50 MAANDAG 11 AUGUSTUS 1941. (Key e.a.) XXII. Voorstel tot het aankoopen van de pereeelen Korte Agnietenstraat no. 15 en Lange Agnietenstraat nis. 9 en 11 en tot liet vaststellen van den desbetreffenden begrootingsstaat. (99) XXIII. Voorstel tot het wijzigen van de gemeentebegrooting, dienst 1941, ter aanvulling van de voor den Stadhuisbouw beschikbaar gestelde gelden. (100) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming achtereenvolgens overeenkomstig de voorstellen XX tot en met XXIII besloten. XXIV. Voorstel tot het beschikbaar stellen van gelden ten behoeve van het verbeteren van de Stadshulpwerf aan de Oude Heerengracht. (101) De heer Key zegt, dat het hem in de desbetreffende teeke- ningen getroffen heeft, dat toch wel zeer weinig getracht is aan de straatzijde een front te maken, dat eenigszins aan aesthetische eischen voldoet. Is het niet mogelijk daarin nog eenige wijziging te brengen, b.v. door de kantoorlokalen aan de straatzijde te ontwerpen, zoodat een meer doorloopende gevel gevormd wordt? Thans is het smalle gedeelte van het hoofdgebouw aan de straatzijde ontworpen; voorts komt aan de straatzijde een schutting en een gedeeltelijk daarboven uitstekend gedeelte van een schuurtje of een bergplaats, hetgeen naar sprekers meening een zeer leelijke oplossing genoemd moet worden. De heer Wilbrink is gaarne bereid deze zaak overeenkomstig den wensch van den heer Key nogmaals met Gemeente werken te bespreken. Intusschen vestigt spreker er reeds nu de aandacht op, dat aan de plaatsing van het kantoor aan de straatzijde bezwaren zijn verbonden. De voerlieden, die met hun voertuigen op de Stadshulpwerf komen, moeten zich n.l. aan het kantoor vervoegen voor het in ontvangst nemen van de bons en de orderbriefjes, zoodat het plaatsen van het kantoor op de werf zelf de meest practische op lossing is. Voor het inrijden in de wagenschuur heeft men een behoorlijke ruimte noodig, waarom het de meest prac tische oplossing is de schuur zoo te bouwen, dat men er van den weg af kan indraaien, anders zou men op het terrein van de werf bedoelde ruimte moeten reserveeren. Misschien heeft men in dezen te veel gelet op de praktijk ten koste van de aesthetica; spreker is bereid na te gaan of, door te geven en te nemen, overeenstemming tusschen beide kan worden verkregen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXV. Voorstel tot het vaststellen van een verordening op de Zondagssluiting van fotografische ateliers. (102) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De verordening wordt zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming vastgesteld. XXVI. Voorstel tot het vaststellen van een Arheidsovereen- komstenbesluit voor het personeel van de vaste kern van den luchtbescherming sdienst. (103) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Beraadslaging over artikel 1. De heer Piena vraagt, of men op grond van dit artikel een arbeider zonder inachtneming van een opzegtermijn des Zaterdags kan ontslaan. De Voorzitter antwoordt, dat het de bedoeling is bij even tueel ontslag een opzegtermijn van één week in acht te nemen. Artikel 1 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 2 en 3 worden achtereenvolgens zonder be raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 4. De heer Piena vestigt er de aandacht op, dat het personeel, hetwelk thans op arbeidsovereenkomst in dienst van de ge- Arheidsovereenkomstenhesluit-Luchtbeschermingsdienst. (Piena e.a.) meente is, een verlof van twaalf werkdagen per jaar wordt toegekend en vraagt, of het artikel zoo behoort te worden gelezen, dat den arbeider, die tweemaal zes maanden in werkelijken dienst is, een verlof van tweemaal zes dagen per jaar wordt toegekend. De Voorzitter antwoordt, dat ook den arbeider, die een jaar in werkelijken dienst is, een verlof van zes dagen wordt toegekend. In de gemeente Leiden zullen na de inwerking treding van deze verordening niet twee, maar drie ver schillende soorten van arbeidscontractanten zijn, want ook degenen, die onder de collectieve arbeidsovereenkomsten vallen, worden door andere bepalingen geregeerd. Men kan geen homogeniteit over de geheele lijn verkrijgen. Het is de uitdrukkelijke wensch van het hierbij betrokken Departement, dat het personeel van den Luchtbeschermings dienst, hetwelk in wezen door het Bijk wordt betaald, over het geheele land op denzelfden voet wordt behandeld. Het ongerief, dat in sommige steden door het verschil tusschen de arbeidscontractanten zal ontstaan, acht men kleiner dan het ongerief van een ongelijke behandeling van het personeel van den Luchtbeschermingsdienst in de verschillende plaatsen van het land. Artikel 4 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 5 tot en met 8 worden zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 9. De heer Piena mist in art. 9, dat de op te leggen straffen regelt, een beroepsinstantie bij strafoplegging. Waar moet het personeel van den luchtbeschermingsdienst zich ver voegen, wanneer het tegen een opgelegde straf in beroep wenscht te komen? De Voorzitter zegt, dat inderdaad een beroepsinstantie niet aanwezig is. Het personeel kan zich in geval van straf oplegging natuurlijk altijd met een verzoekschrift wenden tot het hoofd van dezen dienst, den Bijksinspecteur voor de Luchtbescherming. De heer Piena vraagt of het niet mogelijk is, alsnog een beroepsinstantie in te lasschen. De Voorzitter wijst op de manier, waarop de zaak bij den Baad voorgebracht is; de Secretaris-Generaal wenscht n.l. iets zachter gezegd dan het in wezen is dat deze veror dening door alle gemeenten onveranderd wordt aangenomen. Bovendien is dit punt niet van zoo overwegend belang, dat het voldoende zou wettigen om tegen deze regeling op te komen. De heer Piena wil toch wel een voorstel daartoe doen. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van den heer Piena, luidende: Ondergeteekende stelt voor, bij artikel 9 van het Arbeids- overeenkomstenbesluit een raad van beroep in te stellen." De heer Piena heeft dus niet zelf een redactie geformuleerd, maar wil alleen naar voren brengen de wenschelijkheid van invoeging van een bepaling, waardoor aan zijn verlangen voldaan wordt. De heer Wilmer zegt, dat over het voorstel-Piena moeilijk gestemd kan worden; dat is eenvoudig onmogelijk. Wie moet dit voorstel dan verder uitwerken? Het College van Burgemeester en Wethouders heeft reeds duidelijk te kennen gegeven dat in deze regeling geen wijziging kan worden ge bracht. Tot wien wil de heer Piena zich dus richten? Van het College van Burgemeester en Wethouders kan men niet verwachten dat het daaraan eenige uitvoering zal geven. De Baad kan toch geen voorstellen aannemen, gericht aan het departement, waaronder deze zaak ressorteert! De heer Piena doet het beste dit voorstel in te trekken, want er kan niet over gestemd worden. De Voorzitter, zich aansluitende bij het betoog van den heer Wilmer, is eveneens van oordeel, dat het voorstel van den heer Piena niet in behandeling kan worden genomen, omdat het niet voldoende concreet is en het ontwerp van het arbeids- overeenkomstenbesluit nu eenmaal van den bestaanden toestand afwijkt, doordat men slechts één regeling voor het geheele land wil tot stand brengen. Indien men de verordening op dit punt wenscht te wijzigen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1941 | | pagina 4