90
ƒ141.810.bedraagt ƒ146.277.95.
(Zie omtrent deze hoogere ont
vangst het hierboven medege
deelde).
(Zie den verdeelingsstaat be-
hoorende bij volgn. 12.)
Volgn. 13. Verhaal van bijdragen
voor inkoop van pensioen ingevolge
de art. 42 en 137 der Pensioenwet
1922
De ontvangst, geraamd op
2.360.bedraagt 1.430.85.
(Zie den verdeelingsstaat be-
hoorende bij volgn. 13.)
Volgn. 14. Vergoeding van de
bedrijven in de kosten van verze
kering, pensionneer ing enz. van
ambtenaren en beambten (Zie hoofd
stuk II der uitgaven volgnrs 275
en 276 tfm. 281)
De ontvangsten, geraamd op
ƒ281.680.—, bedragen 315.349.81.
Zie omtrent deze hoogere ont
vangst het hierboven medege
deelde.
(Zie den verdeelingsstaat be-
hoorende bij volgn. 14.)
Volgn. 15. Vergoeding van instel
lingen in de kosten van verzekering,
pensionneering enz. van ambtenaren
en beambten. Zie Hoofdstuk II
der uitgaven volgnrs 275, 278 t/m.
281
De ontvangsten, geraamd op
ƒ18.671.—, bedragen ƒ23.060.53.
Zie den verdeelingsstaat bij
volgn. 15).
Volgn. 16. Overige ontvangsten
ter zake van de pensionneering van
ambtenaren
De ontvangst, voor „memorie"
geraamd, bedraagt 367.26.
(Zie den verdeelingsstaat behoo-
rende bij volgn. 16)
33.669.81
4.389.53
367.26
46.618.49
929.15
929.15
Bovendien moet volgn. 230 der
ontvangstenVoorschotten van den
kapitaaldienst ten behoeve van de
financiering van de ten laste van
de \gemeente komende pensioenen
(eigen pensioenen) voortvloeiende uit
de verordening op de pensionneering
van gemeenteambtenaren, juncto art.
158 der Pensioenwet 1922" worden
verlaagd met
(Zie het hierboven medege
deelde)
terwijl volgn. 231 der ontvang
sten „Opbrengst van maatregelen
tot versterking van de inkomsten
en verlaging van de uitgavenmoet
worden verminderd met.
3.550.67
9.000.—
46.618.49
13.479.82
De uitgaven hebben derhalve ƒ41.276.29 (ƒ50.315.06
ƒ9.038.77) meer bedragen dan geraamd wasde ontvangsten
hebben de raming met ƒ45.689.34 (ƒ46.618.49ƒ929.15)
overtroffen, waarop in mindering komen de verlagingen van
de beide overboekingsposten ad resp. 3.550.67 en 9.000.
of te zamen ƒ12.550.67, blijft derhalve ƒ33.138.67. Het
nadeelig verschil ad ƒ8.137.62 41.276.2933.138.67) kan
worden gedekt door afschrijving van den post voor „Onvoor
ziene Uitgaven", waarop met inbegrip van de bovengenoemde
som van ƒ45.000.nog ƒ46.739.27 beschikbaar is.
Op grond van het bovenstaande heeft de Burgemeester
op 21 October 1943 het volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie
vast te stellen den staat tot wijziging van de gemeente-
begrooting 1942 n°. 56, model D, in zake de hoogere
kosten van pensioenen, wachtgelden, verzekering tegen
ongevallen enz.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.
Meer.
Minder.
Meer.
Minder.
i