18
Art. 16.
1. Het schoolgeld is bij vooruitbetaling verschuldigd voor
ieder kwartaal.
2. De aangeslagene kan niettemin het bedrag van het
schoolgeld vóór de vervaldagen in eens of in meerdere ter
mijnen voldoen.
3. Indien bij de ontvangst van het aanslagbiljet reeds
termijnen verstreken zijn, moeten deze binnen 14 dagen na
dagteekening van het aanslagbiljet worden voldaan.
4. Het schoolgeld is dadelijk en in eens invorderbaar,
indien de aangeslagene in staat van faillissement is verklaard,
of op zijn roerende of onroerende goederen executoriaal
beslag is gelegd.
Art. 17.
De Gemeente-Ontvanger of die hem vervangt is verplicht
voor elke betaling onmiddellijk kwitantie op het aanslag
biljet te stellen, tenzij de betaling geschiedt door overschrijving
of storting op de giro-rekening.
Art. 18.
De afschrijving der betaling van het schoolgeld geschiedt
in de volgende orde:
a. de kosten van vervolging, zoo die verschuldigd zijn;
b. de oudste der vervallen termijnen.
Art. 19.
Aan den leerling voor of door wien het schoolgeld niet
binnen den bepaalden tijd is betaald, kan het verder bijwonen
der lessen door den Burgemeester worden ontzegd, totdat
het verschuldigde is aangezuiverd.
Art. 20.
Aanslagen waarvan de invordering niet heeft kunnen
plaats hebben tengevolge van gebleken onvermogen of andere
geldige redenen, kunnen door den Burgemeester niet in
vorderbaar worden verklaard.
Art. 21.
1. Bij tusschentijds verlaten van de school, mits het hoofd
van de betrokken inrichting van onderwijs daarmede vooraf
in kennis is gesteld, of bij overlijden van een leerling, is het
schoolgeld alleen verschuldigd over de schoolgeldkwartalen,
waarin van het onderwijs gebruik gemaakt is.
2. Indien een leerling door ziekte of krachtens wettelijk
voorschrift de school gedurende ten minste drie kalender
maanden achtereen niet heeft kunnen bezoeken, wordt op
verzoek ontheffing van schoolgeld verleend over de kalender
maanden, gedurende welke de school om die reden is ver
zuimd. Dit verzoek moet uiterlijk binnen twee maanden na
afloop van het schoolgeldjaar, waarvoor geheele of gedeelte
lijke ontheffing wordt verlangd, schriftelijk worden ingediend.
Art. 22.
Teruggegeven of niet gevorderd wordt de helft van het
volgens de vorige artikelen bepaalde schoolgeld over elk
schoolgeldkwartaal, waarover een leerling ten gevolge van
het overgaan naar een andere school schoolgeld verschuldigd
is als leerling van meer dan één inrichting van middelbaar-
of voorbereidend hooger onderwijs. Een kweekschool voor
onderwijzers of onderwijzeressen wordt te dezen opzichte
met een hoogere burgerschool gelijkgesteld.
Art. 23.
1. Voor hen, die als leerling ingeschreven, bij den aan
vang van het schooljaar van de school wegblijven, is school
geld niet verschuldigd, indien een kennisgeving van ver
hindering bij het hoofd van de betrokken inrichting van
onderwijs is ingekomen vóór 26 Juli voorafgaande aan het
schooljaar. Komt die kennisgeving later in of wordt ver
zuimd van de verhindering kennis te geven, dan is schoolgeld
over het eerste kwartaal verschuldigd.
2. Yoor leerlingen, die in den loop van het schooljaar van
de school wegblijven, is schoolgeld verschuldigd tot het einde
van het kwartaal, waarin het hoofd van de betrokken in
richting van onderwijs met het wegblijven in kennis wordt
gesteld.
Art. 24.
1. Bij overlijden van een schoolgeldplichtige, wordt op
schriftelijk verzoek van belanghebbende, ontheffing op den
schoolgeldaanslag verleend over de volle kalendermaanden,
welke het schoolgeldjaar na het overlijden nog bevat, onder
aftrek van het bedrag, hetwelk berekend over die maanden
verschuldigd is door dengene, die na het overlijden als
schoolgeldplichtige moet worden aangemerkt.
2. De in het eerste lid van dit artikel bedoelde aftrek
geschiedt bij wijze van verrekening, zoodat derhalve aan den
nieuwen schoolgeldplichtige geen aanslag wordt opgelegd.
3. Verzoekschriften, als in dit artikel bedoeld, moeten
uiterlijk binnen twee maanden na afloop van het schoolgeld
jaar, waarvoor gedeeltelijke ontheffing wordt verlangd,
schriftelijk worden ingediend.
Art. 25.
1. Herziening van het bedrag van het schoolgeld vindt op
schriftelijk verzoek van belanghebbende ook plaats, indien
de schoolgeldmaatstaf, bedoeld in art. 2, door een beschik
king of uitspraak verandering heeft ondergaan.
2. Verzoekschriften, als in het eerste lid van dit artikel
bedoeld, moeten worden ingediend binnen twee maanden
na de dagteekening van de beschikking of de uitspraak.
3. De ontheffingen, verleend op grond van art. 17 der wet
van 22 Mei 1845 (S. 22) vinden geen overeenkomstige toe
passing.
Art. 26.
1. Bezwaren tegen den aanslag in het schoolgeld moeten
binnen twee maanden na dagteekening van het aanslagbiljet
schriftelijk worden ingediend.
2. Deze termijn wordt verlengd tot vier maanden voor
hen, die niet bier te lande wonen.
Art. 27.
1. Voor de toepassing van de artikelen 297, 299 en 300 van
de Gemeentewet, heeft de Burgemeester, gelet op artikel 3,
lid 2 van de Eerste Beschikking van den Secretaris-Generaal
van het Departement van Binnenlandsche Zaken ter uit
voering van de achtste verordening van den Rijkscommissaris
voor het bezette Nederlandsche gebied betreffende bijzondere
maatregelen op administratiefrechtelijk gebied, den Inspec
teur der Gemeentebelastingen belast met zijn vertegen
woordiging.
2. Bezwaar- en verzoekschriften moeten worden ingediend
bij dien Inspecteur.
Art. 28.
De Inspecteur, bedoeld in art. 27, kan in gevallen van bij-
zijndere hardheid geheele of gedeeltelijke ontheffing verleenen.
Art. 29.
De invordering van het schoolgeld geschiedt overigens
overeenkomstig de artikelen 291 tot en met 295 der
Gemeentewet.
Art. 30.
Deze verordening kan worden aangehaald onder den titel:
„Schoolgeldverordening Gymnasiaal- en Middelbaar Onder
wijs."
Art. 31.
1. Deze verordening is met terugwerkende kracht op
1 September 1942 in werking getreden.
2. Op dien datum is de verordening van den 12en December
1938, regelende de heffing en invordering van schoolgeld aan
het Gymnasium, de Hoogere Burgerschool met vijfjarigen
cursus en de Hoogere Burgerschool voor Meisjes te Leiden
(Gem. blad No. 25), laatstelijk gewijzigd bij verordening van
25 September 1941 (Gem. blad Ho. 19), vervallen, evenwel
met dien verstande, dat deze verordening van toepassing
blijft op alles, wat betreft de heffing en invordering van
dat schoolgeld over de schoolgeld jaren welke aan 1 September
1942 voorafgaan.
B. De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordening:
i