GEMEENTE LEIDEN.
43
IKGEKOMEM NTFKKEN.
N°. 76. Leiden, 4 Mei 1944.
In verband met de afwezigheid van den leeraar Ir. A. A.
Lagaay werd mej. Dra E. Schippers, met ingang van 17
Januari j. 1., voorloopig voor den tijd van uiterlijk drie
maanden benoemd tot tijdelijk leerares in de wiskunde aan
het Gymnasium.
Aangezien de afwezigheid van Ir. Lagaay nog voortduurt
heeft de Burgemeester op 4 Mei 1944 het volgende besluit
genomen
De BUEGEMEESTEE van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Eijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. ,152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
de aanstelling van Dra E. Schippers tot tijdelijk leerares
in de wiskunde aan het Gymnasium alsnog, te rekenen met
ingang van 17 Januari 1944, tot wederopzeggens te be
krachtigen, doch uiterlijk voor den verderen duur van den
cursus 1943-1944, of zooveel korter als de afwezigheid van
den leeraar A. A. Lagaay duurt.
N°. 77. Leiden, 4 Mei 1944.
Naar aanleiding van een verzoek van den Secretaris-
Generaal van het Departement van Opvoeding-, Wetenschap
en Kuituurbescherming, inzake de zomervacantie van de
inrichtingen van voorbereidend hooger- en middelbaar onder
wijs, heeft de Burgemeester op 4 Mei 1944 het volgende
besluit genomen:
De BUEGEMEESTEE van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Eijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
dat de a.s. zomervacantie voor het Gymnasium en de beide
Gemeentelijke Hoogere Burgerscholen zal duren van 1 Juli
a.s. (na afloop van de lessen) tot en met 21 Augustus d.a.v.
N°. 78. Leiden, 4 Mei 1944.
De Commissaris der Provincie heeft den wensch te kennen
gegeven, dat in de Verordening op het Bouwen en Sloopen
een bepaling wordt opgenomen, waarbij het inwinnen van
advies van het Bouwtoezicht (dit wil voor Leiden zeggen:
den Directeur der Gemeentewerken) vóór het beslissen op
een aanvraag om een bouwvergunning verplicht wordt ge
steld en bovendien ook het hooren van een deskundige op
het gebied van den welstand in de gevallen, dat de wel
standsbepaling toepasselijk is. Voorts verzocht de Commis
saris de genoemde verordening aan te vullen met een artikel,
waaruit blijkt, dat de Burgemeester thans de taak, die deze
verordening aan den Gemeenteraad of aan Burgemeester en
Wethouders opdraagt, waarneemt.
Gevolggevende aan deze wenschen, heeft de Burgemeester
op 4 Mei 1944 het volgende besluit genomen:
De BUEGEMEESTEE van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Eijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
N°. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 12 October 190-5
(Gemeenteblad No. 25) op het Bouwen en Sloopen,
laatstelijk gewijzigd bij verordening van 21 October
1943 (Gemeenteblad No. 8 van 1944).
Artikel I.
Na artikel 77 van bovengenoemde verordening wordteen
nieuw art. 77a ingevoegd, luidende:
Artikel 77a.
Alvorens op een verzoek om vergunning, als bedoeld in
artikel 6, lid 1, der Woningwet te beschikken, winnen
Burgemeester en Wethouders het advies van den Directeur
der Gemeentewerken in.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid winnen
Burgemeester en Wethouders, alvorens op een verzoek om
vergunning, als bedoeld in dat lid, te beschikken, voor
zoover art. 18bis toepasselijk is, tevens het advies van een
deskundige op het gebied van den welstand in.
Artikel II.
Na artikel 88 wordt een nieuw art. 88a ingevoegd,
luidende
Art. 88a.
Waar in deze verordening sprake is vanGemeenteraad"
en van „Burgemeester en Wethouders", wordt hieronder
ingevolge de verordening No. 152/1941 verstaan de Burge
meester, voor zoover deze de taak van het betreffende
college waarneemt.
N°. 79. Leiden, 4 Mei 1944.
Op 30 Maart 1944 (Ingek. Stukken No. 56) werd de
verordening op persoonlijke diensten vastgesteld, op grond
waarvan de inwoners kunnen worden opgeroepen tot het
verrichten van diensten ten behoeve van de bewaking van
werken, inrichtingen, gebouwen enz., welke aangelegd, op
gericht of in gebruik zijn door of bij de Duitsche Weermacht.
Het blijkt thans, dat een zelfde maatregel dient te
worden getroffen met betrekking tot eigendommen enz.
van de gemeente en anderen. Deze eigendommen staan
meer en meer aan ergerlijke vernieling en beschadiging
bloot en het is in het belang van de gemeenschap, niet het
minst met het oog op de openbare orde, dat daaraan paal
en perk wordt gesteld. Evenmin als voor de bewaking van
werken, inrichtingen, gebouwen enz., aangelegd, opgericht
of in gebruik bij de Duitsche Weermacht, staat der gemeente
voldoende personeel ten dienste om deze uitingen van
baldadige vernielzucht te keeren. Het verkrijgen van vrij
willige hulp voor deze bewaking is eveneens uitgesloten en
de geldmiddelen van de gemeente laten ook niet toe betaalde
krachten voor dit doel in dienst te nemen.
Het is daarom gewenscht de verordening op persoonlijke
diensten zoodanig te wijzigen, dat de inwoners, behalve tot
bewaking van de thans in artikel 1 genoemde objecten van
de Duitsche Weermacht, tot het verrichten van diensten
kunnen worden opgeroepen ter bewaking van alle andere
eigendommen, welke uit baldadigheid of kwaadwilligheid
worden beschadigd of vernield.
Mitsdien heeft de Burgemeester op 4 Mei 1944 het volgende
besluit genomen:
De BUEGEMEESTEE van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Eijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening, houdende wijziging van de verordening van
30 Maart 1944 (Gemeenteblad No. 16) op persoonlijke
diensten als bedoeld in de artikelen 226 en 227
der Gemeentewet.
Artikel 1.
Artikel 1 van bovengenoemde verordening wordt gelezen
als volgt:
De Burgemeester kan de inwoners der gemeente oproepen