GEMEENTE LEIDEN. 67 ING£KOM£N STFKEEI. R°. 136. Leiden, 1 September 1944. Zoowel in het belang van de arbeiders zelf als in dat van de Leidsche textielindustrie is het wenschelijk het ontwik kelingspeil van de jeugdige textielarbeiders te verhoogen en daartoe van gemeentewege een cursus voor deze werk krachten op te richten onder leiding van het hoofd van den gemeentelijken cursus voor vervolgonderwijs aan jongens. De cursus zal in hetzelfde gebouw en op dezelfde uren worden gegeven als de cursus voor vervolgonderwijs. Het onderwijs aan den textielcursus zal een algemeen vormend karakter dragen, doch tevens gericht zijn op alles wat met de textiel in verband staat. De plannen voor dezen cursus verwierven de volle instemming van de zijde der textiel fabrikanten. Deze zullen aan de deelnemers van den cursus gedurende den tijd, dat wegens het bezoeken van den cursus niet gewerkt kan worden, het volle loon doorbetalen. Verder werd door de fabrikanten een bijdrage aan de gemeente toegezegd van 20.per leerling en per cursus. Door dezen financieelen steun zal van de volgens raming aan dezen cursus verbonden kosten ad ƒ44.per leerling een bedrag van ƒ24.ten laste van de gemeente blijven, welk bedrag ook wordt besteed voor het vervolgonderwijs. Mitsdien heeft de Burgemeester op 1 September 1944 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDER"; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Rederlandsche gebied Ro. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie a. tot oprichting voorloopig bij wijze van proef van een cursus voor jeugdige textielarbeiders onder leiding van het hoofd van den vervolgcursus voor jongens en volgens nog nader vast te stellen richtlijnen; b. vast te stellen den staat Ro. 30 tot wijziging van de gemeentebegrooting, dienstjaar 1944 in verband met de beschikbaarstelling van de ten behoeve van den sub a ge noemden cursus benoodigde gelden. R°. 137. Leiden, 2 September 1944. Ter definitieve voorziening in de vacature van leeraar in de wiskunde aan het Gymnasium, ontstaan door het overüjden van Dr. O. de Jong, heeft de Burgemeester op 2 September 1944 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDER; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Rederlandsche gebied Ro. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: Drs. G. H. Prederik, leeraar aan het Stedelijk Gymnasium te Utrecht, met ingang van een nader te bepalen datum, te benoemen tot leeraar in de wiskunde aan het Gymnasium. R°. 138. Leiden, 7 September 1944. Op 8 Juni 1944 (Ingek. Stukken R°. 98) besloot de Burge meester om, zoo noodig, gedurende het 3e kwartaal 1944 kas- geldleeningen aan te gaan tot een maximum van 1.500.000. In verband met de gedurende het 4e kwartaal aan de gemeentekas te stellen eischen is het gewenscht, dat ook ge durende dat kwartaal tot opneming van kasgelden kan worden overgegaan. Het maximaal bedrag, dat gedurende genoemd kwartaal de kasschuld zal mogen beloopen, dient eveneens op ƒ1.500.000.te worden vastgesteld. Mitsdien heeft de Burgemeester op 7 September 1944 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDER; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Rederlandsche gebied R°. 152/1944 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie gedurende het 4e kwartaal 1944, zoo noodig, kasgeldleeningen aan te gaan tot zoodanig bedrag, dat op geen enkel tijdstip in dat kwartaal, de kasschuld, met inbegrip van het in rekening-courant bij de R. V. Bank voor Rederlandsche Gemeenten op te nemen bedrag, de som van 1.500.000. te boven gaat en verder onder de voorwaarden, als door hem zullen worden gesteld en met inachtneming van de door den Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën voorgeschreven rentenormen. R°. 139. Leiden, 7 September 1944. De R. V. Conservenfabriek „De Verwachting", v./h. E. J. Sclioondergang-Speet, alhier, heeft een verzoek ingediend om van de gemeente te mogen koopen het perceel grond in de Rozenpoort, groot 16 M2, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie I no. 713. Tegen verkoop bestaat bij de gemeente geen bezwaar; zij heeft geen andere eigendommen in de betrokken omgeving. Met de vennootschap is over eenstemming bereikt over den verkoopprijs van 160. in totaal. Ra de totstandkoming van den verkoop zal de Rozenpoort aan het openbaar verkeer worden onttrokken en worden afgesloten. In verband met een en ander heeft de Burgemeester op 7 September 1944 het navolgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDER; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Rederlandsche gebied Ro. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: I. behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie, aan de R. V. Conservenfabriek „De Verwachting", v./h. Schoondergang-Speet, te Leiden, te verkoopen het op de bij dit besluit behoorende situatieteekening met roode kleur aangegeven perceel grond in de Rozenpoort, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie I no. 713, groot 16 M2, tegen een prijs van 160.in totaal; II. na de totstandkoming van den onder I bedoelden ver koop de Rozenpoort met toepassing van de Wegenwet te onttrekken aan het openbaar verkeer. R°. 140. Leiden, 7 September 1944. Bij zijn rondschrijven van 19 Augustus 1944, deelt de Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandsche Zaken mede, dat de wnd. Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën, ten einde de gemeenten ook voor het schoolgeld jaar dat na 30 Juni 1944 aanvangt tegemoet te komen in het nadeel dat zij ondervinden als gevolg van de betrekkelijk lagere opbrengst van het schoolgeld voor het gewoon- en het voortgezet gewoon lager onderwijs, bereid is te bevorderen, dat aan gemeenten, die voor dat schoolgeldjaar het vermenigvuldigingscijfer op 1 of minder bepalen, een bijdrage uit 's Rijks kas wordt verleend. Deze bijdrage zal worden gesteld op een bedrag gelijk aan de werkelijke opbrengst van het schoolgeld. Zoodoende zal aan schoolgeld de uitkeering van het Rijk in totaal ontvangen worden een bedrag gelijk aan dat, hetwelk zou zijn verkregen, indien een vermenigvuldigingscijfer van 2 zou worden toegepast. Waar mag worden aangenomen dat bij een vermenig vuldigingscijfer van 1 de Rijksbijdrage, de totale ontvangst ongeveer even hoog zal zijn als die, welke onder de werking van de laatste schoolgeldregeling werd verkregen, bestaat er alle reden het vermenigvuldigingscijfer voor het gewoon lager- en voortgezet gewoon lager onderwijs over de school geldjaren 1944/45 (SeptemberSeptember) en 1945/46 (AprilApril) te bepalen op 1. Ook voor het uitgebreid lager onderwijs, dient, gelet op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1944 | | pagina 1