11
ged., groot 1.27.60 ha, voor de pachtsom van 140.25
per jaar.
D. Voor volkstuintjes aan het Departement Leiden van de
Maatschappij tot Nut van het Algemeen:
1°. dè perceelen grond in den Stadspolder, sectie N, nis.
140 en 141, groot 1.97.20 ha, voor de pachtsom van 240.
per jaar;
2°. de perceelen grond bij den Hooge Eijndijk, sectie M,
nis. 987 en 6538 ged., groot 1.77.30 ha, voor de pacht
som van 213.36 per jaar;
3°. de perceelen grond bij de Roomburgerwetering, sectie
O, nis 92 t/m 106 en 1394, groot 2.23.13 ha, voor de
pachtsom van 335.per jaar;
een en ander behoudens goedkeuring van de Grondkamer
voor den tijd van een jaar, ingegaan 1 Januari 1943 en
onder de door den Burgemeester nader vast te stellen
voorwaarden.
III. De BURGEMEESTER van LEIDEN";
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie
en van de Grondkamer, de beweiding van het Schuttersveld
voor het jaar 1943 te verpachten aan de Commanditaire
Vennootschap J. J. de Cler en Zn., te Leiden, tegen een
pachtsom van 250.in totaal en onder de bestaande
voorwaarden.
IV. De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied,
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie
het perceel land, op de bij dit besluit behoorende kaart
met groene kleur aangeduid, gelegen in de Waard, kadastraal
békend gemeente Leiden, sectie 'N, No. 357, voor scheeps
werf te verpachten aan G. en A. Tijssen, te Leiden, voor
de pachtsom van 200.per jaar voor den tijd van drie
jaren, ingegaan 1 Januari 1943, en onder de door den
Burgemeester nader vast te stellen voorwaarden.
N°. 34. Leiden, 18 Februari 1943.
Bij raadsbesluit van 16 Juli 1941 (Ingek. Stukken No. 80)
werd de bijdrage aan de Leidsche Reddingsbrigade ad 100.
per jaar, voor het jaar 1941 verhoogd tot 200.als
tegemoetkoming in de extra-kosten van verzorging van het
vele reddingsmateriaal in verband met de verduisterings-
maatregelen.
Het bestuur van de Reddingsbrigade heeft verzocht ook
voor 1942 de subsidie te verdubbelen, niet alleen wegens
de hooge uitgaven voor onderhoud en vernieuwing van het
vele reddingsmateriaal, maar ook met het oog op de niet
onbelangrijke kosten, welke de vereeniging thans uitgeeft
voor de opleiding van reddend zwemmen.
Aangezien de werkzaamheden van de vereeniging ten
behoeve van een en ander, vooral in den tegenwoordigen
tijd (verduisteringsmaatregelen) van groot algemeen belang
zijn en de middelen van de Reddingsbrigade hiervoor niet
toereikend zijn, bestaat er aanleiding de vereeniging in de
extra-kosten tegemoet te komen, door evenals voor 1941,
ook weer voor 1942 de bijdrage te verdubbelen en alzoo
te brengen op 200.
De Burgemeester heeft mitsdien op 18 Februari 1943 het
volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
a. de bijdrage aan de Leidsche Reddingsbrigade ad 100.
per jaar voor het jaar 1942 te verhoogen met ten hoogste
ƒ100.en dus te brengen op maximum ƒ200.
b. behoudens goedkeuring van den Commissaris der
Provincie vast te stellen den bijbehoorenden staat No. 52,
model E, tot wijziging van de gemeentebegrooting, dienst
1942, groot 100.
N°. 35. Leiden, 18 Februari 1943.
Bij besluit van 1 September 1942 (Ingek. Stukken No. 117)
werd op de begrooting van dat jaar een bedrag van 1.500.
gebracht voor het door een deskundige doen opmaken van
een plan voor de restauratie van het Burchtcomplex.
Gelijk in bovengenoemd Ingekomen Stuk is vermeld, werd
aan het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Kuituur
bescherming subsidie in de kosten van een eventueele restau
ratie gevraagd. De Secretaris-Generaal van dit departement
heeft zich daarop in beginsel bereid verklaard een rijkssub
sidie in de kosten van de restauratie beschikbaar te stellen.
Thans is voor de verdere voorbereiding van de restauratie
een bedrag van 4.000.noodig.
Mitsdien heeft de Burgemeester op 18 Februari 1943 het
volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie
door vaststelling van den bij dit besluit behoorenden staat,
model D No. 5, een bedrag van 4.000.op de gemeente
begrooting voor 1943 te brengen ten behoeve van de verdere
voorbereiding van de restauratie van het Burchtcomplex.
N°. 36. Leiden, 18 Februari 1943.
Ten behoeve van het geneeskundig schooltoezicht zijn aan
den Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst één geneesheer
(vol-ambtenaar) en een assistent (medicus op arbeidsover
eenkomst) verbonden. De assistent oefent zijn functie bij
het toezicht als nevenfunctie uit en aangezien de assistentie
zich beperkt tot een medewerking gedurende slechts enkele
uren per dag, rust nagenoeg het geheele toezicht op
10.000 leerlingen van lagere scholen en 2450 leerlingen
van bewaarscholen op den geneesheer (vol-ambtenaar). Deze
wordt daarin bijgestaan door twee schoolverpleegsters.
Het is duidelijk, dat dit toezicht op dat groote aantal
leerlingen, uitgeoefend door één geneesheer, geenszins zoodanig
kan zijn, dat het aan redelijkerwijze te stellen eischen be
antwoordt. Als algemeene norm voor een behoorlijk genees
kundig schooltoezicht geldt, dat de zorg van een geneesheer
met zijn verpleegsters slechts ten hoogste vijf duizend kin
deren behoort te omvatten.
Het toezicht houdt zich dan ook hoofdzakelijk bezig met
de leerlingen van de lagere scholen; aan de leerlingen van
de bewaarscholen kan nagenoeg geen aandacht worden ge
schonken.
Deze toestand kan niet langer worden bestendigd. Vooral
in dezen tijd, waarin de gezondheid van de kinderen in
bijzondere mate wordt bedreigd, is een intensief medisch
toezicht op de jeugd noodig.
Voor wat de zuigelingen betreft wordt dit toezicht
uitgeoefend door de Vereeniging „Zuigelingenzorg" met haar
consultatiebureaux, welk werk alhier binnenkort door den
Nederlandschen Volksdienst zal worden overgenomen.
De Nederlandsche Volksdienst is verder voornemens zich
te belasten met het medisch toezicht op de kleuters beneden
den leeftijd voor toelating tot de bewaarschool vereischt,
en op de oudere kleuters, die geen bewaarschool bezoeken.