kundigen- en Gezondheidsdienst gebruik maakt van een
auto. Aangezien hij thans zijn eigen auto gebruikt voor de
uitoefening van zijn functie, is het billijk, dat hem de helft
van de kosten van onderhoud en brandstoffenverbruik wordt
vergoed. Deze kosten bedragen thans 84.per maand,
zoodat de vergoeding van de gemeente ongeveer 42.per
maand zal bedragen. De waarnemend directeur is in Mei 1945
in dienst getreden, voor het loopende jaar is derhalve een
bedrag noodig van 340.De post „Kosten van den
Gemeentelijken Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst" moet
met dit bedrag worden verhoogd.
Mitsdien hebben Burgemeester en Wethouders op 23 Augus
tus 1945 het volgende besluit genomen:
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Leiden;
Uitoefenende de bevoegdheden van den Gemeenteraad
op grond van artikel 5, lid 1, van het Besluit Tijdelijke
Voorziening Bestuur Provinciën en Gemeenten;
BESLUITEN:
behoudens goedkeuring van de Gedeputeerde Staten der
Provincie Zuid-Holland door vaststelling van den staat no. 2
model D tot wijziging van de begrooting 1945 den post
„Kosten van den Gemeentelijken Geneeskundigen- en Gezond
heidsdienst" te verhoogen met een bedrag van rond 340.
N°. 82. Leiden, 30 Augustus 1945.
Bij circulaire d.d. 11/18 Juli 1945 B. No. 4633/45 (3e Afd.)
G. S. No. 90/1, deelden Gedeputeerde Staten dezer provincie
mede, dat bij Koninklijk Besluit d.d. 18 April 1945, no. 2
(Staatsblad E 55) eenige voorloopige maatregelen waren
getroffen met betrekking tot de salarispositie van de burger
lijke rijksambtenaren.
Voorts verzochten Gedeputeerde Staten in die circulaire
namens den Minister van Binnenlandsche Zaken voor zooveel
noodig voor het personeel dezer gemeente overeenkomstige
maatregelen te treffen en die maatregelen vast te leggen in
een afzonderlijk besluit.
Een herziening van de voor het gemeentepersoneel geldende
salarisregeling achtten Gedeputeerde Staten niet gewenscht,
aangezien het hier slechts een voorloopige voorziening
betreft.
Tengevolge van deze voorloopige voorziening worden in
de thans geldende loon- en kindertoeslagregelingen voor het
vast of tijdelijk aangestelde personeel, alsmede voor het op
arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht in dienst zijnde
personeel, waarvan het loon is geregeld overeenkomstig het
bepaalde onder eend van artikel 11, le lid, van het Arbeids
overeenkomstenreglement (arbeidscontractanten met ambte
lijk loon), met terugwerkende kracht tot 1 Januari 1945 de
volgende wijzigingen aangebracht:
A. 1°. de m. i. v. 1 December 1940 ingevoerde tijdelijke
duurtetoeslag voor de gehuwden en eenige kostwinners ten
bedrage van 6 van de bruto-wedde tot een maximum-
bruto-wedde van ƒ2.000.per jaar komt te vervallen;
2°. de m. i. v. 1 Augustus 1941 ingevoerde salarisverhooging
ad 5 voor alle ambtenaren en de m. i. v. 1 Januari 1942
toegekende loonsverhooging van gemiddeld 5 voor alle
werklieden komen te vervallen;
3°. de m. i. v. 1 Januari 1944 toegekende vaste toelage ad
10 van de bruto-wedde, voor de gehuwde ambtenaren en
eenige kostwinners, voor zoover de bruto-wedde met de 10
toelage een bedrag van 2.640.alsmede voor ongehuwde
ambtenaren een bedrag ad 1.980.niet overschrijdt, komt
te vervallen.
B. het minimum-bedrag van de kindertoelage ten bedrage
van 140.voor de eerste twee en 200.voor de overige
kinderen beneden den leeftijd van achttien jaar wordt met
50.per jaar en per kind verminderd en gebracht op resp.
90.voor de eerste twee en 150.per jaar en per kind
voor de overige kinderen beneden den leeftijd van 18 jaren.
Deze verlaging gaat evenwel den eersten dag der maand,
volgende op den datum van dit besluit in, dus m. i. v. 1 Sep
tember a.s.
C. De op onder A. aangegeven wijze verlaagde bezoldiging
wordt verhoogd:
a. met een vaste verhooging van 15
b. met een tijdelijke toelage van 5
Blijft de wedde vermeerderd met de onder a. en b. ge
noemde verhooging en toelage nog beneden 3.000.per
jaar voor gehuwden en 2.200.per jaar voor ongehuwden
in totaal, dan wordt de tijdelijke toelage ad 5 opgevoerd
tot 10 indien en voor zoover genoemde bedragen niet
worden overschreden.
De onder G. genoemde verhoogingen worden dus toegepast
op de loonregeling van Mei 1940, d. w. z. de bedragen van de
algemeene salarisverordening moeten worden toegepast, ver
minderd, voorzoover de ambtenaren betreft, met de 4
korting, bedoeld in raadsbesluit van 21 Februari 1936
(Gemeenteblad no. 36).
Door middel van een overgangsbepaling wordt er evenwel
voor gewaakt, dat niemand ten gevolge van de vermindering
van het minimum van den kindertoeslag met 50.per kind
per jaar aan wedde en kindertoeslag achteruit zal gaan.
De volgende, sedert 1 Januari 1944 ingevoerde maatregelen
blijven onveranderd van kracht, t. w.
a. de uitkeering aan mannelijk gemeentepersoneel van
ƒ360.ineens op den dag van het huwelijk, indien aan
wedden en toelagen op dien dag niet meer dan 2.088.per
jaar wordt genoten;
b. het wedde-minimum ad 1.200.'s jaars voor hen, die
den 21-jarigen leeftijd hebben bereikt.
De kosten van deze salarisverbetering kunnen, gelet op de
vele wijzigingen, vooralsnog niet op het juiste bedrag worden
begroot.
Zoodra de juiste gegevens bekend zullen zijn, zal een
besluit tot wijziging van de begrooting, dienst 1945, worden
genomen.
In verband met het vorenstaande hebben Burgemeester en
Wethouders op 30 Augustus 1945 het volgende besluit
genomen
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Leiden;
Uitoefenende de bevoegdheden van den Gemeenteraad
op grond van artikel 5, lid 1, van het Besluit Tijdelijke
Voorziening Bestuur Provinciën en Gemeenten;
Gelet op de circulaire van Gedeputeerde Staten van
11/18 Juli 1945 B. No. 4633/45 (3e Afd.) G. S. No. 90/1,
waarbij namens den Minister van Binnenlandsche Zaken ver
zocht is overeenkomstige maatregelen te treffen naar aan
leiding van het K. B. van 18 April 1945, no. 2 (Stbl. No. F 55)
BESLUITEN:
Artikel 1.
1. Dit besluit verstaat onder:
a. bezoldiging: alle bedragen van door of vanwege het
gemeentebestuur geregelde wedden en loonen (met inbegrip
van emolumenten en toelagen, hetzij tijdelijke of vaste, doch
zonder de toelagen, bedoeld in artikel 7), toekomende aan
hen, die in dienst der gemeente vast of tijdelijk zijn aangesteld,
of wel werkzaam zijn op grond van een arbeidsovereenkomst
naar burgerlijk recht, voor zoover het loon is geregeld over
eenkomstig de punten c en d van artikel 11, le lid, van het
Arbeidsovereenkomstenreglement
b. bruto-wedde: de wedde of het loonbedrag (zonder toe
lagen en emolumenten en zonder aftrek van het pensioen-
verhaal), waarop de belanghebbende overeenkomstig de daar
voor geldende regeling aanspraak heeft, verminderd met 5
en vervolgens vermeerderd met de in den pensioensgrondslag
opgenomen vaste toelagen en emolumenten, uitgezonderd de
toelage van tien ten honderd, bedoeld in artikel 7;
c. wachtgeld: een wachtgeld toegekend op grond van
artikel 1 van de Wachtgeldverordening 1934.
2. De vermindering met 5 bedoeld in het eerste lid
onder b, wordt, wat de werklieden aangaat, in dier voege
toegepast, dat het loon daalt tot het bedrag, hetwelk bij
handhaving van de op 31 December 1941 geldende regeling
zou zijn genoten.
Artikel 2.
Gerekend van 1 Januari 1945 worden de bezoldiging en
het wachtgeld gewijzigd op de wijze, als in de volgende
artikelen is bepaald.
Artikel 3.
1. De bezoldiging wordt verminderd op de in artikel 1
onder b aangegeven wijze en vervolgens verhoogd met een
bedrag, gelijk aan 15 ten honderd van de bruto-wedde.
2. Boven de overeenkomstig het eerste lid gewijzigde be
zoldiging wordt toegekend een tijdeüjke toelage van 5 ten
honderd van de bruto-wedde. Deze tijdeüjke toelage wordt
verhoogd tot tien ten honderd, indien en voor zoover de
bruto-wedde, vermeerderd met de verhooging bedoeld in het
eerste lid, alsmede met deze tot tien ten honderd verhoogde
tijdeüjke toelage, een bedrag van 3.000.'s jaars voor
gehuwden en eenige kostwinners en 2.200.'s jaars voor
ongehuwden- niet eenige kostwinners niet overschrijdt.