Leiden, 21 Juli 1941.
Het door den Eaad in zijn vergadering van 5 Mei 1941 om
praeadvies in handen van Uw College gestelde adres van de
Nederlandsche Fotografen Patroons Vereeniging, af deeling
Leiden, hetwelk wij vervolgens om bericht en raad van U
ontvingen, geeft ons aanleiding tot de volgende opmerkingen
Adressante wijst er op, dat in het fotografenvak door de
patroons nog steeds dank zij de onderlinge concurrentie 7
dagen per week wordt gewerkt. De arbeidswetgeving en de
Winkelsluitingswet zijn n.l. niet op hen van toepassing. De
vereeniging verzoekt nu den Eaad een verordening in het
leven te roepen, waarbij wordt bepaald, dat fotografische
ateliers in de eerste 10 maanden van het jaar op Zondag en
bovendien op den eersten Kerstdag moeten zijn gesloten.
Blijkens de stukken hebben 9 fotografen aan het adres mede
gewerkt; één fotograaf heeft zich tegen het zenden van het
verzoek verklaard, terwijl over twee vakgenooten elk gegeven
ontbreekt. Wanneer men aanneemt, dat deze beide zich tegen
dezen maatregel zouden hebben verklaard, dan wordt het
verzoek gedaan door 75 van de Leidsche fotografen, een
vrij belangrijke meerderheid dus.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Eijnland,
door U om advies gevraagd, wijst erop, dat er zaken zijn, die
juist op Zondag veel bezoek ontvangen uit de omliggende
gemeenten, waar geen fotograaf aanwezig is. Juist tegen
woordig is er h. i. groote behoefte aan de mogelijkheid foto's
te doen vervaardigen (persoonsbewijzen!) en de inwoners van
de omliggende gemeenten kunnen zich op werkdagen niet of
heel moeilijk vrij maken. Hoewel de Kamer de Zondagssluiting
voor middenstandszaken een eisch van bilbjkheid acht, meent
zij, dat in dit geval aan dezen eisch niet kan worden voldaan.
Wij zijn van oordeel, dat sterke motieven voor inwilliging
van het verzoek spreken. De arbeidswetgeving en de Winkel
sluitingswet beoogen een zoo groot mogehjk aantal menschen
een vrijen Zondag te verzekeren. In breede lagen der bevolking
acht men Zondagsrust geboden. Ook de Kamer van Koop
handel blijkt het hiermede ten aanzien van middenstands
zaken in het algemeen eens te zijn. Naar onze meening behoort
dan ook aan het verzoek te worden voldaan. Wij zouden
echter de mogelijkheid willen openlaten, dat Burgemeester
en Wethouders in bijzondere gevallen (wij denken hierbij aan
de groote drukte in verband met de uitreiking van de persoons
bewijzen) van het verbod vrijstelling verleenen gedurende een
beperkt aantal uren voor alle fotografen. Deze uren behooren
o.i. te vallen na het houden van de ochtend-kerkdiensten en
wel van 12 tot 15 uur. De door de Kamer van Koophandel
opgeworpen bezwaren meenen wij hiermede te hebben onder
vangen.
Wij hebben een verordening op de Zondagssluiting van foto
grafische ateliers ontworpen, die, naar wij meenen, geen
nadere toelichting behoeft. Wij merken nog slechts op, dat
wij daarin niet, zooals werd gevraagd, een definitie van
„fotografische ateliers" hebben opgenomen. Wij hebben n.l.
de overtuiging, dat deze term zelf het begrip voldoende
omgrenst.
Wij geven Uw College thans in overweging de hierbij ge
voegde Verordening op de Zondagssluiting van fotografische
ateüers aan den Eaad ter vaststelling aan te bieden.
De Commissie voor de Strafverordeningen,
Steveninck,
Voorzitter.
N. J. Eowaan,
Secretaris.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders
van Leiden.
N°. 103. Leiden, 1 Augustus 1941.
Op 5 Mei j.l. (Ingek. Stukken No. 53) besloot Uw
Vergadering op verzoek van den Eijksinspecteur voor de
bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen, dat
de bepalingen van het gemeentelijk Arbeidsovereenkomsten
reglement geen toepassing zullen vinden ten aanzien van
de tot de vaste kern van den Luchtbeschermingsdienst
behoorende arbeidscontractanten, zulks in verband met het
bij dien Eijksinspecteur bestaande voornemen, om de
materieele rechtspositie van dit personeel op voor het geheele
land uniforme wijze te regelen.
Thans heeft de Secretaris-Generaal van het Departement
van Binnenlandsche Zaken blijkens diens in de Leeskamer
ter visie gelegde circulaire het ontwerp van een arbeids-
overeenkomstenbesluit voor het personeel van de vaste
kern van den Luchtbeschermingsdienst ingezonden, met
verzoek dit besluit ongewijzigd door Uw Vergadering te
doen vaststellen.
Aan dit verzoek gevolg gevende, stellen wij Uw Ver
gadering alsnu voor over te gaan tot vaststelling van het
navolgende besluit:
AR BEIDSOVEREENKOMSTEIV BESLUIT
voor Tiet personeel van de vaste Teem. van den
Luchtbeschermingsdienst.
Artikel 1.
Namens den Burgemeester wordt het personeel, dat be
hoort tot de vaste kern van den luchtbeschermingsdienst
door het Hoofd van den Luchtbeschermingsdienst aangesteld
op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, welke over
eenkomst, in tweevoud opgemaakt en door beide partijen
onderteekend, wordt aangegaan voor den tijd van één week,
met dien verstande, dat deze telkens geacht wordt stil
zwijgend te zijn verlengd met één week.
Artikel 2.
Ten aanzien van het personeel, bedoeld in het vorige
artikel, zijn, onverminderd het bepaalde ïn dit besluit, de
bepalingen van den zevenden titel A van het derde boek
van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
Artikel 3.
1. Het loon van den arbeider wordt bij de arbeidsover
eenkomst, met inachtneming van hetgeen daaromtrent
door den Eijksinspecteur voor de bescherming van de be
volking tegen luchtaanvallen is voorgeschreven, bepaald.
2. Boven het loon wordt aan den gehuwden arbeider en
aan een in gezinsverband levenden eenigen kostwinner een
tijdelijke toelage van 6% van het bruto loon uitgekeerd,
voor zoover dit loon vermeerderd met de tijdelijke toelage
een bedrag van 1900.'s jaars niet overschrijdt.
3. Voor de toepassing van het voorgaande lid wordt onder
„gehuwden" verstaan hetgeen daaronder verstaan wordt
in de Algemeene bepaling Bezoldigingsbesluit Burgerlijke
Eijksambtenaren 1934, sedert gewijzigd.
4. Wie als eenig kostwinner, in den zin van lid 2 voor
noemd, wordt aangemerkt, wordt door den Eijksinspecteur
voor de bescherming van de bevolking tegen luchtaanvallen
voor elk geval afzonderlijk beoordeeld.
5. Aan den arbeider wordt kinderbijslag uitgekeerd volgens
de bepalingen der Kinderbijslagwet en met inachtneming
van de voorschriften, welke door den Eaad van Arbeid,
onder welks ressort de gemeente behoort, zijn of nog zullen
worden gegeven.
Artikel 4.
1. Aan den arbeider, die ten minste zes maanden in werke-
lijken dienst is, wordt een verlof van zes werkdagen toe
gekend, met behoud van loon.
2. Met behoud van loon wordt aan den arbeider extra
verlof toegekend:
1°. van twee dagen bij het huwelijk van den arbeider;
2°. van één dag:
a. bij het huwelijk van één zijner kinderen;
b. bij de bevalling van zijn echtgenoote;
c. bij het overlijden en bij het begraven van zijn echt
genoote, ouders, schoonouders of kinderen, stiefkinderen en
aangehuwde kinderen;
d. bij herdenking van de 12|-jarige en 25-jarige echt-
vereeniging.
Het verlof en het extra-verlof moet tijdig worden aan
gevraagd. De regeling van het verlof geschiedt door het
Hoofd van den Luchtbeschermingsdienst.
Artikel 5.
1. Bij ziekte van den arbeider zijn uitsluitend van toe
passing de Ziektewet en de daarop gebaseerde voorschriften
van] den Eaad van Arbeid, onder welks ressort de ge
meente behoort.
2. Over den wachttijd, bedoeld in het tweede lid van
artikel 37 der Ziektewet, alsmede over de dagen, waarvoor
door den Eaad van Arbeid geen ziekteuitkeering wordt
toegekend, wordt een uitkeering verstrekt van 80% van
het loon.
3. De helft van door de gemeente ingevolge de Ziekte
wet verschuldigde premie moet op den arbeider worden
verhaald door inhouding op het loon.