14
Gasfabriek 10.250.
Electriciteitsfabriek10.250.
Gestichten „Endegeest", „Voorgeest" en „Rhijn-
geest" (met wijziging van de tot dusverre
geldende regeling)5.000.
Openbaar Slachthuis3.850.
Grondbedrijf1.400.
Reinigings- en Ontsmettingsdienst 3.600.
Gemeentelijke Volkscredietbank.1.100.
Gemeentelijk Waschbureau 150.
N°. 42. Leiden, 25 Februari 1943.
Bij zijn schrijven d.d. 23 December 1942 berichtte de
Secretaris-Generaal van het Departement van Binnenlandsche
Zaken, dat zoo spoedig mogelijk tot scheiding van de politie
en de brandweer en tot instelling van een beroepsbrandweer
in deze gemeente moest worden overgegaan.
De vaste kern moest daartoe zoodanig uitgebreid worden,
dat voor het uitrukken op eerste alarm uitsluitend personeel
van deze kern zou worden gebezigd. Alleen de 2e en 3e
autospuit zouden voorloopig nog door politiepersoneel kun
nen worden bezet; later zou daartoe personeel van den dienst
van gemeentewerken moeten worden gebezigd. In verband
hiermede verzocht de Secretaris-Generaal een vaste kern
van 42 man te vormen.
Het bleek echter niet mogelijk reeds terstond over te gaan
tot het vormen van een vaste kern van beroepsbrandweer-
personeel ter sterkte van 42 man, aangezien daarvoor in
aanmerking komende manschappen niet dadelijk beschikbaar
waren en ook de kazerneering moeilijkheden opleverde.
Daarom werd besloten de vaste kern, bestaande uit 9 man,
voorloopig aan te vullen met 18 man, voor het grootste
deel afkomstig van den luchtbeschermingsdienst. Zoo noodig
kan voor het oproepen van versterking gebruik worden ge
maakt van de luchtbeschermingsbrandweer, van welk per
soneel steeds 30 man aanwezig is. Voortdurend valt derhalve
te rekenen op 57 man, een aantal dat ruim voldoende kan
worden geacht. Voor het geval in zeer bijzondere omstandig
heden nog meer personeel noodig mocht zijn, kan, zoolang
het personeel van den dienst van gemeentewerken nog niet
voldoende geoefend is, een beroep worden gedaan op de
politie.
De scheiding van de politie en de brandweer en het
'instellen van een beroepsbrandweer, voorloopig op den voren
aangegeven voet, gaat in op 1 Maart.
Het personeel van de politie, uitsluitend belast met de
brandweer, gaat op dien datum over naar de brandweer
behalve de bovenbedoelde 18 man, die met ingang van
genoemden datum bij de brandweer in dienst worden ge
nomen, zullen nog twee administratieve krachten bij de
brandweer worden aangesteld.
In afwachting van de definitieve regeling van de salari-
eering van het personeel van de beroepsbrandweer is het
salaris voor het personeel van de politie, dat naar de brand
weer overgaat, bepaald op het salaris, verbonden aan de
rangen, waarin de leden van dat personeel tot nog toe bij
de politie dienden, met inbegrip van toelagen en vergoedingen,
met uitzondering van de kleedingtoelage. Voorzoover dat
personeel voor de premie, als bedoeld in de verordening
regelende de toekenning van premies aan ambtenaren van
politie voor het blusschen van brand in aanmerking komt,
dient het in het genot gesteld te worden van een vergoeding
van 1.— per week wegens gemis van die premie. De kleeding
toelage kan vervallen, omdat ingevolge het Besluit Brand
weerwezen de gemeente de zorg heeft voor de kleeding van
het brandweerpersoneel.
Met het oog op dit laatste is het aangewezen de oude
uniformen van het politiepersoneel, dat naar de beroeps
brandweer overgaat, over te nemen tegen de geschatte
waarde.
De belooning van de in dienst te nemen 18 man (aan te
stellen in tijdelijken dienst met een proeftijd van twee jaar)
is bepaald op 27.36 5% overwerkvergoeding, welke
belooning gelijk is aan die van agenten in tijdelijken dienst.
Voor de huisvesting van het personeel moeten eenige
voprzieningen worden getroffen bestaande in de inrichting
van het tegenwoordige kantoor van de brandweer tot slaap
zaal en de inrichting van een nieuw kantoor.
De aan de reorganisatie gepaard gaande verhooging van
uitgaven voor 1943 wordt geraamd op 36.129.
Mitsdien heeft de Burgemeester op 25 Februari 1943 het
volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
a. in afwachting van de definitieve regeling, voor het
van de politie naar de beroepsbrandweer overgaande per
soneel de belooning vöor dat personeel te bepalen op het
aan zijn tegenwoordigen rang verbonden salaris, met inbegrip
van genoten toelagen en vergoedingen, met uitzondering
van de kleedingtoelage en, voor zooveel dat personeel thans
voor de premie, als bedoeld in de verordening, regelende
de toekenning van premies aan ambtenaren van politie voor
het blusschen van brand, in aanmerking komt, van een
vergoeding van 1.— per week, wegens gemis van die premie;
b. de belooning voor de brandwachts in opleiding te be
palen op 27.37 5 overwerkvergoeding per week;
c. tot het overnemen van de oude uniformen van het naar
de beroepsbrandweer overgaande politiepersoneel tegen de
geschatte waarde;
d. behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provin
cie in verband met de instelling van een beroepsbrandweer
met ingang van 1 Maart a.s., vast te stellen den bij dit
besluit behoorenden staat No. 7 tot wijziging van de gemeente-
begrooting, dienst 1943.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.