36
komstig het plan O, bedoeld in het rapport van den Direc
teur van Gemeentewerken van 19 November 1940, No.
2965/D/3h en over te gaan tot aanschaffing van gymnastiek-
toestellen voor dit lokaal tot een bedrag van 1000.
III. verschillende in dit praeadvies sub a tot en met g
genoemde verbeteringen in het schoolgebouw aan den
Maresingel aan te brengen:
IV. door vaststelling van den overgelegden begrootings-
staat op de begrooting voor het dienstjaar 1941 een bedrag
van 17895.beschikbaar te stellen ten behoeve van het
aanbrengen van verbeteringen in liet schoolgebouw aan den
Maresingel.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Nu. 83. Leiden, 6 Juni 1941.
In Uwe Vergadering van 6 November 1939 werd ons
voorstel in zake verlaging van de Molensteegbrug (Ingek.
Stukken 179) aangehouden, ten einde over die verlaging
alsnog de Monumentencommissie en de Verkeerscommissie
te hooren.
De van beide commissies ingewonnen adviezen zijn in de
Leeskamer ter inzage gelegd.
De Verkeerscommissie bericht, dat naar haar oordeel de
intensiteit van het verkeer ter plaatse een verlaging van
de Molensteegbrug niet eischt. De Monumentencommissie
is van meening, dat de Molensteegbrug in haar tegen-
woordigen vorm dient te worden bewaard en dit te stelliger,
nu de Verkeerscommissie voor die verlaging geen reden
ziet. Ook verklaart zij zich tegen een geringere verlaging
van de brug dan in het aanvankelijke plan was voorzien
en waarbij de brug haar ouden ge welf vorm behoudt.
De Commissie van Fabricage blijft, ook na kennisneming
van de adviezen van de beide commissies, in meerderheid
van oordeel, dat verlaging van de brug moet plaats vinden.
Zij acht de groote helling van de brug een ernstig bezwaar
voor groote vrachtautomobielen, terwijl h. i. ook voor hand
karren, fietsen en voetgangers die helling moeilijkheden
oplevert. Verder meent zij, dat, ook in aanmerking nemende,
dat bij den v.m. Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen uit een oogpunt van monumentenzorg geen be
denking tegen de verlaging van de brug bestond, die ver
laging het stadsschoon niet zal schaden.
Intusschen is zij van meening, dat, ter tegemoetkoming aan
de geopperde bedenkingen, met een verlaging van 70 c.m.
overeenkomstig de bij de stukken gevoegde teekening No.
C/73/1250, kan worden volstaan. Volgens het aanvankelijke
plan zou de verlaging 1.05 M. bedragen.
Wij kunnen ons met de zienswijze van de Commissie van
Fabricage vereenigen.
Bij een verlaging met 70 c.m. kunnen de hellingen even
eens belangrijk flauwer worden gelegd en de knik in het
midden van de brug gunstiger voor het verkeer worden
gemaakt, terwijl de oude gewelfvorm van de brug met
rechtstanden boven den waterspiegel dan behouden blijft,
zoodat een zoodanige verlaging uit aesthetisch oogpunt te
verkiezen is boven de aanvankelijk voorgestelde.
De kosten van de verlaging, overeenkomstig de voren-
vermelde teekening, worden, in verband met de inmiddels
ingetreden stijging van den prijs der benoodigde materialen,
begroot op 5600.
Ten slotte merken wij nog op, dat de toestand van de
Molensteegbrug thans dringend voorziening eischt; de brug
moest reeds in December van het vorige jaar voor het rij
ver-keer worden afgesloten wegens haar bouwvalligheid.
Wij geven U mitsdien in overweging om, door vaststelling
van den overgelegden begrootingsstaat, een bedrag van
5600.te onzer beschikking te stellen ten behoeve van
de verlaging van de Molensteegbrug met 70 c.m.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GBOEN ZOON.