GEMEENTE LEIDEN.
7
INGEKOMEN STUKKEN.
N°. 22. Leiden, 4 Februari 1943.
Bij zijn beschikking van 14 December jl. heeft de Gemach
tigde voor de Prijzen de verpleegprijzen kleedinggeld
niet inbegrepen van „Endegeest" en „Voorgeest" met
ingang van 1 Januari 1943 vastgesteld op resp. 695.en
ƒ635.per jaar, overeenkomende met verpleegprijzen per
dag van resp. ƒ1.91 en ƒ1.74 (resp. ƒ1.99 en ƒ1.79 met
inbegrip van het kleedinggeld). Mitsdien moeten de laatstelijk
op 18 December 1941 (Ingek. Stukken No. 173) vastgestelde
verpleegprijzen, gerekend van 1 Januari jl., voor „Endegeest"
met ƒ0.01 en die voor „Voorgeest" met ƒ0.02 per dag
worden verlaagd.
In verband hiermede heeft de Burgemeester op 4 Februari
1943 het volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor heb bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING,
tot wijziging van de verordening van 3 December 1896
(Gemeenteblad No. 15), houdende voorwaarden van op
neming en verpleging van lijders in het krankzinnigen
gesticht Endegeesten de afdeeling voor jeugdige
zwakzinnigen VoorgeesV te Oegstgeestnabij
Leiden, laatstelijk gewijzigd bij verorde
ning van 18 December 1941
(Gemeenteblad No. 22).
Artikel I.
In art. 7 van bovengenoemde verordening worden de
volgende wijzigingen gebracht:
1°. wordt in het eerste lid sub a in plaats van „ƒ2.of
ƒ1.92" gelezen: „ƒ1.99 of ƒ1.91";
2°. wordt in het tweede lid sub b in plaats van 1,81 of
ƒ1.76" gelezen: „ƒ1.79 of ƒ1.74".
Art. II.
Deze verordening is, met terugwerkende kracht, in werking
getreden op 1 Januari 1943.
N°. 23. Leiden, 4 Februari 1943.
Bij verordening van 8 Januari 1942 (Gemeenteblad No. 3),
werden bepalingen vastgesteld ter bevordering van tucht
en zedelijkheid van jeugdige personen.
Aangezien deze materie thans wordt geregeld in een
besluit van de Secretarissen-Generaal van de Departementen
van Justitie en van Opvoeding, Wetenschap en Kuituur
bescherming betreffende bescherming van de jeugd (Ver
ordeningenblad No. 132/1942), heeft de Burgemeester op
4 Februari 1943 het volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
in te trekken de verordening van 8 Januari 1942 Gemeenteblad
No. 3), houdende bepalingen ter bevordering van tucht en
zedelijkheid van jeugdige personen.x)
N°. 24. Leiden, 4 Februari 1943.
Aangezien bij besluit van de Secretarissen-Generaal van de
Departementen van Opvoeding, Wetenschap en Kuituur
bescherming en van Binnenlandsche Zaken van 25 Maart
1941 (Ned. Stc. 62) is bepaald, dat de toelating van be
zitters van de onderwijzersakte als kweekeling in de school
met ingang van 1 Januari 1943 vervalt en bij besluit van
denjSeeretaris-Generaal van het Departement van Opvoeding,
Wetenschap en Kuituurbescherming van 21 Januari 1943,
no. 374, is vastgesteld, dat, eveneens met ingang van 1
Januari 1943, bezitters van de onderwijzersakte slechts als
onbezoldigd volontair in de school kunnen worden toegelaten,
heeft de Burgemeester op 4 Februari 1943 het volgende
besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris van het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
alsnog met ingang van 1 Januari 1943 in te trekken:
a. het Raadsbesluit van 14 Mei 1934 inzake het ver-
leenen van toelagen aan kweekelingen, die belast waren
met het zelfstandig geven van onderwijs in een klasse;
b. het Raadsbesluit van 19 December 1938, inzake het
verleenen van toelagen aan kweekelingen, die niet belast
waren met het zelfstandig geven van onderwijs in een klasse.
N°. 25. Leiden, 11 Februari 1943.
Naar aanleiding van een door den Secretaris-Generaal
van het Departement van Opvoeding, Wetenschap en
Kuituurbescherming bij rondschrijven van 1 September j.l.
gedane mededeeling, inzake herziening van de leerplannen
der dagnijverheidsscholen voor meisjes, verzoekt het bestuur
van de Yereeniging „Vakschool voor Meisjes voor Leiden
en Omstreken", alhier, te verklaren, dat toevoeging aan
het leerplan van de onder zijn beheer staande huishoud- en
industrieschool van de vakken Geschiedenis, Duitsche taal
en Zingen noodig wordt geoordeeld.
Een soortgelijk verzoek werd gedaan door het bestuur
van de R.K. Vakschool voor Meisjes, alhier, inzake uit
breiding van het leerplan zijner vakschool met de vakken
Duitsche taal en Zingen.
Mede op grond van de terzake ingewonnen adviezen heeft
de Burgemeester op 11 Februari 1943 het volgende besluit
genomen
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
te verklaren, dat noodig wordt geoordeeld:
a. toevoeging van de vakken Geschiedenis, Duitsche taal
en Zingen aan het leerplan van de Huishoud- en Industrie
school van de „Vereeniging Vakschool voor Meisjes voor
Leiden en Omstreken", alhier;
b. toevoeging van de vakken Duitsche taal en Zingen
aan het leerplan van de R.K. Vakschool voor Meisjes, alhier.
N°. 26. Leiden, 11 Februari 1943.
Op de gemeentebegrooting 1942 werden de werkloosheids
uitgaven, voor zoover in aanmerking komende voor een
bijdrage uit het Werkloosheidssubsidiefonds, globaal geraamd
op een totaal bedrag van1.640.800.
De bijdrage uit het Werkloosheidssubsidie
fonds (85%) werd uitgetrokken op 1.394.680.
zoodat netto ten laste van de gemeente bleef 246.120.
De raming geschiedde op basis van den omvang van de
werkloosheid ten tijde van het samenstellen van de begroo
ting (Augustus 1941).
1) Als hoofd van de plaatselijke politie heeft de Burgemeester, be
houdens goedkeuring van den Procureur-Generaal bij het Gerechtshof,
op 4 Februari 1943 krachtens artikel 1 van besluit No. 132/1942
bepalingen vastgesteld, ingevolge welke het aan jeugdige personen
beneden 18 jaar verboden is zich gedurende bepaalden tijd buiten op
te houden.