GEMEENTE LEIDEN. 7 IN6EKOHEH STUKKEN. N°. 16. Leiden, 12 Februari 1942. Op 20 Februari 1942 zijn de heeren M. G. Verwey en Th. M. W. Bergers aan de beurt van aftreding, respec tievelijk als Commissaris-Voorzitter en als Commissaris van de N.V. Leidsche Duinwater Maatschappij. Ingevolge de statuten van de vennootschap zijn de aftredenden herkies baar en heeft de benoeming plaats voor 3 jaren. De heer Verwey bekleedt een commissarisplaats, waar voor de candidaat voorheen door en uit het College van Burgemeester en Wethouders werd aangewezen, terwijl de heer Bergers een commissarisplaats vervult, die bezet werd door een candidaat, aangewezen door den Gemeenteraad. Voor de vacature-Verwey besloot de Burgemeester de herbenoeming van den heer Verwey te bevorderen, terwijl hij t. a. v. de vacature-Bergers op 12 Februari 1942 het volgende besluit heeft genomen: De BUEGEMEESTEE van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Bijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT: den heer Th. M. W. Bergers, te Leiden, aan te wijzen als candidaat, op wien de stemmen in de aandeelhouders vergadering zullen worden uitgebracht voor de benoeming van een Commissaris der N. V. Leidsche Duinwater Maat schappij in de vacature-Bergers. N°. 17. Leiden, 19 Februari 1942. Op 31 December j.l. eindigden de verpachtingen van de hierna te noemen perceelen tuinland. Met de pachters van deze gronden werd overeenstemming bereikt over de ver lenging van de pachtovereenkomsten op den bestaanden voet. Aangezien bij de vaststelling van de pachttermijnen rekening moet gehouden worden met de beslissingen van de Grondkamer, en de in de contracten op te nemen ver- huringsvoorwaarden van geval tot geval moeten worden beoordeeld, zullen de termijnen en de voorwaarden nader door den Burgemeester worden vastgesteld. De Burgemeester heeft alsnu op 19 Februari 1942 het volgende besluit genomen: De BUEGEMEESTEE van LEIDEN; Op grond van artikel 3 van de verordening van den Eijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening; BESLUIT behoudens goedkeuring van den Commissaris der Provincie de navolgende perceelen tuinland, op de bij dit besluit behoorende kaarten met groene kleur aangeduid, te ver pachten aan: 1°. J. Bol, te Leiden, de perceelen teelland bij den Wasse- naarscheweg, sectie P, Nis 932, 1574 ged. en 929, groot 0.85.00 H.A., voor een pachtsom van 85.per jaar, en de woning met bergplaats en grond nabij den Bijnsbur- gerweg, sectie P, Nis 1207, 1559, 933, 935, groot 0.38.00 H.A., voor een pachtsom van ƒ130.per jaar; 2°. A. J. Prevo, te Leiden, de perceelen teelland met schuur en water in den Stadspolder, Sectie K, No. 593 en sectie N, No. 1099 ged., groot 1.20.14 H.A., voor een pachtsom van ƒ80.per jaar; 3°. A. F. Sneeuw, te Wassenaar, het perceel teelland bij den Wassenaarscheweg, gemeente Óegstgeest, sectie E, No. 2511 ged., groot 0.36.00 H.A., voor een pachtsom van 63.per jaar; 4°. Wed. G. Hermans, geb. J. de Mooy, te Eijnsburg, het perceel teelland bij den Wassenaarscheweg, gemeente Óegstgeest, sectie E, No. 2511 ged., groot 0.32.92 H.A., voor een pachtsom van 57.61 per jaar; 5°. Joh. van der Mey, te Óegstgeest, het perceel teelland nabij den Hooge Morschweg, sectie P, No. 282, groot 1.03.30 H.A., voor een pachtsom van 100.per jaar; 6°. K. van Egmond, te Óegstgeest, de perceelen teelland, groot 3.84.34 H.A., en de woning met erf en schuur, groot 0.08.64 H.A., nabij den Hooge Morschweg, gemeente Óegstgeest, sectie E, Nis 248 en 2509, voor een pachtsom van 780.per jaar; 7°. P. J. van der Meer, te Voorschoten, het perceel teel land aan het Delftsche Jaagpad, sectie O, No. 1432, groot 0.56.56 H.A., voor een pachtsom van 110.per jaar; 8°. A. P. Vreeburg, te Leiden, het perceel tuinland in den Boschhuizerpolder, sectie O, No. 405 ged., en 406 ged., groot 0.81.80 H.A., voor een pachtsom van 154.per jaar; 9°. H. Bentvelzen, te Leiden, het perceel tuinland bij het Delftsche Jaagpad, sectie O, No. 1433, groot 0.75.69 H.A., voor een pachtsom van ƒ125.per jaar; 10°. P. J. Schrama, te Leiden, het perceel tuinland aan het Delftsche Jaagpad, sectie O, Nis 401 ged. en 406 ged., groot 0.78.00 H.A., voor een pachtsom van ƒ120.per jaar; 11°. G. de Pree, te Leiden, het perceel teelland in den Cronesteinschepolder, sectie O, No. 1057, groot 0.91.46 H.A., voor een pachtsom van ƒ160.— per jaar; 12°. Gebr. de Leeuw, te Leiden, het perceel tuinland aan het Delftsche Jaagpad, sectie O, Nis 412 en 414, groot 0.10.80 H.A., voor een pachtsom van 25.per jaar; 13°. F. Geerlings, te Leiden, het perceel tuinland aan het Delftsche Jaagpad, sectie O, No. 1274, groot 0.13.03 H.A., voor een pachtsom van ƒ22.per jaar; 14°. S. Holswilder, te Leiden, de perceelen teelland bij de Toussaintkade, sectie O, No. 678 ged., groot 0.20.50 H.A., voor een pachtsom van ƒ60.per jaar; 15°. G. F. Hemerik, te Leiden, het perceel tuinland bij den Lammenschansweg, sectie M, No. 4130, groot 0.11.23 H.A., voor een pachtsom van ƒ28.per jaar; 16°. J. I. de Groot, te Zoeterwoude, de perceelen tuinland bij den Boomburgerweg, gemeente Zoeterwoude, sectie A, Nis 315, 317, 323, 324, 325, groot 0.56.76 H.A., voor een pachtsom van 90.per jaar; 17°. Leidsche Bond van Volkstuindersvereenigingen de perceelen tuinland bij den Boomburgerweg, sectie O, Nis 133, 134, 135, 136, 137, 138, 139 en 140, groot 2.49.70 H.A., voor een pachtsom van 377.10 per jaar; 18°. Departement Leiden van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen, het perceel grond in den Stadspolder, sectie N, Nis 140 en 141, groot 1.97.20 H.A., voor een pachtsom van 240.per jaar; 19°. Yereeniging tot aanleg en onderhoud van volkstuinen „Ons Genoegen", te Leiden, de perceelen teelland ten noorden, van den Lagen Eijndijk, sectie K, No. 592 en sectie N, Nis 201 ged., 202 ged., 1099 ged., groot 0.72.16 H.A., voor een pachtsom van 40.per jaar; een en ander gedurende pachttermijnen en onder de voor waarden door den Burgemeester nader vast te stellen. N°. 18. Leiden, 19 Februari 1942. De Commissie inzake Huishoudelijke Voorlichting en Gezins leiding heeft verzocht haar ook voor het jaar 1942 een bijdrage uit de gemeentekas te verleenen in de kosten van de gedurende dat jaar te houden kook- en naaicursussen voor vrouwen van werkloozen en anderen, wier inkomen tengevolge van de heerschende economische omstandigheden belangrijk is gedaald. Over 1941 werd aan de Commissie een subsidie ad 1200.toegekend. Voor het jaar 1942 vraagt zij een subsidie ad ƒ900. Met dit lagere bedrag kan zij volstaan, aangezien de salarissen van de leeraressen der kook- en naaicursussen, welke op de scholen voor nijverheidsonderwijs worden gegeven, niet meer door de commissie behoeven te worden betaald, terwijl verder tengevolge van de schaarschte aan grondstoffen minder materiaal kan worden verwerkt. De totale kosten van de in 1942 te houden cursussen worden door de Commissie begroot op 1500.(vorige jaar 2400.In een bedrag ad 600.zal worden voor zien door de opbrengst van cursusgelden, bijdragen van particulieren, instellingen en vereenigingen en den verkoop van goederen. Aangezien de Commissie zeer nuttig werk verricht, de belangstelling voor de door haar georganiseerd wordende cursussen steeds groot blijft, en zij het mogelijke doet om haar inkomsten uit bijdragen van particulieren te verhoogen, bestaat er aanleiding om aan de commissie ook voor 1942 een bijdrage uit de gemeentekas te verleenen en wel tot een bedrag van maximaal 900, Mitsdien heeft de Burgemeester op 19 Februari 3942 het volgende besluit genomen:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1942 | | pagina 1