40 MAANDAG 5 Rondvraag. (Voorzitter e.a.) De Voorzitter vraagt of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. Mevrouw Braggaar vraagt of de gemeente geen stappen zou kunnen doen om de ingezetenen te helpen bij de moeilijke taak, waarvoor vooral de huisvrouwen tengevolge van de distributie geplaatst worden. Totnogtoe hebben dezen zich van die taak bijzonder goed gekweten, maar nu de distributie van aardappelen een feit is geworden, wordt het zelfs de flinkste vrouw te machtig wanneer zij de leden van haar gezin onvoldoende gevoed van tafel moet wegsturen. Spreek ster weet wel, dat voor ieder een gelijke hoeveelheid beschik baar wordt gesteld, maar toch is het niet voor ieder hetzelfde, want zij die tot de arbeidersklasse behooren, zijn aangewezen op hetgeen door de distributie wordt verstrekt, terwijl andere menschen zich nog op andere wijze kunnen voeden. Toch is er ook nog verschil in de hoeveelheid, die verschillende gezinsleden noodig hebben, want wanneer er verschillende gezinsleden zijn, die zwaren lichamelijken arbeid verrichten, hebben zij meer voeding noodig dan diegenen, die gewoon werk verrichten. Op grond hiervan verzoekt spreekster het gemeentebestuur dringend te overwegen of het geen stappen kan doen om de hoeveelheid, welke beschikbaar wordt gesteld, te vergrootenzooals het nu gaat, wordt de toestand onhoudbaar. Bovendien vraagt spreekster of het menu door de centrale keuken zoo wordt samengesteld, dat de maaltijden aan de behoeften voldoen. Niets zou zoo noodlottig zijn als de ondervoeding, die èn voor de ingezetenen èn voor het ge meentebestuur veel grootere kosten en veel ernstiger gevolgen met zich zou brengen. De Voorzitter verklaart, dat dit geheele vraagstuk reeds de aandacht van het College heeft, maar op dit oogenblik daarvan niet veel naders kan worden gezegd. De heer van Stralen acht het voor ieder begrijpelijk, dat de centrale keuken met de samenstelling van de menu's en de verstrekking van de quanta na de invoering van de distributie van aardappelen niet op dezelfde wijze kon voortgaan als daarvoor. De menu's en de quanta eten, welke worden verstrekt, moeten bij de centrale keuken evenzeer dalen als bij de particulieren. Wel zal men er naar streven de hoeveelheid te doen zijn als in verband met de omstandigheden eenigszins mogelijk is, maar verminderd moet er worden; het quantum aardappelen, dat tot vóór de distributie in de menu's werd verstrekt, moest in elk geval met ten minste de helft worden verminderd, hetgeen inderdaad is geschied. Men heeft door toevoeging van meer groenten het quantum zoo groot mogelijk gemaakt, terwijl men daarmede ook heeft getracht de maaltijden zoo voed zaam mogelijk te doen zijn; het quantum is thans 1 liter per portie, maar het is de vraag, of men op deze wijze zal kunnen voortgaan, hetgeen o. a. zal afhangen van de hoeveel heid beschikbare groente. In verband met de vermindering van het rantsoen aard- MEI 1941. Rondvraag. (van Stralen e.a.) appelen zal de prijs per portie worden verlaagd met 3 cent en van 7 Mei a.s. af voor houders van vetkaarten 10 cent en voor houders van boterkaarten 22 cent bedragen. De heer Groeneveld vraagt, of de Wethouder thans in staat is te antwoorden op de vraag, door spreker in de voorlaatste Raadsvergadering gesteld, waarom den Raadsleden geen verslag van de Leidsche Duinwater Maatschappij wordt toegezonden. De heer Verweij moet zich, alvorens dit antwoord te geven, vergewissen of het College met dit antwoord accoord gaat. Nu heeft spreker voor zich zelf wel een antwoord klaar, maar dit wordt Donderdag a.s. in het College behandeld en dan kan spreker in de volgende Raadsvergadering namens het College dit antwoord geven. De heer Scliiiller vestigt de aandacht op het nog steeds onbebouwde terrein aan de Marnixstraat. Reeds meermalen is in den Raad over deze zandwoestijn geklaagd; in den zomer krijgt men daar telkens een zandstuifplaag, met als gevolg verstopping van de rioleering enz. Kunnen dit jaar nu niet tijdig maatregelen genomen worden om daaraan eens een einde te maken? Voor de omgeving is het stuiven van dit zand zeer hinderlijk. De heer Wilbrink zal aan de opmerking van den heer Schüller de noodige aandacht schenken. De heer Schüller zegt, dat dit verleden jaar ook al gezegd is. De heer Wilbrink zegt, dat de gemeente toen ook wat gedaan heeft. Men meende echter, dat men toen kon gaan bouwen. Onder oogen wordt gezien of er nu voedings gewassen op verbouwd kunnen worden. De heer van Oyen wijst naar aanleiding van de a.s. her denking van den tijd, dat Nederland in oorlog was, op de uiterst moeilijke omstandigheden, waaronder toen het politie personeel met name in Leiden dienst heeft gedaande politie heeft toen, met gevaar voor eigen leven, vele extra werkzaam heden verricht. In verscheidene plaatsen van Nederland heeft men daarvoor het politiepersoneel een extra-belooning gegeven, hetgeen in Leiden niet geschied isspreker verzoekt den Voorzitter eens te overwegen, of er aanleiding bestaat, aan het Leidsche politiepersoneel alsnog een gratificatie toe te kennen. De Voorzitter zegt, dat dit vraagstuk hem niet bekend is, maar dat hij daaraan, in verband met hetgeen de heer van Oyen naar voren gebracht heeft, gaarne zijn aandacht zal wijden. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1941 | | pagina 6