46 BESLUIT: als volgt te bepalen: a. aan den staat van nevenbetrekkingen, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 Februari 3 935 (Geni. Blad No. 34 van 1936), zooals deze staat laatstelijk bij besluit van den Burgemeester d.d. 29 April 1943 is gewijzigd, wordt de volgende nevenbetrekking met de daaraan verbonden jaar wedde toegevoegd: „Beheerder van het Grondbedrijf" 600.—". b. dit besluit is met terugwerkende kracht op 1 Maart 1944 in werking getreden. III. De BURGEMEESTEE van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: vast te stellen de bij dit besluit behoorende staten, no. 16a, model D, tot wijziging van de bedrijfsbegrooting voor het Grondbedrijf en no. 16, model E, tot wijziging van de Gemeentebegrooting, beiden dienst 1944. N°. 89. Leiden, 19 Mei 1944. Aangezien het gewenscht is gebleken dat, onverminderd de aan de hoofden van takken van dienst bij verordening of besluit toegekende bevoegdheid tot het geven van ontslag aan personeel der gemeente in vasten en tijdelijken dienst, alsmede tot het beëindigen van het dienstverband met het personeel der gemeente waarmede een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten, ook door den Burgemeester, waarnemende de taak van Burgemeester en Wethouders, aan genoemd personeel ontslag kan worden verleend, heeft de Burgemeester op 19 Mei 1944 het volgende besluit genomen De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad, en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: te bepalen: 1°. dat de bevoegdheid tot het verleenen van ontslag aan of tot beëindiging van de dienstbetrekking met personeel van de gemeente, voorzoover dat ontslag of die beëindiging bij plaatselijke verordeningen of andere besluiten aan anderen is opgedragen dan aan den Gemeenteraad, Burgemeester en Wethouders, den Burgemeester en Commissies, wier werkzaamheden blijven rusten op grond van een besluit overeenkomstig het bepaalde bij art. 1, lid 3, eersten volzin, van de verordening no. 152/1941 van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied, mede toekomt aan den Burgemeester, waarnemende de taak van Burgemeester en Wethouders; 2°. dat tot ontslag en tot beëindiging van een dienst betrekking als bedoeld sub 1° door anderen dan den Burge meester, waarnemende de taak van Burgemeester en Wet houders, niet mag worden overgegaan dan na verkregen machtiging van den Burgemeester, waarnemende de taak van Burgemeester en Wethouders; 3°. dat dit besluit met terugwerkende kracht in werking treedt op 1 Maart 1944. N° 90. Leiden, 25 Mei 1944. Ingevolge art. 5 van de verordening, betreffende den Dienst voor Gemeenschapszorg moet worden ingesteld een Commissie van Advies voor dezen dienst. De in het hieronderstaande besluit genoemde personen hebben zich bereid verklaard in deze commissie zitting- te nemen. Derhalve heeft de Burgemeester op 25 Mei 1944 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDEN Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied N°. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: te benoemen tot lid van de Commissie van Advies voor den Dienst voor Gemeenschapszorg: Mevr. J. M. van KampenhoutRuhe, Mevr. N. Smitvan Otten en de heeren W. C. van Bommel, Mr. P. E. Briët, P. J. K. Determan, H. L. J. Tobé, B. Warners en Th. B. J. Wilmer. N°. 91. Leiden, 25 Mei 1944. Het is wenschelijk, dat in de commissie van advies voor den Dienst voor Gemeenschapszorg, welke dienst o.m. be last is met het verleenen van geneeskundige hulp aan hulp behoevenden, de stadsgeneesheeren zijn vertegenwoordigd. Ingevolge het bepaalde bij art. 25 van de verordening betreffende de geneeskundige armenverzorging enz. kan aan de stadsgeneesheeren worden opgedragen zitting in deze commissie te nemen. Mitsdien heeft de Burgemeester op 25 Mei 1944 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; Gelet op artikel 25 van de verordening van den 26en Sep tember 1927 (Gemeenteblad No. 14) betreffende de genees kundige armenverzorging en den werkkring en de bezoldiging van de Stadsgeneesheeren te Leiden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van den 24en Februari 1941 (Gemeente blad No. 5). BESLUIT: 1°. te bepalen, dat één der stadsgeneesheeren, daartoe telkens voor den duur van een benoeming door den Burge meester aan te wijzen, zitting neemt in de Commissie be doeld in artikel 5 van de verordening betreffende den Dienst voor Gemeenschapszorg. N°. 92. Leiden, 25 Mei 1944. Ingevolge het besluit van den Burgemeester van 23 Maart 1944 (Ingek. Stukken No. 49) is het winkelwoonhuis aan het Levendaal No. 28 door de gemeente aangekocht. De eigenaren, die het pand bewonen, zullen het aan het einde van deze maand verlaten. Als gegadigde voor de huur van het perceel heeft zich aangemeld H. Teunissen, die er een vogel- en dierenhandel in zal drijven. Met hem is overeenstemming bereikt over een verhuring van 1 Juni a.s. tot 1 Mei 1945 en vervolgens van jaar tot jaar uiterlijk tot 1 Mei 1955, tegen den hoogst toelaatbaren huurprijs ad 480.per jaar. Hij gaat tevens accoord met de aan de verhuring te verbinden voorwaarden. De Burgemeester heeft alsnu op 25 Mei 1944 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDEN Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied N°. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie het winkelwoonhuis aan het Levendaal No. 28 te ver huren aan H. Teunissen, te Leiden, van 1 Juni 1944 tot en met 30 April 1945 tegen een jaarlijkscbe huursom van 480.met dien verstande, dat de huur telkens voor den tijd van één jaar tegen denzelfden huurprijs en onder dezelfde voorwaarden zal worden verlengd, indien de huur niet drie maanden vóór het eindigen van den huurtermijn schriftelijk door den huurder of door den Burgemeester is opgezegd, terwijl de huur in ieder geval zal eindigen op 1 Mei 1955 zonder dat eenige opzegging daartoe wordt vereischt, en voorts onder de bij dit besluit behoorende voorwaarden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1944 | | pagina 4