GEMEENTE LEIDEN. 37 INGEKOMEN STEKKEN. N°. 85. Leiden, 2 Juli 1942. De groote meerderheid van de hier ter stede gevestigde handelaren in rijwielen heeft verzocht om een verplichte Dinsdagmiddagsluiting voor hun winkels in het leven te roepen. Zij wezen er daarbij op, dat zij bezwaarlijk gebruik kunnen maken van de mogelijkheid, om des Maandags hun zaken tot 14.30 gesloten te houden, aangezien juist des Maandags veel rijwielen ter reparatie worden aangeboden. Zij zijn derhalve op een anderen werkdag aangewezen om hun administratie te verzorgen. Op dien dag kan dan tevens aan het personeel den verplichten vrijen halven dag gegeven worden. De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zuid- Holland, Kantoor Leiden, ter zake om advies gevraagd, heeft in overweging gegeven het verzoek in te willigen. Aangezien ook den Burgemeester het verzoek voor in williging vatbaar voorkwam, met dien verstande, dat het verbod niet geldt op Dinsdagen vallende in weken waarin bepaalde feestdagen vallen, heeft de Burgemeester op 2 Juli 1942 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER, van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier Verordening; BESLUIT: vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 25 Maart 1935 (Gemeenteblad No. 9) op de Winkelsluiting, vastgesteld op grond van het bepaalde in de artikelen 6 en 9 van de Winkelsluitingswet, laatstelijk gewijzigd bij verordening van 18 December 1941 (Ge meenteblad No. 23). Eenig artikel. Na artikel 2e van bovengenoemde verordening wordt ingevoegd een nieuw artikel 2f, luidende: Art. 2f. Het is verboden een winkel, waarin rijwielen worden verkocht, voor het publiek geopend te hebben op Dinsdag na 13 uur. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet: a. op den Dinsdag van de week, waarin de le Januari valt, wanneer deze dag geen Zondag is; b. op den Dinsdag, onmiddellijk volgende op den tweeden Paaschdag en den tweeden Pinksterdag; c. op den Dinsdag van de week, waarin de Hemelvaarts dag valt; d. op den Dinsdag van de week, waarin de 25e en (of) de 26e December valt; e. op den Dinsdag van de week, waarin Leiden's Ontzet wordt gevierd. N°. 8G. Leiden, 6 Juli 1942. Volgens de geldende bepalingen treden leden van door de gemeente ingestelde commissies en besturen in den regel slechts periodiek af. Er kunnen zich echter omstandigheden voordoen, welke tusschentijdsche aftreding wenschelijk of noodzakelijk maken, zooals langdurige ziekte, afwezigheid, dan wel andere redenen, welke leden ongeschikt maken hun lidmaatschap te blijven waarnemen. Ook is het niet noodig imperatief voor te schrijven, dat, alvorens tot een keuze door den Burgemeester, waarnemende de taak van den Raad of Burgemeester en Wethouders, wordt overgegaan, een aanbeveling of voordracht aan hem wordt gedaan of dat raadpleging moet plaats hebben, gelijk ten aanzien van verschillende commissies of besturen is bepaald. Verder is het, nu de werkzaamheden van den Gemeenteraad rusten en openvallende plaatsen in dien Raad niet meer worden aangevuld, gewenscht om het voorschrift in sommige verordeningen, bepalende, dat een of meer raadsleden in commissies of besturen moeten worden benoemd, buiten werking te stellen. Ten slotte maakt de omstandigheid, dat ook de werkzaam heden van Burgemeester en Wethouders rusten, afwijking van het voorschrift in verordeningen, bepalende, dat de voorzitter van commissies of besturen door Burgemeester en Wethouders uit hun midden wordt aangewezen, noodig. Met het oog op een en ander heeft de Burgemeester op 6 Juli 1942 het volgende besluit genomen: De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: te bepalen: 1°. dat, voorzoover gemeentelijke verordeningen ten aanzien van de benoeming van leden van commissies of besturen door den Gemeenteraad een voordracht of een aanbeveling of voorafgaande raadpleging voorschrijven, die voordracht, aanbeveling of raadpleging, in afwijking van de desbetreffende voorschriften dier verordeningen, slechts zal plaats hebben, indien dit door den Burgemeester, waar nemende de taak van den Raad, wordt gewenscht; 2°. dat voorschriften van gemeentelijke verordeningen ten aanzien van de benoeming van leden van commissies of besturen, voor zoover bepalende, dat een of meer leden dier commissies of besturen moeten worden benoemd uit den Gemeenteraad, buiten toepassing blijven; 3°. dat voorschriften in gemeentelijke verordeningen ten aanzien van de samenstelling van commissies of besturen, voor zoover bepalende, dat de Voorzitter uit Burgemeester en Wethouders wordt aangewezen, buiten toepassing bhjven 4°. dat leden van door de gemeente ingestelde commissies of besturen, voor zoover door een gemeentelijk orgaan be noemd, zoo noodig in afwijking van de desbetreffende ver ordening, te allen tijde door het orgaan, hetwelk benoemt, kunnen worden ontslagen. N°. 87. Leiden, 8 Juli 1942. De Burgemeester heeft op 8 Juli 1942 het volgende besluit genomen De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening en op zijn besluit van 6 Juli 1942, in zake benoeming en ontslag van leden van commissies of besturen in afwijking van de desbetreffende gemeentelijke verordeningen; BESLUIT: aan de Professoren Dr. J. A. J. Barge en Mr. R. P. Cleveringa met ingang van heden eervol ontslag te verleenen als Curator van het Gymnasium. N°. 88. Leiden, 8 Juli 1942. De Burgemeester heeft op 8 Juli 1942 het volgende besluit genomen De BURGEMEESTER van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening en op zijn besluit van 6 Juli 1942, in zake benoeming en ontslag van leden van commissies of besturen in afwijking van de desbetreffende gemeentelijke verordeningen; BESLUIT: aan Prof. Dr. J. A. J. Barge met ingang van heden eervol ontslag te verleenen als lid van de commissie voor het Stedelijk Museum ,,de Lakenhal".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1942 | | pagina 1