75
meene eenheidstarief, zijnde het tarief A voor gas en het
tarief I voor electriciteithet eventueel door de verbruikers
meer betaalde zou na het einde van dat tijdvak aan hen
worden gerestitueerd.
Aangezien ook thans nog de motieven gelden, die tot het
hierbovenvermelde Raadsbesluit hebben geleid, verdient het
aanbeveling voor het tijdvak Juli 1941 tot en met Juni 1942
in gelijken zin te besluiten.
De Burgemeester heeft mitsdien op 30 October 1941 het
volgende besluit genomen:
De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den Rijks
commissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
1°. dat in afwijking van het bepaalde in art. 10 van de
Gasverordening bij levering van gas volgens tarief B over
het tijdvak, omvattende het opgenomen gebruik over de
maanden Juli 1941 tot en met Juni 1942, wanneer zou blijken,
dat de kosten van het verbruik van gas volgens dit tarief
hooger zijn dan voor eenzelfde verbruik volgens tarief A
verschuldigd zou zijn geweest, het meer betaalde aan den
verbruiker zal worden gerestitueerd;
2°. dat in afwijking van het bepaalde in art. 10 van de
Electriciteitsverordening bij levering van electriciteit volgens
een der tarieven III, IV of Y, over het tijdvak, omvattende
het opgenomen gebruik over de maanden Juli 1941 tot en
met Juni 1942, wanneer zou blijken, dat de kosten van de
verbruikte electriciteit volgens een dier tarieven hooger zijn
dan voor eenzelfde gebruik volgens tarief I verschuldigd
zou zijn geweest, het meer betaalde aan den verbruiker
zal worden gerestitueerd.
N°. 144. Leiden, 30 October 1941.
Het is wenschelijk gebleken, dat in de Monumentenver
ordening alsnog de aftreding van de leden van de Monu
mentencommissie wordt geregeld en dat daarin tevens wordt
bepaald, dat de Commissie wordt gehoord omtrent voor
ziening in vacatures.
Verder moet ingevolge het bepaalde bij artikel 3, 3e lid,
van de Monumentenverordening de werkwijze van de Monu
mentencommissie in een instructie worden geregeld.
In verband met een en ander heeft de Burgemeester op
30 October 1941 de volgende besluiten genomen:
le. De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING,
houdende wijziging van de Monumentenverordening
van 17 Januari 1938 (Gemeenteblad No. 1),
gewijzigd bij verordening van 17 Juli 1939
Gemeenteblad No. 13).
Eenig Artikel.
Het tweede lid van art. 3 van boven genoemde ver
ordening wordt vervolgd met: Omtrent de voorziening in
vacatures wordt de Commissie geraadpleegd.
3. De leden treden om de vier jaren in de maand Sep
tember af, voor de eerste maal in 1943. Zij zijn terstond
herkiesbaar.
4. Het lid, dat ter vervulling van een tusschentijds open
gevallen plaats benoemd is, treedt af op het tijdstip waarop
degene, in wiens plaats hij is benoemd, moest aftreden.
Het derde lid wordt vijfde lid.
2e. De BURGEMEESTER van LEIDEN;
Op grond van artikel 3 van de verordening van den
Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied
No. 152/1941 waarnemende de taak van den Gemeenteraad
en gelet op artikel 28, eerste lid, dier verordening;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING,
houdende instructie voor de Monumentencommissie der
Gemeente Leiden.
Artikel 1.
De commissie kiest uit haar midden een voorzitter, alsmede
diens plaatsvervanger.
Art. 2.
De commissie kiest uit haar midden een secretaris, tenzij
de Burgemeester er de voorkeur aan geeft aan een ambte
naar der gemeente het secretariaat der commissie op te
dragen.
Art. 3.
De commissie dient den Burgemeester van advies:
a. desgevraagd of eigener beweging bij de uitvoering van
de Monumentenverordening
b. op verzoek bij de uitvoering van artikel 48 van de
verordening op de Straatpolitie.
De adviezen der commissie worden schriftelijk uitgebracht
en zijn met redenen omkleed.
Art. 4.
De commissie vergadert zoo dikwijls als de voorzitter of
ten minste twee leden dit noodig oordeelen.
Art. 5.
De commissie mag niet beraadslagen of besluiten nemen,
indien niet behalve de voorzitter, of bij diens afwezigheid
of ontstentenis, zijn plaatsvervanger en tenminste drie leden
aanwezig zijn. De besluiten der commissie worden bij vol
strekte meerderheid van stemmen genomen. Op verzoek
van een lid kan van een afwijkende meening in het advies
worden melding gemaakt.
Art. 6.
De commissie doet jaarlijks vóór het einde der maand
Eebruari aan den Burgemeester verslag van de over het
afgeloopen jaar verrichte werkzaamheden.
N°. 145. Leiden, 30 October 1941.
De Secretaris-Generaal van het Departement van Binnen-
landsche Zaken heeft den Gemeentebesturen verzocht de
politieverordening te wijzigen of aan te vullen met een
aantal bepalingen, betrekking hebbende op het wegruimen
van sneeuw en ijs. Het werd wenschelijk geoordeeld, dat
de politieverordening de volgende, kort aangeduide ver
boden en geboden bevat:
a. een verbod bij vriezend weer den openbaren weg nat
te maken;
b. een verbod sneeuw en ijs van particulier terrein naar
den openbaren weg over te brengen;
c. een gebod bij sneeuwval of gladheid het openbaar
voetpad met zand e. d. te bestrooien;
d. een gebod sneeuw en ijs van het openbaar voetpad
te verwijderen;
e. een verbod bij het verwijderen van sneeuw en ijs ge
bruik te maken van zout of andere bijtende stoffen;
een verbod sneeuw of ijs op andere plaatsen dan door
het Gemeentebestuur aangewezen, te storten en sneeuw
en ijs met puin en dergelijke afvalstoffen te vermengen.
Deze bepalingen komen reeds gedeeltelijk voor in de
verordening op de Straatpolitie, zij het in eenigszins andere
redactie dan door den Secretaris-Generaal wordt aanbevolen.
Het sub a. genoemde verbod is hier ondergebracht in art. 31,
waarin ook andere punten zijn geregeld. Het verdient in
verband hiermede geen aanbeveling op dit punt de redactie
van den Secretaris-Generaal over te nemen. Verder kan het
aangeboden concept gevoegelijk worden gevolgd. Wijziging
en aanvulling van de verordening maakt tevens wijziging
van art. 78, waarin de opsporings-ambtenaren worden aan
gewezen, noodzakelijk.
Ter voldoening aan het bovengenoemde verzoek heeft de
Burgemeester op 30 October 1941 het volgende besluit
genomen