69
N°. 121. Leiden, 22 Juli 1943.
Bij besluit van den Burgemeester van 20 Mei 1943 (Ingek.
Stukken No. 82) werd op de gemeentebegrooting voor bet
loopende jaar een bedrag van 2500.gebracht ten behoeve
van het doen verrichten van opmetingen en het doen maken
van fotografische opnamen van monumenten met het oog
op hunne herstelling na eventueele beschadiging tengevolge
van oorlogshandelingen.
Bovengenoemd bedrag werd op de begrooting uitgetrokken
om voorloopig in de kosten, welke een en ander met zich
zou brengen, te voorzien. Een definitieve raming kon toen
en kan ook thans nog niet worden gemaakt. Naar de op
het oogenblik bekend zijnde gegevens is echter een bedrag
van ƒ1100.meer benoodigd, zoodat het bedrag op de
begrooting tot ƒ3600.verhoogd dient te worden.
Mitsdien heeft de Burgemeester op 22 Juli 1943 het
volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie
door vaststelling van den bij dit besluit behoorenden staat
no. 22 het bij besluit van 20 Mei 1943 op de gemeente
begrooting, dienst 1943, gebrachte bedrag ad 2500.ten
behoeve van het doen verrichten van opmetingen en het
doen maken van fotografische opnamen van monumenten,
met het oog op hunne herstelling, na eventueele beschadi
ging, tengevolge van oorlogshandelingen, te verhoogen met
1100.—.
N°. 122. Leiden, 24 Juli 1943.
In Juli 1942 werd bij den rijksdienst voor de werk
verruiming als object van werkverruiming aanhangig ge
maakt het ophoogen en bezoden van een terrein, ter grootte
van 9000 m2 in den Stadspolder, kadastraal bekend gemeente
Leiden, sectie K No. 3939 (ged.) en 2862 (ged.). Zoolang
aan dit terrein niet zijn definitieve bestemming wordt gegeven,
kan het als sportveld worden gebezigd.
Onlangs is door genoemden dienst de uitvoering van het
werk in werkverruiming goedgekeurd en de gebruikelijke
subsidie in de werkloonen c.a., geraamd op i 10.500.
toegezegd.
Opdat, zoodra voldoende werkkrachten beschikbaar zijn,
met de uitvoering kan worden aangevangen, dienen op de
gemeentebegrooting de gelden te worden uitgetrokken om
het werk te financieren.
De kosten worden in totaal begroot op ƒ19.500.
Overeenkomstig de ter zake ontvangen aanwijzingen
wordt dit bedrag, met uitzondering van de loonen c.a.,
ten laste van den kapitaaldienst gebracht en in tien jaar
uit den gewonen dienst afgelost. De loonen c.a. kunnen
worden gevonden door verlaging van den post werkloozen-
steun.
Mitsdien heeft de Burgemeester op 24 Juli 1943 het
volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijks
commissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No.
152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en
gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie
door vaststelling van den staat No. 23, Model D, tot wijziging
van de gemeentebegrooting, dienst 1943, een bedrag van
ƒ19.500.op de begrooting te brengen voor de kosten
van het ophoogen in werkverruiming van een sportterrein
in den Stadspolder, waarvan ƒ10.500.zal worden ge
vonden door afschrijving van den post werkloozensteun ten
behoeve van de loonen, terwijl het restant ad ƒ9000.
bestemd voor de materialen, uit geldleening zal worden
gevonden, zullende dit laatste bedrag in 10 jaren uit den
gewonen dienst, aanvangende met het jaar, waarin met
het werk wordt aangevangen, worden afgelost.
N°. 123. Leiden, 24 Juli 1943.
Ingevolge de bij besluit van den Burgemeester van 7
Januari j.l. (Ingek. Stukken n° 7) aangegane dading is uit
gemaakt, dat de gemeente het volledig eigendomsrecht van
den molen ,,de Valk" bezit. Zooals reeds in het Ingekomen
Stuk n°. Ill van 1938 werd medegedeeld, is het de bedoe
ling dezen schilderachtig gelegen molen, die een sieraad
van de stad vormt, te doen restaureeren als windmolen,
omdat hij eerst dan geheel tot zijn recht zal komen. Deze
restauratie omvat ook verschillende herstellingswerken, daar
de molen in een zeer verwaarloosden staat verkeert. Mede
uit een oogpunt van veiligheid dienen daarom de restauratie-
en herstellingswerkzaamheden zoo spoedig mogelijk ter hand
te worden genomen, althans dat gedeelte van die werken,
hetwelk noodig is om den molen zijn uiterlijken staat als
windmolen te hergeven. Zoo behooren o.a. vooreerst de
balie, de molenstaart met schoren, de rolbaan van de kap
en de wieken te worden vernieuwd. De kosten van dit
gedeelte van de werkzaamheden worden op dit oogenblik
geraamd op ƒ15.760.
Te zijner tijd kan dan de voltooiing van de restauratie
plaats vinden door het verrichten van die werkzaamheden,
die nog worden vereischt om den molen weder als wind
molen in bedrijf te kunnen stellen. Hiervoor zal uiteraard
alsdan een nieuw crediet noodig zijn.
De Burgemeester heeft nu voor het beschikbaarstellen
van het noodige crediet voor het eerste gedeelte van de
restauratie op 24 Juli 1943 het volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie
door vaststelling van den bij dit besluit behoorende begroo-
tingsstaat n°. 24 een bedrag van 15.760.op de gemeente
begrooting, dienst 1943, te brengen ten behoeve van het
uitvoeren van dat gedeelte van de restauratiewerken van
den molen „de Valk", hetwelk noodig is om aan den molen
zijn uiterlijken staat als windmolen te hergeven.
N°. 124. Leiden, 24 Juli 1943.
De Korpscommandant der Politie rapporteerde den Burge
meester, dat het tegenwoordig veelvuldig voorkomt, dat
gehuwde vrouwen, wier mannen in Duitschland of elders
te werk zijn gesteld, zich 's avonds met andere mannen
in café's ophouden, tengevolge waarvan de kinderen thuis
onbewaakt achterblijven. Het behoeft geen betoog, dat een
dergelijke handelwijze niet slechts de veiligheid van de
kinderen, doch ook de veiligheid van de buurt in gevaar
brengt. In het belang van de openbare veiligheid bleek
het dan ook wenschelijk aan gehuwde vrouwen 's avonds
na 18 uur het bezoeken van café's e. d., tenzij in gezel
schap van haar echtgenoot, te verbieden. Het verdient
aanbeveling de mogelijkheid open te laten het verbod op
bepaalde inrichtingen niet van toepassing te verklaren of
het uur, waarop het verbod begint te gelden, voor bepaalde
inrichtingen later te stellen.
Het bovenstaande overwegende, heeft de Burgemeester
op 24 Juli 1943 het volgende besluit genomen.
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
A. vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING,
regelende het bezoek van gehuwde vrouwen aan vergunnings-
en verlofslokaliteiten.
Akt. 1.
Onder „inrichting" wordt in deze verordening verstaan
iedere, voor het publiek toegankelijke lokaliteit, waarvoor