?
De Voorzitter zegt in antwoord op de eerste vraag, dat het
de gewoonte is de pers uit te noodigen verleden jaar is
het zelfs zeer vaak geschied voor het in ontvangst nemen
van mededeelingen van Burgemeester en Wethouders over
den gang van zaken in de gemeente. Dit is eenigen tijd lang
niet gebeurd, maar wanneer er dan weer een aantal onder
werpen zijn, die de moeite waard zijn om aan de pers mede
gedeeld te worden, worden de journalisten daartoe weer
bijeengeroepen. Het zou wel eenigszins omslachtig zijn,
dergelijke mededeelingen eerst aan den Eaad te doen; het
betreft hier algemeene berichten, plannen die nog in de
toekomst liggen, niet plannen, die door den Eaad besproken
en bekrachtigd moeten worden. Zoo verschijnen in Leidsche
dagbladen ook wel artikelen, geïnspireerd door ambtenaren
ten Stadhuize, b.v. van het hoofd van den Evacuatiedienst,
wien daarom, buiten het College om, gevraagd wordt. Het
ligt niet op den weg van het College om in den Eaad dergelijke,
min of meer uitvoerige mededeelingen te doen, tenzij de Eaad
in dien zin iets heeft goed te keuren.
Op de vraag van den heer Hendriks om rechtsherstel voor
den heer de Blaauw, den oud-Directeur van Gemeentewerken,
(Voorzitter e.a.)
Rondvraag.
antwoordt spreker dat deze indertijd regelmatig is ont
slagen, zij het misschien iets vroeger dan in gewone tijden
gebruikelijk is. Spreker wist niet, dat er hier sprake kon
zijn van rechtsherstel.
Voorts antwoordt spreker den heer Hendriks, dat het
„invasiegeld" op komst is; het College had het reeds langen
tijd verwacht; dit is ook meermalen toegezegd, dat wil
zeggen onder voorbehoud van goedkeuring door Gedeputeerde
Staten. Bij Gedeputeerde Staten is daarop aangedrongen en
verleden week heeft het College mededeeling ontvangen, dat
dit invasiegeld zal worden toegekend. Het College hoopt nu,
dat het binnen enkele dagen zal afkomen.
De heer Kortmann zegt, dat hem eenige klachten hebben
bereikt, dat de laatste dagen geen machtigingsformulieren
aanwezig waren voor hen, die wegens uitstedigheid niet in
Leiden kunnen stemmen. Op de Afdeeling Algemeene Zaken
zijn om die reden verscheidene menschen onverrichter zake
naar huis gestuurd, zoodat zij niet in de gelegenheid zijn te
stemmen. Is dit juist?
De Voorzitter veronderstelt, dat dezen dan op een verkeerd
bureau zijn geweest. Tot op den laatsten dag, 15 Maart j.l.,
zijn die formulieren uitgereikt.
De heer van Weizen zegt, dat op 14 Maart j.l. inderdaad
een aantal personen zich aan de Secretarie vervoegd hebben
om een machtigingsformulier; dit waren in het algemeen
vrouwen, wier mannen buiten de stad werkzaam zijn; toen
is hun medegedeeld, dat aangezien hun mannen buiten de
stad werkzaam waren, het niet mogelijk was, haar die for
mulieren ter hand te stellen, aangezien die naar Vlissingen
moesten worden gezondenvoordat ze dan weer terug waren,
was de gestelde termijn, die op 15 Maart afliep, verstreken.
De Voorzitter antwoordt, dat deze zaak onderzocht zal
worden. Degenen, die zich door den maatregel benadeeld
achten, zouden op de Secretarie moeten terugkomen.
De heer A. van Dijk leest in Het Vrije Volk, democratisch-
socialistisch dagblad, van heden:
„In de hedenmiddag gehouden gemeenteraadszitting werd
de heer A. J. Jongeleen als opvolger van den overleden wet
houder, den heer M. G. Verweij, tot wethouder benoemd."
Dit blad is een half uur, voordat de stemming plaats had,
verschenen. Spreker gelooft niet vrijpostig te zijn, indien hij
de vraag stelt, welke de Voorzitter waarschijnlijk wel niet
zal kunnen beantwoorden, hoe dat mogelijk is.
De Voorzitter zegt, dat wel meer sportieve mededeelingen
zijn gedaan over gebeurtenissen, die werden verslagen,
terwijl zij plaats hadden. Spreker heeft ze vroeger ook wel eens
in de courant gelezen. Hij vindt dit echter bijna komisch,
zij het niet in alle opzichten.
De heer Huurman stelt in verband met de verwachtingen,
welke drie weken geleden bij de belanghebbenden zijn gewekt
door de aanneming van het voorstel van mevrouw Braggaar,
de vraag, of er te dien aanzien reeds maatregelen genomen of
bevorderd zijn en of de belanghebbenden reeds steunver-
hooging hebben ontvangen. Spreker wil gaarne weten, hoever
het College met de voorbereiding daarvan gevorderd is.
De heer Menken zegt, dat het College naar aanleiding van
de vragen, welke in de vorige raadsvergadering zijn gesteld,
onderzocht heeft, hoe hoog de steunnormen zijn in andere, met
Leiden te vergelijken plaatsen in Zuid-Holland. Het onderzoek
heeft tot een zeer gelukkig resultaat geleid. Gaat men uit van
de normen, welke destijds door den heer Wilmer zijn voorge
steld en door Gedeputeerde Staten zijn goedgekeurd, dan
komt men tot de volgende cijfers:
Leiden
Delft
Dordrecht
Gouda
Schiedam
18.40
17—
17—
21—
16.50
20.80
19—
19—
24—
18—
23.20
21
21
24—
19.50
25.60
23—
23
24—
21
Uit deze tabel blijkt, dat ten aanzien van de gezinsver
zorging Leiden ongetwijfeld een van de beste gemeenten is,
wat de uitkeeringen betreft. Wat betreft de uitkeering aan
alleen wonende personen staat Leiden aan de spits; wat
Gemeente
man, vrouw man, vrouw man, vrouw man, vrouw
en 1 kind en 2 kinderen en 3 kinderen en 4 kinderen