last op de schouders der burgerij wordt gelegd, meenen wij
toch, dat de geoorloofde verhooging in vollen omvang moet
worden toegepast. Was het voor den oorlog bij de tarieven
politiek de vraag hoeveel winst een nutsbedrijf mag maken,
thans dient ernaar te worden gestreefd, dat het bedrijf
althans de exploitatiekosten opbrengt. Het laat zich aanzien,
dat zelfs met de voorgestelde verhooging de gasfabriek nog
verlies zal opleveren, terwijl de electriciteitsfabriek wellicht
eenige winst zal afwerpen, doch dan toch zoo gering, dat deze
slechts als een zekere reserve kan worden beschouwd. De
rantsoeneeringsmaatregelen hebben in verhouding tot de
gestegen productiekosten slechts ondergeschikte beteekenis.
Wij zijn van oordeel, dat de verhooging, gezien de zeer slechte
toestand der gemeentefinanciën met terugwerkende kracht
op 1 September j.l. moet ingaan.
Met betrekking tot de heetwatertoestellen (artikel 7 der
Electriciteitsverordening) zal een prijsverhooging alleen kun
nen plaats vinden voor de daarbij verbruikte electriciteit,
niet voor de als vast bedrag berekende huur der toestellen
met leidingen. Het komt ons juist voor de prijzen der abonne
mentstoestellen te wijzigen in dien zin, dat het abonnement
voor de verschillende capaciteiten wordt vastgesteld op den
prijs der huurtoestellen van dezelfde grootte, vermeerderd
met een bedrag voor het stroomverbruik. Dit bedrag kan
gevonden worden volgens de formule: aantal kWh volgens
de rantsoeneeringsregeling toegestaan X den nachtstroom-
prijs, zijnde 2| cent per kWh.
Het was den laatsten tijd, ook reeds voor de bezetting,
gebruikelijk tot een wijziging van de tarieven te besluiten in
afwijking van het desbetreffende artikel der verordening.
O.i. dient met deze gewoonte te worden gebroken, aangezien
men in de verordening zelf moet kunnen lezen, welke tarieven
gelden.
M
Wij geven Uw College thans in overweging den tijdelijken
Raad voor te stellen de hierbijgevoegde verordeningen vast
te stellen.
Commissarissen der Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit,
M. G. Verweij, Voorzitter.
X. J. Rowaan, Lo. Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
X°. 135. Leiden, 6 December 1945.
Van de 51 bij Raadsbesluit van 19 December 1938 onbe
woonbaar verklaarde woningen werd laatstelijk bij besluit
van ons College d.d. 5 Juli 1945, uitoefenende de bevoegd
heden van den Gemeenteraad, (Ingek. Stukken X°. 54)
voor 7 woningen de termijn van ontruiming verlengd tot
3 Januari 1946.
Aangezien de bewoners van 6 van deze woningen, in ver
band met het nijpende woninggebrek in deze gemeente, nog
steeds geen andere passende woning hebben kunnen ver
krijgen, dient genoemde termijn voor die 6 woningen wederom
te worden verlengd.
In overeenstemming met het advies van de Commissie
van Fabricage geven wij Uwe Vergadering mitsdien in over
weging, behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten
der provincie Zuid-Holland, te bepalen, dat uiterlijk 3 Juli
1946 moeten zijn ontruimd de woningen 4e Binnenvestgracht
no. 45, Geerestraat no. 3 en le Gortestraat nos. 13, 31, 35
en 37.
Aan Burg. en Weth. van Leiden,
den tijdelijken Gemeenteraad.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.