104
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijks
commissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No.
152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en
gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
de suppletoire begrooting van den Armenraad voor het
jaar 1942, alsmede de rekening van die instelling over dat
jaar goed te keuren.
N°. 189. Leiden, 18 November 1943.
Op 5 December 1942 is een autobus van de N. V. Citosa,
uitwijkende voor een bespannen wagen, die uit de Nonnen
steeg kwam, in het Rapenburg gereden, waarbij een ver
keersbord, een leuning van de Nonnenbrug en de walkant
van het Rapenburg werden beschadigd. De kosten van
herstelling hebben 58.50 bedragen.
Het is gebleken, dat de bestuurder van de bespannen
wagen, C. P. Schooneveld te Valkenburg (Z.H.), verant
woordelijk is voor dit ongeval en de daaruit voortvloeiende
schade. Langs minnelijken weg kan van hem betaling van
bovengenoemd schadebedrag niet worden verkregen. De
rechtsgeleerde raadsman der Gemeente adviseert thans het
bedrag langs gerechtelijken weg in te vorderen.
Op grond van het bovenstaande heeft de Burgemeester
op 18 November 1943 het volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
Gelet voorts op de adviezen van den rechtsgeleerden
raadsman der Gemeente d.d. 25 September 1943 en 22
October 1943;
BESLUIT:
dat de Gemeente bij den Kantonrechter te Leiden tegen
C. P. Schooneveld te Valkenburg (Z.H.) een rechtsvordering
zal instellen tot betaling van een bedrag van 58.50 ter
vergoeding van de door zijn schuld door een autobus van
de N. V. Citosa veroorzaakte schade aan een verkeerspaal,
een brugleuning van de Nonnenbrug en de walkant van
het Rapenburg.
N°. 190. Leiden, 18 November 1943.
Ingevolge art. 14 van de verordening op het Verkeer te
land is het o. m. verboden met een rijwiel te rijden of stil
te staan over of op voetpaden.
Het ligt in het voornemen van den Burgemeester dit
verbod niet van toepassing te verklaren op een gedeelte
van den Johan de Kosterweg in den Leidschen Hout.
Hiervoor is echter wijziging van art. 16 van de verordening
noodig.
De Burgemeester heeft daarom op 18 November 1943
het volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
Nu. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
vast te stellen de navolgende verordening:
VEBORDENING,
tot wijziging van de verordening van 18 Juni 1934
{Gemeenteblad No. 26) op het Verkeer te land,
laatstelijk gewijzigd bij verordening van
18 Mei 1936 {Gemeenteblad No. 17).
Eenig artikel.
In art. 16 van bovengenoemde verordening wordt de
punt aan het slot vervangen door een komma-punt, terwijl
aan dat artikel een nieuwe zinsnede wordt toegevoegd,
luidende
e. met een rijwiel te rijden of stil te staan over of op
door den Burgemeester, waarnemende de taak van Burge
meester en Wethouders, blijkens openbare kennisgeving,
aangewezen voetpaden in parken.
N°. 191. Leiden, 18 November 1943.
De Burgemeester is bereid om bij wijze van proef het
los laten loopen van honden in den Leidschen Hout toe
te staan. Daartoe is het noodig art. 69 uit de verordening
op de Straatpolitie te schrappen. Blijkt het noodig het los
laten loopen weer te verbieden, dan kan dit geschieden
door art. 36bis der verordening toe te passen.
Yan deze gelegenheid kan worden gebruik gemaakt de
artikelen 27, 30, 30a, 32, 32a, 45 en 45a uit de verordening te
lichten, aangezien zij overbodig zijn geworden door besluiten
van hoogere instanties (art. 37 Wegen verkeersregeling,
Sneeuwruimingsbesluit en art. 32 Verordening Openbare
Orde). In verband hiermede dienen voorts de artikelen 21,
73 en 77 te worden gewijzigd, terwijl de strafmaat in art.
77 dient te worden verhoogd. Tenslotte moet de redactie
van art. 78 in overeenstemming worden gebracht met de
huidige wetgeving, en voorzoover de titulatuur betreft
met de practijk.
Op grond van een en ander heeft de Burgemeester op
18 November 1943 het volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING,
houdende wijziging van de verordening van 2 Mei 1912
Gemeenteblad No. 17) op de Straatpolitie, laatstelijk
gewijzigd bij verordening van 16 September 1943
{Gemeenteblad No. 43).
Art. I.
Art. 21 van bovengenoemde verordening wordt gelezen
als volgt:
Art. 21.
Wanneer maatregelen van sneeuwopruiming te eeniger
plaatse op den openbaren weg voor het verkeer hinderlijk
zijn of dreigen te worden, is men verplicht zich dienaan
gaande te onderwerpen aan de bevelen van de politie.
Art. II.
De artikelen 27, 30, 30a, 32, 32a, 45, 45a, en 69 vervallen.
Art. III.
Art. 73 wordt gelezen als volgt:
Art. 73.
Overtreding van het bepaalde in deze verordening wordt
gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geld
boete van ten hoogste drie honderd gulden.
Bovendien kan overtreding van het bepaalde in de artikelen
17, eerste lid, 43 litt. a. en b., 51 eerste lid, 52 eerste lid,
52 a en 61 gestraft worden met verbeurdverklaring van de
voorwerpen, waarmede de overtreding is gepleegd, voor
zoover zij den veroordeelde toebehooren.
Art. IV.
Het eerste lid van art. 77 wordt gelezen als volgt:
Honden, die in strijd met artikel 15 of artikel 37 zich
op den openbaren weg of in strijd met artikel 3dbis zich
in een openbaar park of plantsoen bevinden en die, welke
in strijd met artikel 36 zonder behoorlijken muilkorf loopen,
worden door of vanwege de politie opgevangen of, indien
dit niet mogelijk is, zoo noodig afgemaakt.