82 R°. 1G5. Leiden, 23 September 1943. Teneinde te voorzien in de vacature, welke ten gevolge van het aan de onderwijzeres M. M. Kalamen verleend eervol ontslag ontstond aan de school voor buitengewoon lager onderwijs, verbonden aan het gesticht „Voorgeest" te Oegstgeest, heeft de Burgemeester op 23 September 1943 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDER; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Rederlandsche gebied Ro. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: Mevrouw J. K. van Weizen, met ingang van een nader te bepalen datum, te benoemen tot fröbelonderwijzeres aan de school voor buitengewoon lager onderwijs, verbonden aan het gesticht „Voorgeest" te Oegstgeest. R°. 166. Leiden, 23 September 1943. Bij besluit van den Burgemeester d.d. 12 Augustus 1943 (Ingek. Stukken Ro. 127) werd aan den Rederlandschen Volksdienst, ten behoeve van de exploitatie van de kinder bewaarplaats aan de Langebrug Ro. 87, voor het resteerend gedeelte van het jaar 1942 een subsidie toegekend van maximum 500. Dit bedrag van ƒ500.is gebaseerd op een subsidie van 1000.per jaar, welk bedrag ook de indertijd ontbonden vereeniging tot verzorging van kleine kinderen genoot. Voor het jaar 1943 en volgende jaren behoort de subsidie aan den Rederlandschen Volksdienst te dier zake dus eveneens op maximum 1000.te worden bepaald. Bij het opmaken van de gemeentebegrooting voor 1943 werd hiermede reeds rekening gehouden. De Burgemeester heeft mitsdien op 23 September 1943 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDER Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Rederlandsche gebied Ro. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: aan den Rederlandschen Volksdienst, ten behoeve van de exploitatie van de kinderbewaarplaats aan de Langebrug Ro. 87 een subsidie toe te kennen van ten hoogste 1000. per jaar tot wederopzeggens, ingaande 1 Januari 1943. R°. 167. Leiden, 27 September 1943. Tengevolge van het besluit van de Secretarissen-Generaal van de Departementen van Financiën, van Binnenlandsche Zaken en van Sociale Zaken d.d. 15 Juli 1943 (Staats courant Ro. 167), betreffende de financiëele verhouding tusschen het Rijk en de gemeenten, was het noodzakelijk de gemeentelijke belastingheffing onder het oog te zien voor zooveel betreft de opcenten op de grondbelasting en de personeele belasting en het vermenigvuldigingscijfer voor de ondernemingsbelasting. De gemeentelijke opcenten op de grondbelasting, welke thans te Leiden tot het maximum aantal geheven worden, n.l. 80 voor de gebouwde en 20 voor de ongebouwde eigen dommen, kunnen krachtens het bepaalde in art. 10 van het besluit met ingang van het belastingjaar 1944 worden opgevoerd tot resp. 190 en 110. Dit brengt echter voor de belastingplichtigen geen verandering in den belastingdruk mede, daar de in 1941 ingevoerde heffing van extra-opcenten ten behoeve van het Rijk 120 voor de gebouwde en 100 voor de ongebouwde eigendommen met ingang van het belastingjaar 1944 vervalt en aan het provinciale belastinggebied slechts 10 opcenten voor beide soorten eigendommen worden toegevoegd. Met het oog op het karakter van de grondbelasting, waardoor groote schomme lingen in de heffing der opcenten ongewenscht zijn, verdient het aanbeveling de opcenten met ingang van het belasting jaar 1944 tot het toegestane maximum te heffen. Aangezien de gemeente Leiden, hoewel omtrent haar financiëele positie nog geen volledige gegevens beschikbaar zijn, ook voor het jaar 1943 wel op steun van het Rijk zal zijn aangewezen, dienen de opcenten op de personeele belasting, overeenkomstig de mededeeling van den Secretaris- Generaal van het Departement van Binnenlandsche Zaken d.d. 16 September 1943, Ro. 16447, zoo hoog te worden opgevoerd, dat zij, tezamen met de provinciale opcenten, tenminste een opbrengst geven gelijk aan tweemaal de opbrengst van de hoofdsom. Aangezien de opcenten ten behoeve van de provincie Zuid-Holland voor het belasting jaar 1943 op 41 bepaald zijn, moeten de gemeentelijke opcenten derhalve worden vastgesteld op 200 41 159. Tot nog toe bedroegen zij 200. Voor de belastingjaren 1942 en 1943 is van rijkswege het vermenigvuldigingscijfer voor de ondernemingsbelasting vast gesteld op 2.4. Indien vóór 1 October van het kalenderjaar, voorafgaande aan het belastingjaar, geen verordening tot vaststelling van het vermenigvuldigingscijfer is tot stand gekomen, geldt het vermenigvuldigingscijfer van het vooraf gaande belastingjaar. Hoewel omtrent de opbrengst der ondernemingsbelasting voor het jaar 1944 nog geen betrouw bare gegevens kunnen worden verkregen, kan moeilijk worden aangenomen, dat de gemeente Leiden voor dat jaar zou kunnen volstaan met een lager vermenigvuldigings cijfer. In verband voorts met de mededeeling van den Secre taris-Generaal in zijn bovengenoemde circulaire, dat van gemeenten, welke steun van het Rijk noodig zullen hebben, niet zal worden geëischt, dat het vermenigvuldigingscijfer verhoogd wordt, kan ook voor het belastingjaar 1944 worden volstaan met een vermenigvuldigingscijfer van 2.4, en kan een desbetreffende verordening derhalve achterwege blijven. Mitsdien heeft de Burgemeester op 27 September 1943 de volgende besluiten genomen: a. De BURGEMEESTER van LEIDER; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Rederlandsche gebied Ro. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING, regelende de heffing van opcenten op de hoofdsom, der grondbelasting te Leiden. Artikel 1. Ten behoeve van de gemeente Leiden worden op de hoofd som der grondbelasting 190 opcenten geheven voor de ge bouwde eigendommen en 110 opcenten voor de ongebouwde eigendommen. Art. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1944. Alsdan vervalt de verordening van 20 December 1920 (Gemeenteblad Ro. 54 van 1920), met dien verstande, dat zij van kracht blijft voor aanslagen betreffende de belasting jaren, welke vóór 1 Januari 1944 zijn geëindigd. b. De BURGEMEESTER van LEIDER; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Rederlandsche gebied Ro. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING, regelende de heffing van opcenten op de hoofdsom der personeele belasting te Leiden. Artikel 1. Ten behoeve van de gemeente Leiden worden op de hoofd som der personeele belasting 159 opcenten geheven. Art. 2. Deze verordening is met terugwerkende kracht op 1 Januari 1943 in werking getreden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1943 | | pagina 6