MAANDAG 5 MEI 1941. 39 Verhooging gasprijs. (Verweij e.a.) begrooting met 50.000.a 60.000.zal worden over schreden. De Eeinigings- en Ontsmettingsdienst heeft ge meld 7.000.te kort te komen. De omzetbelasting zal, gerekend naar den huidigen toestand, een mindere bate van rond 26.000.voor de Lichtfabrieken beteekenen. Behalve deze tegenvallers tot een bedrag van 173.000.a 183.000. zijn ook tegenvallers op andere posten der begrooting te verwachten; spreker denkt hierbij aan de marktgelden, nn de markt langzamerhand verschrompelt, en aan de exploi tatie van het Slachthuis, die zich in steeds dalende lijn bevindt. Men vraagt nu bij interruptie, of tegenover deze tegen vallers geen meevallers staan, waarbij men de aandacht vestigt op de straatverlichting en de leges voor de persoons bewijzen. Spreker kent echter geen anderen meevaller dan het bedrag van 145.000.De mindere uitgaven voor de straatverlichting zijn verwerkt in de reeds aangenomen begrooting. De leges voor de persoonsbewijzen zijn 1. van welk bedrag 0.50 naar het Lijk gaan. Uit het bedrag, dat de gemeente ontvangt, zal een belangrijke groep personeel moeten worden betaald, zoodat het resultaat voor de ge meente nadeelig zal zijn. Gemelde feiten en omstandigheden hebben het College doen besluiten niet uit den weg te gaan voor de niet te miskennen ernstige bezwaren, door den heer van Eek en anderen tegen het voorstel aangevoerd. Het College ontkent niet, dat vele gezinnen door de tijdsomstandigheden en de stijgende lasten in een vaak ongunstige positie zijn geraakt en in zooverre het gemeentebestuur in staat is maatiegelen te nemen, die tot geheele of gedeeltelijke verzachting van het lot der minder draagkrachtigen kunnen bijdragen, doet het dan ook wat het kan. Zeer onlangs zijn bijv. de loonen van de plantsoenarbeiders op peil gebracht. Dit zijn kleinig heden, die tenslotte op een gegeven oogenblik toch ten laste van de gemeente zullen moeten komen. Juist hierdoor wijzen de uitgaven voor Maatschappeüjk Hulpbetoon reeds zulk een aanzienlijke overschrijding aan. Om nu ook in de toe komst zoo goed mogelijk aan haar verplichtingen jegens de op steun aangewezen ingezetenen te kunnen blijven voldoen, is het noodig, dat de inkomstenbronnen van de gemeente tenminste op peil blijven. Tot die inkomstenbronnen van de gemeente behoort ook de winstuitkeering van de Gas fabriek. De Directie van de Lichtfabrieken, wier taak het is zorg te dragen, dat de Lichtfabrieken de verplichtingen die zij ten opzichte van de gemeente op zich genomen hebben, nakomen, is van oordeel dat zij die taak met behoud van den bestaanden gasprijs niet kan vervullen. Zij is tot dit oordeel gekomen niet op grond van losse, onbestemde be weringen of verwachtingen, maar op grond van feiten, die verwerkt worden tot een ingenieus uitgedachte formule; deze berekening wijst als uitkomst een verhooging met een halven cent aan, op welke verhooging de toestemming is verkregen van de betrokken autoriteiten. De gemeente gaat dus stellig niet te ver, maar de billijkheid wordt in elk opzicht betracht. Ofschoon dus het College allerminst blind is voor de moeilijkheden, die aanneming van dit voorstel zal ver oorzaken, meenen zij toch dat daardoor het gemeentebelang het best zal worden gediend. De heer van Eek is het met den Voorzitter eens, dat het hier gaat over de vraag, wat het zwaarst moet wegen, het financieel belang van de gemeente dan wel het belang van een deel van de ingezetenen. Spreker is niet blind voor den ernstigen toestand van de gemeente-financiën, doch ander zijds is bij een belangrijk deel van de ingezetenen de nood buitengewoon hoog gestegen. Het gemeentebestuur heeft te zorgen, dat die ingezetenen niet in een noodtoestand komen te verkeeren. Spreker erkent, dat de verhooging niet groot is, maar wanneer men reeds niet weet, hoe te voorzien in de voeding van een gezin, en men is nog verplicht een of meer dubbeltjes per maand meer te betalen voor gas, dan wordt de toestand inderdaad wanhopig. Ten aanzien van de gemeente-financiën kan men nog niet bepaaldelijk van een noodtoestand spreken en daarom moet naar sprekers meening het onmiddellijk belang van de ingezetenen voor gaan. Spreker heeft als stijging van de kosten van levens onderhoud een bedrag van 20 a 30 genoemdvolgens den Voorzitter betrof deze berekening artikelen, die thans voor een deel niet meer te verkrijgen zijn, tengevolge waarvan de stijging van de kosten in werkelijkheid niet zoo erg zou zijn. Toch moet spreker zijn standpunt handhaven: öf die artikelen worden tengevolge van de rantsoeneering door andere ver vangen, óf men gebruikt er minder van, en dan bewijst dit inderdaad reeds welk een buitengewoon ernstige noodtoestand hier om voorziening vraagt. Spreker bestrijdt niet, dat de gasprijzen in andere gemeenten Verhooging gasprijs. (van Eek e.a.) niet lager zijn dan in Leiden en dat Leiden in dit opzicht een vrij gunstige plaats inneemt, maar het maakt de positie van de huisvrouwen, die dit bedrag zullen moeten betalen, niet gemakkelijker; men kan haar niet geruststellen met een verwijzing naar andere gemeenten, waar zij misschien nog meer zouden moeten betalen. Bovendien moet men in aan merking nemen, dat Leiden geen rijke stad is, maar een belangrijk aantal arme ingezetenen telt. Het betoog van den Wethouder, wiens plicht het is op te komen voor de financieele belangen van de gemeente, kan spreker niet bewegen voor dit voorstel te stemmen. De ge meente zal gemakkelijker heenkomen over het gemis van deze inkomsten dan de arme huisvrouwen over het betalen van een of meer dubbeltjes meer per maand. Een gemeente bestuur heeft tot plicht om, indien het daartoe in staat is, den toestand der ingezetenen te verbeteren door de inkomsten op de een of andere manier te vergrooten, maar moet ook, als het eenigszins kan, voorkomen, dat de kosten van het levensonderhoud stijgen. In de rantsoeneering, die voor allen lasten met zich brengt, maar door het lands belang wordt geëischt, moet men zich schikken, maar daarbij dient men dan ook te zorgen, dat een bepaald deel der be volking niet in een nog ernstiger toestand komt te verkeeren. De heer van Oyen sluit zich grootendeels aan bij het betoog van den heer van Eek. Het gaat in dezen eigenlijk om de vraag: wat moet het zwaarst wegen? De Wethouder heeft sprekers bezwaren niet ontzenuwd. De achteruitgang van de gezinnen geeft in dit geval voor spreker den doorslag en daarom zal hij tegen het voorstel stemmen. De Voorzitter heeft zooeven bedoeld te zeggen, dat, als de prijzen van verschillende levensbehoeften met 20 stijgen, dit niet behoeft te beteekenen, dat het geheele budget van een gezin met 20 stijgt. Het is n.l. zeer goed mogelijk, dat men door de rantsoeneering als gevolg van het onvoldoende aanwezig zijn van voedingsmiddelen en kleedingstukken zelfs niet meer dan 100 van het normale budget kan besteden. De toestand in de gezinnen is dan op het financieele punt niet zoo sterk nijpend als door het percentage van 20 wel tot uiting zou komen. Men kan natuurlijk den gasprijs verminderen, maar dan vermindert men hem over de geheele linie en helpt men ook de beter gesitueerden en onttrekt men geld aan de gemeentekas, dat men door een wijs beleid juist speciaal kan gebruiken ten nutte van hen, die het het meest be hoeven; spreker denkt hierbij aan Maatschappelijk Hulp betoon en de Centrale Keuken. Men heeft door den gas prijs te verhoogen en het budget veilig te stellen de meeste kans de menschen te kunnen helpen, die het het meest noodig hebben. De heer Verweij betoogt, dat het in dezen gaat om het tegen elkaar afwegen van de belangen. De aangevoerde bezwaren, waarvan spreker het gewicht wel gevoelt, worden overkoepeld door de sociale verplichtingen van het gemeente bestuur. Nu zijn er natuurlijk zekere grenzen, die men in acht moet nemen en die men niet straffeloos kan over schrijden, maar waar het hier gaat om een verhooging van den gasprijs, die door alle verbruikers betaald zal worden, niet alleen door de Leidsche ingezetenen, maar ook door de bewoners van de buitengemeenten, waar voorts deze ver hooging zich beperkt tot een halven cent, waar verder Leiden, niettegenstaande deze verhooging, toch altijd nog kan wed ijveren in dit opzicht met de andere groote gemeenten in Zuid-Holland, daar moet hier het gemeentebelang preva leeren, juist in het belang van de nakoming van de sociale verplichtingen van de gemeente, die met den dag stijgen en die zij heeft te vervullen om erger te voorkomen. De Voorzitter wijzigt namens Burgemeester en Wethouders hun voorstel in dien zin, dat in plaats van ,,de opneming van het verbruik over de maand Maart 1941", gelezen wordt: ,,de opneming van het verbruik over de maand April 1941". Het aldus gewijzigde voorstel van Burgemeester en Wet houders wordt aangenomen met 17 tegen 12 stemmen. Vóór stemmen: de heeren Veenendaal, van Bemmelen, Wilmer, Parmentier, Huurman, Wilbrink, van Stralen, Verweij, Tepe, Idenburg, van Rosmalen, Eskens, Riedel, Bosch van Rosenthal, Bergers, van der Reijden en Eikerbout. Tegen stemmen: de heeren Oostveen, van Dijk, mevrouw Braggaar, mevrouw de Cler, de heeren Piena, Groeneveld, van Eek, Snel, Tobé, van Oyen, Jongeleen en Schüller.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1941 | | pagina 5