44
MAANDAG 16 JUNI 1941.
(Voorzitter e.a.)
XXVIIa. Voorstel tot het aangaan van overeenkomsten
met het Rijk betreffende het in erfpacht verkrijgen van duin-
gronden, gelegen in de gemeenten Katwijk en Wassenaar
ten behoeve van de N.V. Leidselie Duinwater Maatschappij. (155)
De Voorzitter deelt namens het College mede, dat in
Ingekomen Stuk No. 85, bl. 43, 2de kolom, regel 27, abusieve
lijk is gedrukt, dat de erfpachtsuitgifte gerekend wordt te
zijn ingegaan op 1 Januari 1939; dit moet zijn: 1 Juli 1939.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
overeenkomstig het aldus gewijzigde voorstel van Burge
meester en Wethouders besloten.
XXVIII. Voorstel tot het beschikbaar stellen van gelden
voor de verlag inq van de Molcnsteegbrug.
(179 van 1939 en 153)
Hierbij komt tevens aan de orde het adres van het
bestuur van de vereeniging Oud-Leiden" ter zake.
De heer Riedel bestrijdt de meening van den Commissaris
van Politie, de meerderheid van de Commissie van Fabricage
en het College van Burgemeester en Wethouders, dat de
Molensteegbrug voor het verkeer groote bezwaren mede
brengt. Voetgangers, fietsers en auto's kunnen zonder bezwaar
over deze brug komen. Spreker deelt dit bezwaar dus niet.
Voor groote auto's had deze brug echter verboden moeten
worden. Blijkens den brief van Gemeentewerken van
20 December 1940 is de Verkeerscommissie kortweg van
oordeel, dat de intensiteit van het verkeer ter plaatse een
verlaging van de brug niet eischt. Alleen zou dus overblijven
de handkar. Voeg er nu bij de bakfiets. Maar waartoe"?
Terecht zegt de Verkeerscommissie in haar brief, dat de
straten, tot welke deze brug toegang geeft, ook van andere
zijde zeer gemakkelijk te bereiken zijn.
Het belangrijkste motief van de meerderheid van de
Commissie van Fabricage voor verlaging van de brug was het
dat de firma Sijthoff door de verlaging van andere bruggen,
(b.v. de Neksluisbrug) gedwongen is, haar grondstoffen per
vrachtauto aan te voeren naar haar magazijn aan de Vliet.
De firma Sijthoff verklaart echter (zie den brief van de
Monumentencommissie van 25 April 1941 aan Burgemeester
en Wethouders) dat zij althans tegenwoordig bij afsluiting
of verlaging geenerlei belang heeft en dan ook van de af
sluiting van het autoverkeer sinds 20 December 1940 geen
nadeel ondervindt.
Hier wordt het belangrijkste motief voor de verlaging
door de belanghebbende zelf weerlegd! De N.V. Sijthoff ver
klaart zelf, geenerlei hinder te ondervinden, nu de brug
dicht is. Uit het geheele dossier blijkt toch eigenlijk niets
meer dan dat groote of hooge vrachtauto's daar bezwaren
ontmoeten. Dit blijft dan over van de „groote bezwaren".
Men sluite de herbouwde brug voor auto's.
Wat de aesthetische zijde van deze zaak betreft, de schoon -
heidswaarde van deze brug, die in 1730 in haar huidigen
vorm werd gebouwd, in dit oude stadsdeel, wordt algemeen
erkend. Ook in de stukken komt dit tot uiting. De Directeur
van Gemeentewerken erkent zelf, dat het geen belangrijken
verkeersweg betreft en „wel degelijk een monument,' op
welks behoud in den oorspronkelijken toestand prijs wordt
gesteld." In verband daarmede stelt de Directeur van
Gemeentewerken voor, de verlaging niet op 1.20 M„ doch op
0.70 M. te bepalen. De Monumentencommissie wijst er in
haar brief op, dat men bruggen van den vorm als de Vlietbrug
in Leiden bijna niet meer aantreft. Voorts schrijft die Com
missie
„Bezien uit een oogpunt van stedeschoon biedt dit type
brug, door het samenvergroeid zijn met haar omgeving
bovendien hooge aesthetische waarde. De drie bruggen
van Rapenburg, Molensteeg en Boisotkade leveren een stads
beeld op, dat iedere Hollandsche stad Leiden zou benijden."
De Directeur van Gemeentewerken meent met het com
promis, een verlaging met 0.70 M. in plaats van met 1.20 M.
de oplossing voor de practische eischen en voor den schoon-
heidseisch gevonden te hebben en een deel der Commissie
van Fabricage heeft zich hierbij aangesloten. Dit deel der
commissie heeft zich naar sprekers oordeel niet voldoende
kunnen voorstellen, hoe deze schijnbaar geringe verlaging
van de brug aan de geheele schoonheid van dit kleine stads
deel aanmerkelijke schade zal toebrengen; had zij dit wel
gekund, zij zou zich met spreker tegen elke verlaging van de
brug hebben verzet.
Van het practische bezwaar tegen de handhaving van
de brug in haar huidigen vorm blijft dus niet veel over.
Zij behoort voor het groote verkeer te worden afgesloten,
Verlaging Molensteegbrug.
(Riedel e.a.)
tegen welke afsluiting geen bezwaar van beteekenis bestaat,
terwijl de schade, die aan de schoonheid van de brug en van
dit stadsdeel bij elke verlaging van de brug wordt toegebracht,
wel van beteekenis zal blijken te zijn, waarom zij dient te
worden voorkomen.
Indien de rechtstanden van de brug overeenkomstig het
denkbeeld van den Directeur van Gemeentewerken 70 cM.
worden verlaagd, gaat het karakteristieke van de brug
verloren. Spreker vertrouwt, dat de leden van den Raad
door het onthouden van hun stem aan dit voorstel zullen
blijk geven meer oog te hebben voor de stille schoonheid van
de oude stad dan verschillende hunner voorgangers hebben
gehad, hetgeen ook voor volgende restauraties in Leiden van
groot belang zou zijn. Ten volle stemt spreker in met de
Monumentencommissie, waar zij in haar brief schrijft:
„Het geslacht, dat ons onmiddellijk -voorafging, heeft ook
dit monument, als zoovele, onvoldoende verzorgd. Het is
onze plicht het grondig te restaureeren en niets meer dan
dat en het weer sterk en hecht over te leveren aan ons
nageslacht."
De heer Groeneveld vindt het voor de hand liggend, dat
de Monumentencommissie voorstandster van de handhaving
van de brug in haar tegenwoordigen vorm is, maar acht
het van veel grootere beteekenis, dat ook de Verkeers
commissie blijkens haar rapport een verandering van de
brug niet noodzakelijk acht. Spreker is het hiermede eens,
maar erkent, dat de brug in haar tegenwoordigen vorm niet
op een middelpunt van verkeer gehandhaafd zou kunnen
worden. De Molensteegbrug ligt evenwel over een zeer stille
gracht en dit maakt het mogelijk haar als monument te
bewaren. Spreker hoopt, dat men den vorm van deze brug
niet zal wijzigen.
Ook met de verlaging van 70 cM. kan spreker zich niet
vereenigen, want daardoor zou men ten slotte een vreemd
soortig bouwwerk verkrijgen n.l. een gemoderniseerde antieke
brug. De steen, waarin het jaartal 1730 is gebeiteld, zou
daarmee tot een leugenworden.
Met deze opmerkingen kan spreker na hetgeen hij in de
Raadszitting van 6 November 1939 over deze brug heeft
gezegd thans volstaan. Spreker stelt er prijs op, dat de nood
zakelijke restauratie van de brug plaats heeft, maar dat haar
oorspronkelijke vorm niet wordt vernield en de historische
plek, waar zij ligt, zoo-veel mogelijk onveranderd blijft,
hetgeen ook mogelijk is.
Over de vraag, of de firma Sijthoff al of niet bezwaar
heeft tegen den tegenwoordigen vorm van de brug, wil
spreker niet veel zeggen, omdat het anders wellicht den schijn
zou wekken, dat deze firma heeft te beslissen over de vraag,
of de brug al of niet verlaagd zal worden. Uiteraard zou
spreker er bezwaar tegen hebben, indien de beslissing over
vragen als deze werd gelegd in handen van een firma, al
erkent hij onmiddellijk, dat het gemeentebestuur rekening
moet houden met de belangen van de ingezetenen.
De heer Bosch van Rosenthal sluit zich aan bij de heeren
Riedel en Groeneveld en kan vooral het betoog van den heer
Riedel volkomen onderschrijven. Het is altijd nogal précair
om de instandhouding van oude monumenten te verdedigen;
daartegen wordt altijd aangevoerd, dat de eischen van den
tegenwoordigen tijd den voorrang moeten hebben boven
hetgeen geweest is. Tegenover een dergelijke redeneering,
waarvoor zeer veel te zeggen is, kan men alleen gevoels-
bezwaren stellen. Deze worden altijd als kleine bezwaren be
schouwd, maar in dit geval zijn voor de verlaging van deze
brug toch wel zeer weinig belangrijke contra-argumenten
aan te voeren; daarom mogen naar sprekers meening juist
in dit geval gevoelsbezwaren zwaar wegen tot behoud van
het stadsschoon en daarom is het beter, niet tot verandering
van deze brug over te gaan.
De heer Wilbrink heeft voor het werk der Vereeniging
„Oud-Leiden" in verschillend opzicht groote bewondering
en waardeering, en het is niet gemakkelijk en zeker niet aan
genaam op een bepaald punt te moeten bestrijden het inzicht
van personen, voor wier werk ten aanzien van Leiden hij
groote waardeering heeft. Men stelt echter deze verlaging,
zooals ze ontworpen is, toch wel eenigszins overdreven voor;
spreker neemt dit het Bestuur van de Vereeniging „Oud-
Leiden" en de Monumentencommissie niet kwalijk, omdat
men allicht geneigd is om, wanneer men voor een zaak strijdt,
die in al te eenzijdig licht te zien. De Commissie van Fabricage
heeft bij haar eerste voorstel de zaak te veel van den prac-
tischen kant bekeken, maar anderzijds hebben de Monu
menten-Commissie, de Vereeniging „Oud-Leiden" en de
heeren Riedel, Groeneveld en Bosch van Rosenthal toch