breeding in samenwerking met bet Rijk van den Haagweg tusscben km-punt 15.236 en 16.232 met,,16.170.37 volgn. 909p. Kosten van den aanleg van een weg met bijkomende werken langs de Zuidzijde van de trambaan LeidenWassenaarden Haag vanaf den Rijnsburgerweg tot aan de westelijke grens van het kadastrale perceel L Ho. 707 met 4.324.65 volgn. 909q. Kosten van bet doorbreken van de van der Duynstraat tot de te verlengen Julianastraat met1.500. van de ontvangsten van: volgn. 778g. Bijdrage van het Eijk in de kosten van verbetering en verbreeding van den Haag- weg tusscben km-punt 15.236 en 16.232 met11.147.24 N°. 52. Leiden, 19 Maart 1943. In art. 48 van de Verordening op de Straatpolitie is het toezicht op de reclames geregeld. De practijk beeft aan getoond, dat dit repressieve toezicht niet voldoende is om het bijzondere karakter van deze gemeente zooveel mogelijk te handhaven. Het is dan ook wenschelijk gebleken hiervoor een preventief toezicht, waarbij dus het aanbrengen van reclames e. d. afhankelijk is van een vergunning, in de plaats te stellen. Aangezien nog andere kwesties met be trekking tot de bevordering van het stadsschoon om een oplossing vroegen, bleek het practisch bovengenoemd artikel te doen vervallen en een geheel nieuwe verordening te ont werpen. In deze verordening is, zooals gezegd, in de eerste plaats het toezicht op de reclames geregeld. Hierbij is er van uitgegaan, dat het aanbrengen van reclames e. d. op onroerende goederen in het algemeen behoudens vergunning van den Burgemeester is verboden (art. 1). Er zijn echter jbal van reclames (naamborden, aankondigingen, enz.), die 'door haar bescheiden formaat en (of) haar tijdelijk karakter zonder meer kunnen worden toegestaan. Hiervoor zal dan ook geen vergunning noodig zijn (art. 2). Verwaarloozing van reclames dient te worden tegengegaan (art. 5). Eeclame- wagens e. d. kunnen vaak in hooge mate het stadsbeeld ontsieren. Hiervoor ook een vergunningstelsel invoeren, zou te ver gaan. Een repressief toezicht op reclames op, in of aan roerende goederen kan aan de bezwaren tegemoet komen (art. 6). Het komt voor, dat men veelal met de bedoeling reclame te maken het houtwerk en ook andere deelen van een gevel in een schreeuwende kleur schildert. Hierdoor kan de omgeving in hooge mate worden ontsierd. Een repressief toezicht is hierop dan ook wenschelijk (art. 7). Het verven, sausen of cementen van metselwerk is een werkwijze, waarbij groote zorgvuldigheid moet worden betracht, wil een aesthetisch resultaat worden bereikt en het metselwerk er na korten tijd niet haveloos uitzien. Deze werkzaamheden dienen daarom niet dan na vooraf verkregen vergunning te worden uitgevoerd (art. 8). Antennes en dergelijke uitsteeksels kunnen in het stadsbeeld zeer storend werken. Art. 9 beoogt dit euvel te keeren. Op aesthetische gronden dient te worden opgekomen tegen ver waarloozing van een onroerend goed. De eigenaar moet na aanschrijven door den Burgemeester daarin verbe tering brengen (art. 10). Autokerkhoven en opslagplaatsen van oude metalen, puin e. d. passen in het algemeen niet in een verzorgd stadsbeeld. Zij behooren dan ook niet te worden gesticht dan met vergunning van den Burge meester (art. 11). Een rauwelijksch invoeren van de be palingen van de artt. 1 en 11 zou tot groote moeilijkheden voor de belanghebbenden aanleiding kunnen geven. Een overgangsbepaling dient een geleidelijke toepassing te ver zekeren (art. 17). Mede op grond van de terzake ingewonnen adviezen van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zuid-Holland, de Monumentencommissie en de Vereeniging Oud-Leiden" heeft de Burgemeester op 19 Maart 1943 de volgende be sluiten genomen: I. De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Eijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING ter bevordering van liet stadsschoon in de Gemeente Leiden. Artikel 1. 1. Het is den eigenaar of gebruiker van een onroerend goed, voor zoover dit is gelegen in het niet-landelijk gedeelte van de gemeente, verboden dit goed zonder schriftelijke vergunning van den Burgemeester geheel of ten deele te gebruiken of te doen gebruiken of het gebruik er van te gedoogen voor het daarop, daaraan of daarin aanbrengen van a. reclame; b. opschriften, aankondigen of afbeeldingen, in welken vorm ook, die niet vallen onder a-, c. voorwerpen of inrichtingen, bestemd of gebruikt voor het aanbrengen van de onder a en b genoemde zaken. 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt alleen, indien en voor zoover de daarin genoemde zaken van den openbaren weg of van het openbaar water af zichtbaar zijn. Art. 2. 1. Het in art. 1, eerste lid, bedoelde verbod is niet van toepassing ten aanzien van: a. aankondigingen ter voldoening aan een wettelijke ver plichting, mits in de wet genoemde minimum maten niet worden overschreden. Zijn van overheidswege geen maten vastgesteld, dan zal als maximum zijn toegelaten: een oppervlakte van 0.25 m2 en een afmeting in één richting van 1 m.; b. naamborden en opschriften, betrekking hebbende op den dienst, het beroep of het bedrijf, die of dat in of op het onroerende goed wordt uitgeoefend of waarvoor dat goed is bestemd, mits zij niet grooter zijn dan 0.15 m2 en geen afmeting grooter is dan 0.50 m2; c. aankondigingen van een verkooping en aankondigingen, waarbij een onroerend goed geheel of gedeeltelijk te koop of te huur wordt aangeboden, voor zoolang zij feitelijke beteekenis hebben, mits zij worden aangebracht op, aan of in het onroerend goed, dat te koop of te huur wordt aan geboden of waarop of waarin de verkooping zal plaats vinden en mits zij niet grooter zijn dan 6.35 m2 en geen afmeting grooter is dan 1 m Haar aantal mag voor elk onroerend goed niet grooter zijn dan 2; d. aankondigingen van kennelijk tijdelijken aard, voor zoolang zij feitelijke beteekenis hebben, doch voor niet langer dan vier weken, mits zij niet grooter zijn dan 0.75 m2 en geen afmeting grooter is dan 1 m; e. opschriften, aankondigingen en afbeeldingen in het inwendige gedeelte van een onroerend goed, voor zoover dat als winkel, toonzaal, café, restaurant, werkplaats en/of garage wordt gebruikt; opschriften, aankondigingen en afbeeldingen, als onder deel van een gebouw krachtens een bouwvergunning aan gebracht. 2. De Burgemeester is bevoegd ten aanzien van bepaalde, door hem bij openbare kennisgeving aan te wijzen, straten, te besluiten, dat van de in het eerste lid onder a, b, e en d genoemde maximum maten onder door hem te stellen voorwaarden mag worden afgeweken. 3. De Burgemeester is bevoegd den eigenaar of gebruiker van een onroerend goed, waarop, waaraan of waarin zaken, als bedoeld in het eerste lid, zijn aangebracht, bij aan schrijving te gelasten, hetzij deze te verwijderen, hetzij deze op de door hem aan te geven wijze te veranderen, indien zij naar zijn oordeel het goed of de omgeving daarvan ontsieren. Hij, aan wien deze last is gegeven, is verplicht daaraan binnen den door den Burgemeester te stellen termijn gevolg te geven. 4. De Burgemeester is bevoegd te besluiten, dat het bepaalde in het eerste lid niet geldt voor den eigenaar of gebruiker van een onroerend goed, waarop, waaraan of waarin bij herhaling zijn aangebracht zaken, als bedoeld in dat lid, ten aanzien waarvan de Burgemeester den last, bedoeld in het derde lid, heeft gegeven. Art. 3. Bij een verzoekschrift tot het verkrijgen van een ver gunning, als bedoeld in het eerste lid van art. 1, moet worden overlegd een beschrijving met teekeningen, schaal 110 of foto's, formaat ten minste 9 X 12 cm, voldoende duidelijk voor het beoordeelen van de aanvrage, alles in dubbel, van de zaken, bedoeld in dat lid onder a, b en c, die men wenscht aan te brengen, en een opgave van de materialen en kleuren, waarin die zaken zullen worden uit gevoerd. Het moet zijn onderteekend door den eigenaar of gebruiker van het onroerende goed of diens gemachtigde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1943 | | pagina 15