De uitgaven ter zake hebben over 1940 75.bedragen, welk bedrag op Hoofdstuk VI behoort te worden verantwoord. Aangezien op Hoofdstuk II geen uitgaven behoefden te worden gedaan, kan volgn 286 met 200.worden verlaagd. Volgn. 402. Aflossing van gelclleeningen ten laste van Hoofdstuk VI komende f 72.64 De aflossing Van de door het Werkfonds 1934 (thans Rijksfonds voor Werkverruiming) verstrekte geldleening ten behoeve van den bouw van een rioolwaterzuiveringsinrichting bedraagt over 1940 5.147.64, d.i. 72.64 meer dan de ter zake op de begrooting uitge trokken som van 5.075.Aanvulling van volgn. 402 met 72.64 is dientengevolge noodig. Volgn. 411. Innen van renten enz12.94 De kosten van inning der rente van de op de Grootboeken der Nationale Schuld inge schreven kapitalen vereischten over 1940 eene uitgaaf van ƒ12.94; de post was voor „me morie" uitgetrokken. Volgn. 411a. Restitutie van een gedeelte der betaalde pachtsom, ter zake van de exploitatie van de buffetten in de Stadsgehoorzaal nieuw volgnummer1.200. In verband met het Raadsbesluit van 30 December 1940 (Ingek. Stukken no. 178), waarbij vrijstelling van betaling over de maanden Mei tot en met October 1940 werd verleend van bovenbedoelde pachtsom, moest aan den pachter een bedrag van 1.200.— worden gerestitueerd. Volgn. 422. Toelagen en bijdragen tot op leiding van onderwijzers (O. G. L. O.) 1.967.16 De uitgaven, geraamd op 12.600.be dragen 14.567.16, d.i. 1.967.16 meer. De toelating op de openbare lagere scholen van een grooter aantal kweekelingen, welke voor belooning in aanmerking kwamen, dan waarop bij de begrooting gerekend was, heeft deze overschrijding veroorzaakt. Volgn. 432. Teruggave van schoolgelden (O.G.L.O.)179.70 Over 1940 moest een bedrag van ƒ179.70 worden gerestitueerd; de post was voor „memorie" uitgetrokken Volgn. 440. Andere uitgaven ter verzekering van den goeden gang van het onderwijs (O.G.L.O.) 12.— De advertentiekosten ter voorziening in een vacature bedroegen 12.de post was voor „memorie" uitgetrokken. Volgn. 449. Jaarwedden en wedden der onder- wijzers (O. U. L. O). 1.449.14 De uitgaven ter zake geraamd op 51.200.bedragen 52.649.14, d.i. 1.449.14 meer. Daarentegen kan volgn. 98 der ontvangsten „Vergoeding van het Rijka krachtens art. 56 der Lager Onderwijswet 1920" met eveneens ƒ1.449.14 worden verhoogd. Zie de verhooging van volgn. 98 der ont vangsten met 1.449.14. Volgn. 450. Bezoldiging van de vakonder wijzers (O. U. L. O) De bezoldiging der vakonderwijzers ver- eischte over 1940 een uitgaaf van 4.272. een bedrag van 4.110.was uitgetrokken. Volgn. 451. Toelagen en bijdragen tot op leiding van onderwijzers (O. U. L. O)438.42 De uitgaven ter zake, geraamd op 800. bedragen 1.238.42. Ook deze overschrijding is een gevolg van de toelating van meer kweekelingen, welke voor belooning in aanmerking kwamen, dan waar op bij de begrooting gerekend was. Volgn. 460. Teruggave van schoolgelden (O.U. L.O). 119.52 Over 1940 moet een bedrag van 119.52 worden terugbetaald; de post was voor „memorie" uitgetrokken. Volgn. 468. Andere uitgaven ter verzekering van den goeden gang van het onderwijs (O.V.L.O). 13.20 De advertentiekosten ter voorziening in 162.— eene vacature bedroegen 13.20; de post was voor „memorie" uitgetrokken. Volgn. 482a. Restitutie aan het Rijk van over een vorigen dienst te veel ontvangen ver goeding ingevolge art. 71 der Lager Onderwijs wet 1920 nieuw volgnummer) Over 1939 werd 543. 94 te veel ontvangen. Volgn. 497. Verdere uitgaven ter zake van het openbaar vqorbereidend lager onderwijs De uitgaven op dit voor „memorie" uitge trokken volgnummer hebben 18.90 be dragen. Zie de toelichting bij volgn. 468. Volgn. 503. Vergoeding aan besturen van bijzondere scholen voor de kosten van school lokalen bedoeld in artikel 84 der Lager Onder wijswet 1920 (B.G.L.O.) De bovenbedoelde vergoeding vereischte over 1940 een uitgaaf van 9.856.72, een be drag van 9.821.was uitgetrokken. Volgn. 505. Belooning van onderwijzers voor het waarnemen van de betrekking van hoofd eener school, op grond van hunne aanwijzing als plaatsvervanger van het hoofd (B.G.L.O.). De uitgaaf ter zake bedraagt over 1940 98.68; de post was voor „memorie" uitge trokken. Volgn. 506. Vergoeding aan schoolbesturen als bedoeld in art. lOlbis der Lager Onderwijs wet 1920 (B.G.L.O.) Het voorschot op de bovenbedoelde ver goeding voor vakonderwijzers over 1940 werd bij Raadsbesluit van 11 Maart 1940 (Ingek. Stukken No. 34) vastgesteld op in totaal 15.501.32, terwijl, in verband met de af rekening over de na te noemen jaren, inge volge Raadsbesluit van 6 Mei 1940 (Ingek. Stukken No. 63), over .1937 alsnog 1.866.92 werd uitgekeerd en ingevolge Raadsbesluit van 2 September 1940 (Ingek. Stukken No. 109) tenslotte over 1939 nog 236.29. In totaal werd derhalve ten laste van den dienst 1940 gebracht 15.501.32 1.866.92 236.29 17.604.53 of 3.604.53 meer dan de beschikbaar gestelde som van 14.000.-. Volgn. 507. Vergoeding van de kosten van instandhouding van bijzondere scholen, bedoeld, in artikel 101 der Lager Onderwijswet 1920 (B.G.L.O.) Bij Raadsbesluit van 11 Maart 1940 (Ingek. Stukken No. 34) werd het voorschot over 1940 op de vergoeding in de exploitatiekosten vastgesteld op 99.563.73, terwijl in verband met de afrekening over de na te noemen jaren, ingevolge Raadsbesluit van 6 Mei 1940 (Ingek. Stukken No. 63) over 1937 alsnog 23.108. 47 werd uitgekeerd en, ingevolge Raadsbesluit van 2 September 1940 (Ingek. Stukken No. 109) ten slotte over 1939 nog 2.082.61. In totaal bedroegen dus de uitgaven op volgn. 507 99.563.73 23.108.47 2.082.61 124.754.81, zoodat aanvulling van de beschikbaar gestelde som van 99.100.met 25.654.81 noodig is. Daarentegen werd wegens restitutie van over de jaren 1937 en 1939 te veel uitgekeerde vergoeding 3.775.98 terugontvangen, zoo dat volgn. 120 der ontvangsten, dat op 250.is uitgetrokken, met 3.525.98 kan worden verhoogd. Volgn. 508. Uitkeering aan gemeenten inge volge artikel 104, eerste lid, der Lager Onder- wijsivet 1920 De uitkeeringen ter zake vereischten op den dienst 1940 een uitgaaf van 2.883.45; een bedrag van 1.500.was uitgetrokken. Volgn. 512. Teruggave van schoolgelden (B.G.L.O.) Over 1940 moet een bedrag van 477.66 worden terugbetaald; de post was voor „memorie" uitgetrokken. Volgn. 515. Bijdragen aan besturen van bij zondere scholen in de kosten van het bijzonder vervolgonderwijs, bedoeld in artikel 102 der Lager Onderwijswet 1920 De ter zake aan de schoolbesturen over 1937 uitgekeerde bijdragen bedroegen, inge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1941 | | pagina 8